Dit geeft de verschillen weer tussen de geselecteerde revisie en de huidige revisie van de pagina.
Beide kanten vorige revisieVorige revisieVolgende revisie | Vorige revisie | ||
institutie:48 [30-06-2020 om 20.43 uur] – Maria van Krimpen | institutie:48 [11-04-2025 om 08.16 uur] (huidige) – Externe bewerking 127.0.0.1 | ||
---|---|---|---|
Regel 1: | Regel 1: | ||
- | ====== | + | ====== Het avondmaal |
- | ==== 1. Hoe wordt het andere | + | ==== 1. Hoe wordt het tweede |
- | - Het nachtmaal of het Avondmaal | + | - //Het nachtmaal of avondmaal |
- | - Het breken van het brood,((*Handelingen 2:42,46 *Handelingen 20:7 *1 Korintiërs 10:16)) wat een bijzonder treffende | + | - //Het breken van het brood//, maar dan opgevat als een beeldende manier van spreken, namelijk die van de metonymie, en wel een synecdoche. Want op andere plaatsen |
- | - Genoemd naar het effect: | + | - Door een beeldend spreken ten aanzien van de uitwerking, wordt het ook //de gemeenschap |
- | - De tafel van de Heere ((*1 Korintiërs 10: | + | - //De tafel des Heren//((*1 Korintiërs 10: |
- | - Door de kerkvaders | + | - Door de kerkvaders |
- | - Een Eucharistie | + | - Een // |
- | - De liefde, | + | - Een // |
- | - Het wordt ook een opoffering | + | - Het wordt ook een // |
- | - Een offer, slachtoffer en brandoffer, maar dan in een betekenis die al te vrij en wijdlopig | + | - Het kan een //offer//, een //slachtoffer// en //brandoffer// genoemd worden, maar dan krijgt het een betekenis die wat al te vrij is en wat te ver verwijderd is van de kern. Met komt aan deze aanduiding |
- | - Cyprianus noemt het een sacrament dat alles volbrengt, omdat het een einde gemaakt | + | - Cyprianus noemt het in zijn //Tract. de coena Domini// |
- | ==== 2. Wat is het Avondmaal van de Heere? ==== | + | Het woord //missa//, mis, vindt men nergens in de Schrift genoemd als aanduiding voor het Avondmaal des Heren, en het is in de apostolische kerk ook niet bekend geweest. Sommigen zeggen dat het afgeleid |
- | Het is het tweede evangelische sacrament in de christelijke kerk, voor de bejaarden die gedoopt zijn en zich zelf kunnen beproeven van Christus, die terstond daarna zou sterven, ingesteld. In hetwelk door het uiterlijk breken | + | Maar de roomsen hebben de mis – maar dat is een verzinsel – een offer genoemd dat in het bijzonder |
- | Want gelijk wij door de doop herboren worden alzo worden wij door het Avondmaal, nu herboren zijnde, gespijst en gevoed en worden in Christus als gespijst en gevoed tot het eeuwige leven. Nademaal dan de doop maar eens bedient wordt, zo moet nochtans | + | ==== 2. Wat houdt het Avondmaal |
- | ==== 3. Welke is de voornaamste werkende oorzaak | + | Het is het tweede sacrament dat het Evangelie aanwijst en door Christus– Die direct daarna zou sterven – ingesteld is voor volwassen mensen die gedoopt zijn en zichzelf kunnen beproeven. Door het breken van het brood en het uitgieten van de wijn in de beker wordt het kruisigen |
- | De Heere zelf, die alleen | + | Zoals wij door de Heilige Doop herboren worden, zo worden wij door het Avondmaal – nu we herboren zijn – gevoed, en dat is een voeding in Christus tot het eeuwige leven. We weten dat de Doop maar één keer bediend wordt, maar het Avondmaal moet dikwijls gebruikt worden, omdat Christus ons daarin door het genieten van het voedsel gegeven wordt. Het voedsel en de drank die Hij geeft, moeten we in dit leven dikwijls gebruiken, omdat we daardoor gevoed worden. Het model of voorbeeld van deze omschrijving van het sacrament |
+ | |||
+ | ==== 3. Wie is de belangrijkste werkende oorzaak voor wat betreft het Avondmaal des Heren? ==== | ||
+ | |||
+ | Dat is de Heere Zelf; Hij alleen is de testament-maker | ||
==== 4. Wanneer is het ingesteld? ==== | ==== 4. Wanneer is het ingesteld? ==== | ||
- | Het Avondmaal | + | Het Avondmaal |
- | - Om de voorvallende gelegenheid van de voorgaande schaduw of voorbeeld, dat is van het eten van het paaslam | + | - Voorafgaand aan het schaduwbeeld, namelijk |
- | - Om het aanstaande lijden en de dood, de gedachtenis van welke weldaad die Hij daarin | + | - Christus heeft in dit sacrament |
- | - Opdat hij bewees | + | - Hiermee heeft Christus bewezen |
- | - Opdat Hij ook te kennen | + | - Hiermee heeft Hij ook te kennen |
- | - Opdat Hij ons zijn Avondmaal | + | - Christus heeft hier Zijn Avondmaal |
- | ==== 5. Aangezien | + | ==== 5. Christus |
- | Ja, want de omstandigheden | + | Ja, zeker wel, want ten aanzien van de omstandigheden |
- | - Omdat men dan het beste bij elkaar | + | Het Avondmaal kan heel gemakkelijk ’s ochtends worden gehouden, omdat men dan gemakkelijk met anderen |
- | - Omdat men dan het rustigste | + | |
- | Vanouds nochtans | + | In vroeger tijden |
- | ==== 6. Aangezien | + | ==== 6. Toen Christus het Avondmaal zou gaan houden, heeft Hij Zich zozeer |
- | Geenszins: want Christus heeft daarom | + | Nee, zeker niet. Christus heeft namelijk |
- | ==== 7. Wie zijn de medewerkers of bedienden | + | ==== 7. Wie zijn – na Christus – de “meewerkende” oorzaak |
- | De dienaren des woords | + | Dat zijn alleen |
- | ==== 8. Voor wie is het avondmaal | + | ==== 8. Voor wie is het Avondmaal |
- | Niet voor allen zonder onderscheid: want in *Matteüs 7:6. verbied Hij het heilige voor de honden | + | Het is niet ingesteld |
- | ==== 9. Uit hoeveel | + | Daarom werd in vroeger tijden aan de ongelovigen en ook aan de catechisanten die nog niet gedoopt waren én aan hen die zich van het Avondmaal moesten onthouden en boete deden, de opdracht gegeven om na de preek weg te gaan. Dat gebeurde door een diaken die heel duidelijk riep: “Laten nu de catechisanten en degenen die onder de ban zijn, weggaan.” Hieruit is de term // |
+ | |||
+ | ==== 9. Uit hoeveel | ||
Uit drie: | Uit drie: | ||
- | - Uit de daad van Christus | + | - De daad van Christus |
- | - Uit de woorden van Christus, waardoor | + | - De woorden van Christus |
- | - Uit de wettelijke | + | - De wettige |
==== 10. Wat heeft Christus gedaan toen Hij het Avondmaal instelde? ==== | ==== 10. Wat heeft Christus gedaan toen Hij het Avondmaal instelde? ==== | ||
- | - Hij is met Zijn discipelen aan de tafel gaan zitten | + | - Hij is met Zijn discipelen aan de tafel gaan zitten; Hij heeft dus niet bij het altaar |
- | - Hij heeft de materie genomen en ingesteld, te weten de uiterlijke | + | - Hij heeft het materiële aspect gekozen en ingesteld, namelijk de uitwendige tekenen – en dat zijn er twee, niet meer en niet minder: het brood en de drinkbeker of de wijn in de beker. Hij heeft daarbij ook heilige en ceremoniële daden uitgevoerd, want ten aanzien van beide tekens heeft Hij de Vader gedankt, het brood genomen en gebroken, en dit aan Zijn discipelen gegeven. Zo handelde Hij ook ten aanzien van de drinkbeker of de wijn die Hij uitdeelde. |
+ | |||
+ | ==== 11. Maar is het Heilig Avondmaal niet een “dubbel” sacrament, omdat het méér dan één teken heeft? ==== | ||
+ | |||
+ | Nee, want elk teken afzonderlijk is geen sacrament, maar wel beide tekens bij elkaar. Ook bij ons is het toch één maaltijd en geen “dubbele”, | ||
+ | |||
+ | Zo is dan ook dit sacrament, hoewel het ten aanzien | ||
+ | |||
+ | ==== 12. Waarom heeft Christus gewild dat wij het teken in tweeërlei vorm zouden gebruiken? ==== | ||
+ | |||
+ | - Christus heeft ons door de verschillende tekenen Zijn bloedige dood, het aan de dood overgeven van Zijn lichaam en het uitstorten van Zijn bloed voor onze zonden, als het ware voor ogen willen stellen en willen inprenten in ons verstand. Zelfs Belarminus geeft toe in zijn vierde boek over het sacrament van het Avondmaal, in hoofdstuk 22, dat het brood alleen Christus niet ten volle kan uitbeelden als iemand die gestorven is, maar daar hoort ook [de wijn als het] bloed bij dat vergoten is. Als men echter alleen de wijn ziet, toont dat Christus ook niet voldoende als geofferd voor de zonde; het bloed alleen zorgt er immers niet voor dat er sprake is van een offer. | ||
+ | - Augustinus zegt in zijn 26e verhandeling over het evangelie van Johannes dat de volledige voeding van het lichaam in dit leven bestaat uit voedsel van vaste stof en uit drank, die dus vloeibaar is. Zo mag men ook weten dat Christus ons in het Avondmaal | ||
+ | |||
+ | Degenen die tegen het nadrukkelijk bevel van Christus in de drinkbeker scheiden van het brood in het Avondmaal, laten dus de volkomenheid van dit sacrament los; en daarom geven zij ons slechts een halve genoegdoening in Christus voor onze zonden. | ||
+ | |||
+ | ==== 13. Zondigen zij dan die de drinkbeker scheiden van het brood in het Avondmaal? ==== | ||
+ | |||
+ | Ja, heel ernstig. | ||
+ | |||
+ | - Zij wijken af van de instelling door Christus en verkondigen het evangelie op een andere manier dan Christus en Zijn discipelen gedaan hebben.((*Galaten 1:9 *1 Korintiërs 11:25)) | ||
+ | - Het is niet geoorloofd aan het testament van Christus iets toe af te doen; Galaten 3:15. | ||
+ | - De gelovigen ontvangen méér vrucht uit beide tekenen dan uit één. De twee tekenen geven de zaak waar het om gaat, beter weer, en ze raken het hart ook meer. Anders zou Christus het tweede teken immers ook ten onrechte gebruikt hebben; en dat is ondenkbaar. | ||
+ | - Hieronymus zegt: “Het is bij ons nu niet zoals het onder de wet was, toen de priesters een deel van het offer ontvingen en het andere deel was voor de offeraars, maar ons wordt nu zowel het lichaam als de drinkbeker aangeboden.”((Achtste preek over 1 Korintiërs 11.)) | ||
+ | - Het is geen enkel concilie toegestaan om iets tegen Gods Woord in te besluiten. | ||
+ | - We zijn wel niet altijd verplicht te doen wat ons bevolen wordt – zoals bijvoorbeeld wanneer we niet in de gelegenheid zijn om de Doop of het Avondmaal des Heren te ontvangen – maar als we het doen, is het ons niet toegestaan ook maar in het minste van Gods instelling af te wijken. | ||
+ | - We zijn nu vrij van de vele ceremoniën en hebben er nu slechts enkele overgehouden, | ||
+ | - Het paaslam, het manna en de offerdieren zijn geen schaduwen en afbeeldingen van het Avondmaal, maar van Christus; bovendien wordt in 1 Korintiërs 10:3-4 gezegd dat de Israëlieten dezelfde geestelijke spijs hebben gegeten en dezelfde geestelijke drank gedronken. | ||
+ | - Het is bijgeloof geweest om het brood van het Avondmaal te bewaren, dat overigens beter bewaard kon worden dan de wijn. | ||
+ | - Onze tegenstanders geven zelfs toe dat het brood in vroeger tijd aan hen die ter tafel gingen, in de hand gegeven werd en dat de drinkbeker door de diaken aan de mond gezet werd van hen die in de gemeente daaruit wilden drinken. En op de sacramentsdag – zoals ze die noemen – zingen ze het volgende: //dedit fragilibus corporis ferculum; dedit tristibus salutis poculum, dicens , accipite quod trado vasculum; omnes ex eo bibite// – dat wil zeggen: Hij gaf de zwakken Zijn lichaam, Hij gaf de bedroefden de heilzame beker, zeggend: Neem wat Ik u geef in Mijn Naam, en drinkt daaruit altezamen. | ||
+ | - Het godzalige geweten behoort niet beroofd te worden van de liefelijke en heilzame belofte die de Zoon van God verbonden heeft aan de gemeenschap van de drinkbeker. | ||
+ | - De reden waarom Christus het gebruik van de drinkbeker heeft ingesteld, is niet weggenomen. | ||
+ | - Paulus schrijft aan heel de gemeente van Korinte, ja aan al degenen die de Naam van Jezus Christus in welke plaats ook aanroepen (1 Korintiërs 1:2); en niet alleen aan de dienaars van die gemeente. Hij geeft daarbij de opdracht dat men het Avondmaal onder beide gestalten nemen en geven zal, want hij zegt: Neem, eet en drinkt. De woorden “eet” en “drinkt” zijn niet minder in de gebiedende wijs gezegd dan het woord “beproeft” of “de mens beproeve zich” – en dat geldt zolang tot de Heere wederkomt.((*1 Korintiërs 11:28)) | ||
+ | - De mensen dwalen als ze menen dat de gemeente van de leken vroeger de gemeenschap inhield van hen die [het Avondmaal hielden] onder één gestalte, en de geestelijken – zoals ze die noemen – onder beide gestalten. Toen werd het sacrament namelijk onder beide gestalten gevierd. Er werd echter over de gemeenschap der leken gesproken, omdat de geestelijken die uit het ambt van hun bediening gezet waren vanwege bepaalde grove zonden die ze hadden begaan, niet samen met de dienaren van de gemeente ter tafel gingen, maar met het gewone volk. | ||
+ | - Het sacrament van het Avondmaal is nog maar kort geleden verminkt en verdraaid. | ||
+ | - Als er wordt gesproken over het breken van het brood wordt daaronder in beeldspraak het gehele Avondmaal bedoeld – een deel wordt dus genomen voor het geheel. Anders zouden de apostelen die de bevoegdheid hadden het brood te breken, maar één teken gebruikt hebben. | ||
+ | |||
+ | ==== 14. Zijn de ongemakken die Gerson meedeelt, belangrijke en ook gerechtvaardigde redenen waarom aan de leken terecht de beker in het Avondmaal onthouden wordt? ==== | ||
+ | |||
+ | Er valt dan volgens hem aan verschillende dingen te denken: 1. de wijn kan gemakkelijk gemorst worden; 2. ze wordt ook niet zonder gevaar gedragen; 3. in de winter wordt de wijn gemakkelijk zijn geur en smaak, en hij wordt zuur; 4. ’s Zomers gaat wijn snel stinken en komen er veel wormen in; 5. daardoor gaan degenen die eruit drinken van walgen; 6. in sommige landen is wijn moeilijk te krijgen; 7. leken moeten bij het gebruik de beker aanraken; 8. sommige leken dragen baarden; 9 ook lijden sommigen van hen aan jicht of ze zijn verlamd; 10. de priesters zijn waardiger dan leken. | ||
+ | |||
+ | Het antwoord op deze bezwaren is: Nee. Daarvoor zijn de volgende redenen: | ||
+ | |||
+ | - Christus en Zijn apostelen en ook de eerste christenen hebben deze en dergelijke dingen ook wel begrepen, maar ze hebben ze niet zo op waarde geschat dat ze daarom het Heilig Avondmaal van één van zijn tekenen zou beroven. | ||
+ | - Het is ook mogelijk dat het brood op de grond valt of schimmelig wordt als men het lang bewaart, maar toch wordt het daarom niet uitgesloten. Men moet er uiteraard wel op letten dat men de verborgenheid van het sacrament niet op een oneerbiedige of lichtzinnige gebruikt. Als het echter voorkomt dat er per ongeluk een kruimel boord of een druppel wijn op de grond valt, dan mag dat element niet meer als een [onderdeel van het ] sacrament beschouwd worden. | ||
+ | - Het bewaren van de tekenen van het sacrament om gebruikt te worden voor hen die in de komende tijd ziek zijn, en ook het dragen ervan van de ene naar de andere plaats, is voortgekomen uit menselijk bijgeloof. | ||
+ | - Het is bijgeloof om de leken – van wie Paulus in 1 Korintiërs 6:11 zegt dat ze geheiligd en gerechtvaardigd zijn door de Naam van de Here Jezus en door de Geest van onze God – niet toe te staan dat ze de drinkbeker met de hand of met de mond aanraken. | ||
+ | - Een besluit dat genomen wordt op grond van privéomstandigheden of bepaalde bijzonderheden is niet goed. Er zijn inderdaad mensen die walgen van de wijn en in sommige landen is er heel moeilijk aan wijn te komen; er zijn ook landen waar hij vanwege de kou slecht bewaard kan worden. Maar zal men daarom een gebod uitvaardigen dat het sacrament onder één gestalte gehouden moet worden dat voor heel de christenheid geldt? Vanwege de genoemde redenen zou men met meer recht kunnen besluiten dat zij die geen wijn kunnen zich van het Avondmaal | ||
+ | - Men behoorde en behoort nog steeds niet de drinkbeker aan de vrouwen te onthouden, omdat er mannen met baarden ten Avondmaal gaan, want die mannen waren er ook in de eerste christengemeenten. | ||
+ | - Christenen behoren niet zo buitengewoon omzichtig te zijn; en als er sommigen van hen die aangaan, zich zo ongemanierd en onbetamelijk gedragen, of met ziekte en lichamelijke kwalen bevangen zijn dat men bang is besmet te worden – dan mogen die mensen alléén of als laatste aangaan. | ||
+ | - Ook lijders aan jicht en mensen die heel erg beven en hun hoofd schudden moeten van dezelfde voorzichtigheidsmaatregelen gebruikmaken, | ||
+ | - Men mag Gods gebod niet weigeren om de inzettingen van mensen te kunnen behouden.((*Matteüs 15:6)) | ||
+ | - De waardigheid van de dienaar bestaat niet hierin dat hij het Avondmaal onder beide gestalten kan gebruiken en het volk slechts onder één, maar in de eigenschappen die de apostel noemt in 1 Timoteüs 3:2 en 5:17, waar hij zegt dat de ouderlingen dubbel eerbewijs toekomt als zij zich belasten met prediking en onderricht. En Chrysostomos heeft gezegd((In de zeventiende preek over 2 Korintiërs.)): | ||
+ | - Welke dekmantel men ook probeert te gebruiken, Christus heeft het Avondmaal onder twee tekenen ingesteld en ook aan de discipelen bevolen het onder beide tekenen te ontvangen. “Neemt, eet, drinkt, en doe dat.” De instelling van het Heilig Avondmaal zoals Paulus | ||
+ | |||
+ | ==== 15. Waarom heeft Christus brood genomen, en geen broden? ==== | ||
+ | |||
+ | Om daarmee de verborgenheid aan te geven van één en hetzelfde lichaam; daarom krijgen allen die aangaan deel aan één brood. | ||
+ | |||
+ | ==== 16. Wat voor brood heeft Christus gebruikt, gezuurd of ongezuurd? | ||
+ | |||
+ | Echt en gewoon brood, maar wel ongezuurd; allereerst vanwege het feit dat het de eerste dag was van de ongezuurde broden – de dag waarop Christus het Avondmaal heeft ingesteld, nadat Hij met Zijn discipelen het paaslam gegeten had.((*Matteüs 26:17)) En ook omdat men zulk brood op de dagen dat het Pascha gevierd werd, moest eten; het was dan immers niet geoorloofd om dan gezuurd brood te eten.((*Exodus 12:15)) Als de apostel over het Heilig Avondmaal spreekt, | ||
+ | |||
+ | ==== 17. Waarom heeft Christus het brood ingesteld als een sacrament van Zijn lichaam? ==== | ||
+ | |||
+ | Vanwege de overeenkomst die er is in de eigenschappen van het teken én in dat wat het betekent. | ||
+ | |||
+ | - Zoals het tarwegraan in fysieke zin brood wordt, zo wordt het lichaam van Christus geestelijk brood. | ||
+ | - Zoals het brood door de hitte van het vuur in de oven gebakken wordt, zo is het lichaam van Christus als het ware gebakken door de hitte van het kruis en tot brood des levens toebereid. | ||
+ | - Zoals het lichamelijke leven door brood onderhouden en gevoed wordt, zo wordt de ziel gevoed tot het geestelijke en eeuwige leven door Jezus Christus, het Brood des levens. | ||
+ | - Zoals het hart van de mens door brood gesterkt wordt((*Psalm 104:15)), zo versterkt ook de kracht en de verdienste van Christus’ lichaam de ziel tot eeuwig leven. | ||
+ | - Zoals brood de lichamelijke honger verdrijft, zo verzadigt ook de verdienste van Christus’ lichaam de honger van de ziel. | ||
+ | - Zoals brood nuttig is voor degene die honger heeft maar niet voor hen die al verzadigd zijn, zo is ook de kracht en de verdienste van het lichaam van Christus ten bate van hen die hongeren naar de gerechtigheid. Maar voor hen die trots zijn op hun eigen gerechtigheid en daarmee verzadigd zijn, baat het in het geheel niet. | ||
+ | - Zoals brood dat aan velen tegelijk wordt uitgedeeld, een teken is van eendracht, zo is ook het lichaam van Christus, dat voor velen geofferd is, een pand van Christus’ goedwillendheid en van de onderlinge liefde onder ons. | ||
+ | - Zoals brood uit veel tarwekorrels gebakken wordt, zo vormen wij allen die delen in dat ene brood, het verborgen en geestelijke lichaam van Christus. “Omdat het één brood is, zijn wij, hoe velen ook, één lichaam; wij hebben immers allen deel aan het ene brood”(1 Korintiërs 10:17). | ||
+ | |||
+ | ==== 18. Waarom heeft Christus liever brood genomen dan vlees of een bepaald ander voedsel, om Zijn Avondmaal in te stellen? ==== | ||
+ | |||
+ | Christus heeft niet gekeken naar de kleur of de uitwendige vorm waarmee het vlees het beste het beeld van vlees weergeeft, maar Hij heeft gelet op de voedingskracht die méér voor brood geldt dan voor vlees, van welk schepsel dat ook is. | ||
+ | |||
+ | ==== 19. Wat voor soort wijn heeft Christus gebruikt en wat heeft Hij ons wat dit betreft door Zijn voorbeeld geleerd? ==== | ||
+ | |||
+ | Geen wijn die gemengd is met water, die de Grieken in de Oudheid //krama// noemden en die ze gebruikten als iets heel gewoons.((Theodor. Dialog. 1.)) Dit is niet nodig voor het sacrament van het Heilig Avondmaal, omdat het water voor de Israëlieten die dorst hadden, uit de rots vloeide die op Christus wees.((*1 Korintiërs 10:4)) Er was ook water en bloed uit de zijde van de Here Jezus gevloeid((*Johannes 19:34)). In de eerste christelijke gemeenten ging het er soms wat te los aan toe als ze het Avondmaal gebruikten((*Ambrosius. De sacramentis. Lib. 5, cap. 1.)), zodat ze bij de liefdesmaaltijden dronken werden.((*1 Korintiërs 11:21)) Men heeft toen de wijn met water gemengd, zodat de wijn die van zichzelf krachtig is, minder nadelige gevolgen zou hebben. Men deed dit ook wel om daarmee de vereniging van de gemeente met Christus aan te geven; het water was dan een aanduiding van de gemeente, zoals Cyprianus het uitlegt. En ten slotte gebeurde dit om de vereniging van de twee naturen van Christus uit te beelden, zoals Nycephorus zegt.((Lib. 18, cap. 53.)) | ||
+ | |||
+ | Deze bewijsvoeringen zijn echter niet voldoende om die beweringen vaste grond te geven. Het komen van water en bloed uit de zijde van Christus betekende, zoals Augustinus zegt, de twee sacramenten – de Doop en het Avondmaal. In de tweede plaats drinkt men tijdens het Avondmaal niet zo veel en ook niet zulke sterke wijn dat men daar dronken van kan worden. De vereniging die wij met Christus hebben, wordt bovendien ook op andere manieren duidelijk gemaakt. | ||
+ | |||
+ | Vanuit deze overwegingen kan men beter zeggen dat Christus ongemengde wijn heeft gebruikt, omdat de Schrift in het geheel niet spreekt over water dat met de wijn is gemengd en evenmin over rode of witte wijn. Er wordt alleen over de vrucht van de wijnstok gesproken; zie Matteüs 26:29: “Doch Ik zeg u, Ik zal van nu aan voorzeker niet meer van deze vrucht van de wijnstok drinken, tot op die dag, dat Ik haar met u nieuw zal drinken in het Koninkrijk mijns Vaders” Deze woorden voegen Matteüs en Marcus bij de woorden over de geestelijke drinkbeker, maar bij Lucas lijken ze op een andere plaats gezet te zijn, | ||
+ | |||
+ | ==== 20. Waarom heeft Christus de wijn ingesteld als een sacrament van Zijn bloed? ==== | ||
+ | |||
+ | Vanwege de gelijkheid in eigenschappen en werking van de wijn en het bloed van Christus. Hierbij zijn de volgende overwegingen van belang. | ||
+ | |||
+ | - De wijn komt voort uit de wijnstok en is een heerlijke drank; het bloed van de ware wijnstok Christus dat uit Zijn zijde vloeide, is een heilzame drank voor de ziel. | ||
+ | - De wijn lest de dorst van het lichaam, en zo lest de verdienste door het bloed van Christus ook de dorst van de ziel. | ||
+ | - De wijn verheugt het hart van de mens((*Psalm 104:15)), en zo verblijden de beloften van Christus de ziel. | ||
+ | - De wijn verwarmt het lichaam, geeft ons meer zin en stelt ons meer in staat om ons werk te doen; en als het bloed van Christus door het geloof wordt aangenomen, zet het de ziel aan om het goede te doen; het wekt ons op en maakt ons door de kracht van de Heilige Geest des te vaardiger om alle goede werken te doen. | ||
+ | - De wijn verdrijft de kou, en zo verdrijft het bloed van Christus een verkoeling in de liefde. | ||
+ | - De wijn maakt ons minder bang en des te meer vrijmoedig, en zo maakt het bloed van Christus dat door het geloof wordt aangenomen, ons vrijmoedig en stelt ons gerust tegenover God; ook maakt het ons standvastig in onze belijdenis, zodat er helemaal niets is waarvoor we bevreesd hoeven te zijn. | ||
+ | - De wijn zorgt ervoor dat we gemakkelijker onze mond opendoen en maakt ons welsprekend; | ||
+ | - De wijn neemt de fletse kleur van ons gezicht weg en doet het gezicht van een mens glanzen van olie((*Psalm 104:15)); en zo verandert het bloed van Christus de bleke kleur van de ziel vanwege de vrees voor de dood, in een liefelijke rode kleur. Dit houdt in dat het geweten gerustgesteld wordt en maakt ons aangenaam voor God, omdat we met een mooi en blozend gezicht (dus gerechtvaardigd) en welvarend voor Hem mogen verschijnen. | ||
+ | |||
+ | ==== 21. Maar als men in verschillende landen niet zulk brood en zulke wijn heeft als wij, met welke tekenen moet men dan het Avondmaal houden? ==== | ||
+ | |||
+ | Met die vormen van voedsel en drank die de mensen in die landen als eten en drinken gebruiken. Dat komt namelijk geheel overeen met de bedoeling van Christus. Daarom werd het de geestelijken in Noorwegen toegestaan – zoals Volaterranus schrijft – om als de situatie dat noodzakelijk maakte, het Avondmaal zonder wijn te gebruiken maar met honingdrank of honing met wijn vermengd. De wijn die men in dit land importeert, bederft namelijk al heel snel vanwege de kou. | ||
+ | |||
+ | ==== 22. Waarom zijn er eigenlijk twee tekenen nodig, het brood én de wijn? De gehele mensheid van Christus leeft toch met al zijn delen - en dus met lichaam én bloed - verheerlijkt in de hemel? En vanwege de natuurlijke verbondenheid van Christus' | ||
+ | |||
+ | - Omdat dezelfde redenering ten aanzien van de verbondenheid van Christus' | ||
+ | - Omdat Christus Jezus, die de eeuwige Wijsheid van de Vader is en niets overbodigs aan de Kerk heeft toevertrouwd, | ||
+ | - Omdat, hoewel de delen van de betekende werkelijkheid (het lichaam en bloed van Christus) onlosmakelijk verbonden zijn, men deze in de uiterlijke ceremonie niet van elkaar mag scheiden of verdelen. | ||
+ | - Omdat Christus niet besloten ligt in de sacramentele tekenen. Hij is aanwezig in het avondmaal, niet voor wat het brood betreft, maar wat de mens betreft. | ||
+ | - Omdat het lichaam en bloed van Christus ons in deze sacramentele handeling niet worden voorgesteld zoals Christus nu in de hemel leeft met zijn volledige, ongescheiden mensheid, maar zoals Hij zich aan het kruis voor ons in de dood heeft overgegeven, | ||
+ | |||
+ | Daarom zegt Beda terecht: "Het brood verwijst mystiek naar het lichaam van Christus, en de wijn naar Zijn bloed." | ||
+ | |||
+ | ==== 23. Maar als iemand vandaag aan de dag in een plaats woont waar aan de [zogenaamde] leken de drinkbeker geweigerd wordt, moet zo iemand zich dan geheel aan het Avondmaal onttrekken? ==== | ||
+ | |||
+ | Het is verreweg het beste als hij zich daarvan onthoudt als hij al eerder vanuit het Evangelie weet dat dit met het Woord van God in strijd is. Het is immers een ernstige zonde om tegen zijn geweten in de instelling van Christus te overtreden. Ambrosius zegt dan ook heel terecht: “Hij die het sacrament op een andere manier bedient dan door de Heere is ingesteld, is Hem niet waardig. Wie anders handelt dan de Insteller heeft bevolen, mag niet de naam krijgen dat hij met toewijding werkzaam is geweest.” | ||
+ | |||
+ | ==== 24. Wat heeft Christus gedaan, nadat Hij het brood genomen | ||
+ | |||
+ | Hij heeft een tweede soort van tekenen ingesteld, namelijk de zichtbare handelingen om het Avondmaal te bedienen, oftewel de ceremonie bij het uitreiken van het Avondmaal des Heren. Hierdoor heeft Hij een voorbeeld gegeven dat alleen bedoeld is voor de dienaren van het Evangelie. | ||
+ | |||
+ | ==== 25. Wat zijn die ceremoniën? | ||
+ | |||
+ | Christus heeft de Vader gedankt, aan Wie Hij de genade van onze verlossing als de voornaamste Oorzaak daarvan toeschrijft. Door dit voorbeeld leert Hij ons dit ook te doen, zowel bij het gebruiken van het Heilig Avondmaal als in het nuttigen van ons dagelijks voedsel | ||
+ | |||
+ | Het woord “zegenen” wordt gebruikt ten aanzien van: | ||
+ | |||
+ | - God, Die in het algemeen schepselen zegent zoals in Genesis 1:28, of in het bijzonder Zijn gemeente zoals in Numeri 6:24; het wordt dan gebruikt in de zin van //goed doen//, omdat God door een woord van Hem alles tot stand brengt en geestelijke en lichamelijke gaven geeft; | ||
+ | |||
+ | - mensen, die God zegenen ofwel prijzen (geprezen of geloofd zij de Here, Lukas 1:68) of die Hem danken en grootmaken; of ook andere mensen door hun alle goeds toe te wensen (Matteüs 5:44) en hen te prijzen((*Lucas 1:42)). | ||
+ | |||
+ | Toch betekent dit woord vaak hetzelfde als // | ||
+ | |||
+ | Hieruit komt het woord // | ||
+ | |||
+ | Daarom dwalen zij heel ernstig die de consecratie alleen betrekking laten hebben op de woorden “Dit is mijn lichaam” en “Dit is mijn bloed”. Dat geldt ook voor hen die de consecratie verbinden met de verborgen kracht van die woorden, die zij “werkzame woorden” noemen, waardoor het wezen van het brood zou veranderen, oftewel het lichaam en bloed van Christus in het brood worden opgenomen. De Here Jezus sprak immers het brood niet aan, maar de discipelen toen Hij over het brood zei: “Neem en eet, dit is mijn lichaam”, en zo verder. | ||
+ | |||
+ | Gregorius zegt dat de apostelen het gebed des Heren alleen hebben uitgesproken bij de consecratie of heiliging.((Boek 7, brief 63.)) Justinus zegt dat het Avondmaal door het gebed plaatsvindt((Apolog. 2, boek 1.)), Cyprianus dat het door de aanroeping van de allerhoogste God plaatsvindt((Brief 1, boek 4, hoofdstuk 57.)), en Ireneüs door de dankzegging. Dit laatste is hetzelfde als wat de apostel zegt in 1 Korintiërs 10:16: “De beker der dankzegging, | ||
+ | |||
+ | De Schrift zegt nergens dat de regel van de mis – waarvan de roomsen zeggen dat zonder die regel er geen consecratie of gemeenschap van het Avondmaal des Heren kan plaatsvinden – door Christus of door de apostelen zou zijn ingesteld. Nee, het is een roomse en verzonnen instelling, die als de jas van een bedelaar door heel veel auteurs en veel verschillende tijden in elkaar geflanst en bij elkaar geschraapt is – een instelling die vol godslastering is, gericht tegen Christus. | ||
+ | |||
+ | ==== 26. Wat heeft Christus na de zegening gedaan? ==== | ||
+ | |||
+ | Het brood dat Hij genomen had, heeft Hij gebroken; en dat niet alleen om het des te beter te kunnen uitdelen, maar ook om ons Zijn dood als het ware voor ogen te houden en uit te schilderen. | ||
+ | |||
+ | ==== 27. Is het breken van het brood een minder belangrijke plechtige handeling? ==== | ||
+ | |||
+ | Nee; het breken van het brood is een wezenlijke en sacramentele handeling, die het doel van het Heilig Avondmaal heel in het bijzonder dient en dus ook de vormgeving ervan bepaalt; en dit geldt ook voor het schenken van de wijn in de beker. Het zijn beide handelingen waardoor de gelovigen Christus met de ogen van het geloof aanschouwen. Dat gebeurt niet alleen als Hij Zich geheel en al voor ons overgeeft, maar ook als Hij aan het kruis met onuitsprekelijke pijn naar ziel en lichaam gemarteld, verscheurd, vermorzeld, verbroken en vaneengescheurd wordt, totdat Zijn ziel en lichaam met geweld als twee delen van elkaar gescheiden worden en naar Zijn menselijke natuur als het ware in twee delen gekloofd zijn. | ||
+ | |||
+ | Het is niet zo dat het lichaam van Christus zelf inderdaad gebroken werd, want er mocht geen been aan Hem gebroken worden, zoals het paaslam dit ook uitbeeldde((*Johannes 19:36 *Exodus 12:46)). Het werd toen echter wel vreselijk gemarteld, de zijde van het lichaam werd doorstoken, door de handen en voeten werden spijkers geslagen en ten slotte werd het gescheiden van de ziel. Daarom zeggen we dat het lichaam gebroken is, en dat is de reden waarom de apostel dat wat met het brood gebeurde – en wat nog steeds hoort te gebeuren – aan het lichaam van de Here zelf toeschrijft. Dat doet de apostel door het ten aanzien van het sacrament uit te beelden en de daarvoor gebruikte woorden onderling te verwisselen. De apostel zegt daar immers van het brood dat Jezus ‘het brak en zeide: Dit is mijn lichaam voor u, doet dit tot mijn gedachtenis’ (1 Korintiërs 11:24). Door de manier van breken wordt het Avondmaal ook wel “het breken van het brood” genoemd.((*Handelingen 2:42)) | ||
+ | |||
+ | Dat het breken van het brood in de tijd van Paulus in de gemeenten een gewoonte was, blijkt duidelijk uit zijn eigen woorden, als hij in 1 Korintiërs 10:16 zegt: “Het brood, dat wij breken…” De kerk heeft deze gewoonte lange tijd gehandhaafd. De manier van uitdelen van een hostie oftewel een ouwel – een dun en rond koekje – heeft de roomse kerk ingesteld. | ||
+ | |||
+ | ==== 28. Wat heeft de Here gedaan met het gebroken brood en de geschonken wijn? ==== | ||
+ | |||
+ | Hij heeft het brood aan Zijn discipelen gegeven of het hun in de hand gedrukt en uitgedeeld. Daarmee heeft Hij geleerd dat de gelovigen in de uitdeling van brood en wijn door het geloof Christus Zelf moeten aanmerken. Dan is het alsof ze daarin Hemzelf zien Die met Zijn eigen hand Zichzelf met het eeuwige leven aan hen uitdeelt om gegeten te worden. Dit doet Hij ook werkelijk door de kracht van Zijn Heilige Geest. | ||
+ | |||
+ | ==== 29. Welke woorden heeft Christus daaraan toegevoegd? ==== | ||
+ | |||
+ | Dat zijn drie soorten uitspraken geweest. Sommige zijn gesproken als een //gebod//, waarmee Hij heeft bevolen wat Hij wilde dat Zijn kinderen in het houden van het Avondmaal zouden doen. Daarmee heeft Hij ook de vorm en het wezen aangegeven waarmee en waarin in het Avondmaal moet gehouden worden. Andere woorden zijn meer van // | ||
+ | |||
+ | ==== 30. Wat beveelt Christus Zijn gelovigen tijdens het Avondmaal te doen? ==== | ||
+ | |||
+ | In de eerste plaats leert Hij in de bediening van het Avondmaal wat de dienaars of uitdelers van het brood en de wijn verplicht zijn te doen. Daarna geeft Hij aan wat de gehele gemeente in het aannemen en gebruiken daarvan behoort te doen. Hij spreekt in deze heilige handelingen immers zijn apostelen aan als de herders en uitdelers van Zijn sacramenten maar ook als heel de gemeente der gelovigen. | ||
+ | |||
+ | Allereerst geeft Christus Zijn apostelen of de dienaars als zij hun taak waarnemen, de opdracht om het brood en de wijn te nemen, God de Vader daarvoor te danken, en het brood te breken en uit te delen. Als Hij in Lukas 22:19 en in 1 Korintiërs 11:24-25 zegt: “Doet dat tot Mijn gedachtenis”, | ||
+ | |||
+ | Men moet ook niet teveel letten op de betekenis van het Latijnse //facere//, doen, als Christus zegt: “Doet dat…”, //tonto pojeite//, dat door de Latijnse kerkvaders soms is vervoegd met een //ablativio casu// en dan // | ||
+ | |||
+ | Vervolgens slaan de woorden “doet dat” op wat de communicanten – dus degenen die ter tafel gaan – in het gebruiken van het Heilig Avondmaal behoren te doen. Dat blijkt uit het feit dat Paulus ze niet alleen op de dienaars toepast, maar op heel de gemeente van Korinte. Daarom geeft hij aan dat de genodigden die ter tafel gaan en communiceren, | ||
+ | |||
+ | ==== 31. Heeft Christus in het laatste avondmaal Zichzelf dan niet onder de gedaante van brood en wijn aan God de Vader opgeofferd, en heeft Hij niet bevolen dit tot aan het einde van deze wereld toe moet gebeuren? ==== | ||
+ | |||
+ | Hij heeft inderdaad met woord en daad het offer dat Hij de dag daarna aan het kruis zou brengen, uitgeschilderd, | ||
+ | |||
+ | - Hij heeft door een offer dat éénmaal heeft plaatsgevonden “voor altijd hen volmaakt, die geheiligd worden” (Hebreeën 10: | ||
+ | - De vrucht van dit enige offer wordt ons toegeëigend – zowel uitwendig door het Woord en door het wettig gebruik van de sacramenten, | ||
+ | - De afbeelding van een ding of de toe-eigening daarvan is niet dat ding zelf. Dingen zijn van elkaar verschillend in getal, in de manier waarop het gezien wordt, in de manier van doen en in wat er nog meer over kan worden gezegd. Het Avondmaal des Heren en het offer van Christus aan het kruis kunnen werkelijk niet hetzelfde ‘ding’ zijn. Het beeld van het ding en het ding zelf zijn niet hetzelfde dan alleen voor hen die krankzinnig zijn. De toe-eigening van de verzoening of voldoening brengt dus met zich mee dat de voldoening eerst moet hebben plaatsgevonden. | ||
+ | - Christus heeft tijdens het Avondmaal ook geen offer gebracht, en Hij heeft Zijn dienaren ook niet de opdracht gegeven om te offeren waardoor de zonden weggewassen en vergeven zouden worden. | ||
+ | - Er is ook niets wat de kracht heeft om de zonden te verzoenen dan alleen het enige offer aan het kruis. | ||
+ | - “Zonder bloedstorting geschiedt er geen vergeving”, | ||
+ | - Men leest ook nergens in de Schrift dat Christus aan God geofferd moest worden, zodat Zijn offer ons zou worden toegerekend. We lezen wel dat men Hem door het geloof moet aannemen; zie Romeinen 3:25: “Hem heeft God voorgesteld als zoenmiddel door het geloof, in zijn bloed.” | ||
+ | - Hij wordt in de verkondiging van het Evangelie((*Galaten 3:1)) als de Gekruisigde wel enigszins gezien als geofferd, maar dan op een figuurlijke en geestelijke wijze; en ook niet voor God, maar voor ons, opdat wij Hem omhelzen, Die we van ganser harte door het geloof hebben aangenomen. | ||
+ | - De apostel heeft nadat de enige Hogepriester verschenen is, in het Nieuwe Testament verder niet gesproken over deze of gene “onder-priesters” die in de plaats van Christus of in plaats van de vroegere priesters zouden komen.((*Hebreeën 7:24)) | ||
+ | - Het enige en volkomen offer van Christus heeft alle uitwendige offers tenietgedaan. | ||
+ | - In uitwendige en werkelijke zin vindt er geen verzoenend offer plaats behalve wanneer er bloed vloeit. Het uitgieten van het bloed [of de wijn] vindt in het Avondmaal op sacramentele wijze plaats, dus niet metterdaad. | ||
+ | - In Maleachi 1:11 lezen we: “Want van waar de zon opkomt tot waar zij ondergaat, is mijn naam groot onder de volken, allerwege wordt mijn naam reukwerk gebracht en een rein spijsoffer, want groot is mijn naam onder de volken, zegt de Here der heerscharen.” Dit slaat niet op een uitwendig offer, maar is een beeldende, allegorische aanduiding die de profeet gebruikt naar aanleiding van de ceremoniën van de wet.((*Jesaja 2:2 *Jesaja 56:7 *Jesaja 61:6 *Jesaja 66:20)) Het wijst echter op de geestelijke offers, dus op het geestelijk dienen van God, zoals die een aanvang nam nadat Christus Zijn gemeente oprichtte en ook de heidenen de verkondiging van het Evangelie hebben aangenomen. Daarover wordt in Hebreeën 13:15 gesproken: “Laten wij dan door Hem Gode voortdurend een lofoffer brengen, namelijk de vrucht onzer lippen, die zijn naam belijden.” | ||
+ | - Daniël zegt in hoofdstuk 12:11 dat in de tijd dat Antiochus land en volk tiranniseert, | ||
+ | - Melchizedek is wel een voor-beeldend type van Christus geweest, maar hij is dat niet geweest vanwege de uitwendige offers; daar wordt in Genesis 14:18-20 immers niet over gesproken, en evenmin in de uitvoerige vergelijking van Christus met Melchizedek in Hebreeën 7. De overeenkomst is er: | ||
+ | - omdat Melchizedek tegelijk zowel koning als priester was; | ||
+ | - omdat hij als priester Abraham zegende, dat wil zeggen: Gods genade en gunstbewijzen toewenste: “Gezegend zij Abram door God, de Allerhoogste”; | ||
+ | - omdat hij als het ware zonder geslachtsrekening, | ||
+ | - omdat men daaruit kan afleiden dat hij hoger was dan Abraham en zijn nakomelingen – Abrham heeft hem immers tienden gegeven. | ||
+ | Stel nu echter – waarmee we niet kunnen instemmen – dat Melchizedek toen hij Abraham die met zijn personeel na de overwinning was teruggekeerd, | ||
+ | |||
+ | Ten slotte is het zo dat de oude kerkvaders af en toe het Avondmaal een offer noemen. Dat gebeurt om verschillende redenen. | ||
+ | |||
+ | - De tekenen worden gezegend. | ||
+ | - In dit sacrament houdt men het enige offer in gedachten, dat voor ons aan het kruis is gebracht; en het wordt hier in het sacrament voor ons uitgebeeld. | ||
+ | - Dit sacrament is een dankoffer of offer van dankzegging vanwege de plechtige belijdenis van het geloof, de gebeden en vooral ook vanwege de bijzondere dankzegging. | ||
+ | - In het sacrament offeren en wijden wij onszelf geheel aan God.((*Romeinen 12:1)) | ||
+ | - Het was in vroeger tijd de gewoonte dat de gelovigen ter gelegenheid van het Heilig Avondmaal hun aalmoezen gaven en op milde wijze hun deel gaven tot onderhoud van arme medebroeders, | ||
+ | |||
+ | ==== 32. In de christelijke gemeente heeft men bij het gebruik van de sacramenten drie vormen van offer onderhouden. De eerste is geheel geestelijk van aard, waarin ieder zich met een verslagen en gelovig hart voor God stelt. De tweede is zichtbaar als ieder wat meebrengt, zodat hij niet met lege handen voor God verschijnt (Exodus 23:15). De derde is die van het eigen lichaam en bloed van de Here. Zijn deze laatste twee nu terecht door onze gemeenten ongedaan gemaakt? ==== | ||
+ | |||
+ | Ja, maar als men het op de goede manier opvat, zijn ze geen van beide ongedaan gemaakt, maar veel meer op het juiste voetstuk gesteld. Het is wel zo dat de aalmoezen nu niet meer zó worden gegeven als men vroeger deed, toen ze die besteedden om gezamenlijk de maaltijd te houden. Die maaltijden noemden ze //agapas//, liefdemaaltijden, | ||
+ | |||
+ | Het blijft dus bij ons geheel het brengen van een offer zonder bloed. Men ziet de zegening van de tekenen zelf – dat wil zeggen: de geschiedenis en de verklaring van de instelling door de Here, met daarbij gevoegd de gebeden waardoor – zoals Cyprianus zegt – het lijden van de Zoon aan God de Vader als het ware geofferd wordt. Terwijl zo aan heel de gemeente de dood van Christus verkondigd wordt, wordt deze dood als het ware aan God geofferd en toegeëigend. Dit gebeurt ook door de plechtige belijdenis van het christelijk geloof. En ten slotte is er als men de dankzegging als een offer opvat, de milde uitdeling van de aalmoezen. | ||
+ | |||
+ | ==== 33. Wat verstaan we onder “nemen”? | ||
+ | |||
+ | - De schrijvers van het Evangelie gebruiken het woord //labein// of // | ||
+ | - Het lijkt ook niet geloofwaardig te zijn dat Christus bij dit eerste Avondmaal het brood in de mond van ieder van de discipelen gelegd heeft. Dat kan ook niet worden afgeleid uit de geschiedenis van de instelling van ’s Heren Avondmaal en evenmin uit de manier waarop Christus met Zijn discipelen aan de tafel zat. In Johannes 13:23 wordt gezegd dat Johannes tijdens het laatste avondmaal aan de boezem van Jezus lag, naar de manier die men in die tijd gewoon was bij het aanzitten of aanliggen aan tafel. Ze lagen voor de maaltijd uitgestrekt op de grond of op bedden die daarvoor in de eetkamer bekleed waren; daarvan is sprake in Lukas 22:14. Ze lagen dan als het ware in het rond, waarbij de een de ander ondersteunde met de hoofden binnenwaarts gericht en de voeten buitenwaarts. | ||
+ | - Van nog meer betekenis is dat de manier van voedsel en drank direct met de mond tot je nemen en niet met de hand, niet passend is voor volwassen mensen, die weten wat goed en kwaad is((*Hebreeën 5:14)). Zoveel het mogelijk is behoren zij zich daaraan toch te houden, en zij krijgen ook de opdracht zich te beproeven vóór ze aan de tafel des Heren gaan. Dat direct eten en drinken met de mond past wel bij schreeuwende kinderen die nog in de wieg liggen en geen onderscheid kunnen maken tussen wat rechts of links is((*Jona 4:11)). | ||
+ | - Bovendien blijkt hier dat het woord //nemen// opgevat moet worden als: met de hand nemen. Het is immers ongerijmd dat in de woorden van Christus één ding tweemaal wordt genoemd; uit de woorden “eet en drinkt” is uiteraard duidelijk dat dit met de mond moet gebeuren. | ||
+ | - Het gebruik in de vroege kerk laat dit alles ook duidelijk. Daarvan hebben we een voorbeeld in de woorden van Ambrosius die hij tegen keizer Theodorus de Grote zegt: “Hoe zult u uw handen uitstrekken, | ||
+ | |||
+ | Het is dan ook een al te groot bijgeloof om te verbieden dat zij die ten Avondmaal zullen gaan, het brood en de beker van dit Avondmaal niet mogen aanraken. De mond van binnen is immers niet heiliger dan de lippen en de handen zijn. Daarom begrijp ik niet hoe men kan ontkennen dat men de leer van het pausdom volgt en hiermee dus het bijgeloof voedt, terwijl men degenen die aan de Tafel gaan, toch een klein maar héél, ongebroken broodje geeft en dat niet in de hand maar in de mond legt. | ||
+ | |||
+ | ==== 34. Wat maakt men ermee duidelijk als men het brood en de wijn in de hand neemt? ==== | ||
+ | |||
+ | Op deze manier, dus als we de tekenen | ||
+ | |||
+ | ==== 35. Wat betekent het lichamelijk eten en drinken van dit brood en deze wijn, en het feit dat deze elementen in ons lichaam worden opgenomen? ==== | ||
+ | |||
+ | Dat Jezus Christus, Die wij door het geloof vanwege Gods kracht aannemen, zó van ons wordt – zoals het verbond van het Oude en Nieuwe Testament getuigen. Langs de weg van een onbegrijpelijke verborgenheid komt Hij als het ware in ons om het geestelijke leven in ons te verzegelen, en anderzijds komen wij weer in Hem. Dit onderscheid is er echter wel, dat de dingen die wij eten en drinken in het natuurlijke voedingsproces door de kracht van de natuurlijke warmte onderdeel van ons lichaam worden | ||
+ | |||
+ | ==== 36. Worden de tekenen én de betekende zaken ons op een en dezelfde manier gegeven en door ons met de mond genomen? ==== | ||
+ | |||
+ | Nee, om de volgende redenen: | ||
+ | |||
+ | - Er zijn twee personen die het Avondmaal bedienen: de leraar die de uitwendige handelingen verricht; en Christus Die door Zijn Heilige Geest werkt, wat inwendig gebeurt. | ||
+ | - Heel het Avondmaal des Heren bestaat uit twee zaken: het ene is aards, lichamelijk, | ||
+ | - De mens bestaat uit twee delen: lichaam en ziel; en daardoor zijn er ook twee verschillende manieren van geven. Bij de ene wordt het fysieke door de dienaar gegeven, en bij de andere wordt het geestelijke door Christus aan de ziel gegeven. Zo zijn er ook verschillende manieren van eten: de ene is uitwendig, lichamelijk, | ||
+ | |||
+ | Over deze twee manieren van eten spreekt Augustinus((Traktaat 36 over Johannes.)), | ||
+ | |||
+ | Zoals de aardse dingen op het menselijk lichaam wijzen en op de werktuigen daarvan, zo wijzen ook de hemelse gaven op de ziel en haar voortreffelijkste werktuig, namelijk het geloof. De aardse tekenen worden door het lichaam en wat daarbij hoort met de uitwendige zintuigen en op lichamelijke wijze genuttigd en genoten. En zo worden ook de geestelijke weldaden door de ziel en haar werktuig, het geloof, op een geestelijke wijze met een [verlicht] verstand ontvangen en aangenomen.((*Johannes 6:33)) Hieruit mag men concluderen dat het woord //eten// bij het nuttigen en genieten van de tekenen letterlijk wordt opgevat, maar ten aanzien van de gemeenschap met het lichaam van Christus figuurlijk. | ||
+ | |||
+ | ==== 37. Het vlees van Christus is toch lichamelijk; | ||
+ | |||
+ | Christus’ vlees is wel lichamelijk, | ||
+ | |||
+ | Het is dus geestelijk, en dan niet ten aanzien van het wezen ervan, maar vanwege de manier waarop men het ontvangt en de geestelijke voedingskracht. De geest of de ziel van de mens neemt het immers alleen door het geloof aan; en daardoor wordt de ziel metterdaad en werkelijk – ook geestelijke daden gebeuren namelijk echt – door de kracht van de Heilige Geest gevoed en onderhouden tot bevordering van het geestelijke en eeuwige leven. De weldaad van het geestelijke leven is ook tot nut van het lichaam zelf, omdat het daardoor herboren en geheiligd wordt, en ten slotte ook de gelukzalige verrijzenis zal ontvangen. Toch mag dat voedsel niet lichamelijk genoemd worden, maar geestelijk, omdat het ons alleen geestelijke voeding schenkt. Hoewel het dus een eten is van het lichaam van Christus – ten aanzien waarvan het lichamelijk genoemd mag worden – is het ten aanzien van de manier waarop, geen eten op een lichamelijke manier. Omdat het vlees van Christus dus alleen geestelijke voedsel is en Zijn bloed een geestelijke drank, volgt hieruit dat het vlees en het bloed van Christus alleen op een geestelijke wijze gegeten en gedronken wordt; dat wil zeggen: met de mond van de ziel, dus door het geloof dat de Heilige Geest Zelf in onze harten werkt (Johannes 6:51, e.v.). | ||
+ | |||
+ | ==== 38. De woorden “Neemt en eet” spreken over een lichamelijke daad en een eten met de mond. Christus spreekt daarna over wat men nemen en eten zal: “Dat is Mijn lichaam.” Neemt men dan het werkelijke lichaam van Christus door een lichamelijke daad en een eten met de mond? ==== | ||
+ | |||
+ | Dit klopt niet. Zoals gezegd, bestaat het Heilig Avondmaal uit twee dingen, het aardse en het hemelse; het teken en het betekende; en zo zijn er ook twee manieren van eten. Ons wordt ook opgedragen om op twee manieren te eten: eten van het teken, en eten van het betekende; het ene is lichamelijk en zintuiglijk, | ||
+ | |||
+ | ==== 39. Wat is dat dan – Christus’ lichaam eten en Zijn bloed drinken? ==== | ||
+ | |||
+ | Het is niet alleen de belofte van God geloven, Die betuigt, zoals Christus het Zelf uitlegt in Johannes 6:35: “Ik ben het brood des levens; wie tot Mij komt, zal nimmermeer hongeren en wie in Mij gelooft, zal nimmermeer dorsten.” Hier geeft de Here te kennen dat geloven //drinken// is en door het geloof tot Christus komen //eten//. Het vlees van Christus is voor ons gekruisigd, en Zijn bloed is voor ons vergoten tot vergeving van de zonden. In geestelijke zin betekent het ook gespijzigd worden met het ware lichaam van Christus, het voedsel voor onze ziel, en daardoor geestelijk leven en kracht ontvangen. Christus zegt daarvan: “(die) zal nimmermeer hongeren” en “nimmermeer dorsten”. Het is dus ook Christus door het geloof omhelzen en aannemen – en dan toont Hij Zich niet aan van verre, maar Hij verenigt Zich met ons, [waarmee Hij aangeeft dat] Hij ons Hoofd is en wij Zijn ledematen. | ||
+ | |||
+ | Daarom zegt Augustinus in zijn tweede preek over de woorden van de apostel: “Dat eten is: verzadigd worden; en dat drinken – wat is dat anders dan te leven?” En ergens anders((In Tract. 26 en 27. In Johannes.)) zegt hij: “Dat is: die spijs te eten en die drank te drinken, in Christus te blijven, en Christus in ons als woonplaats te hebben, zoals Christus Zelf uitlegt in Johannes 6:56: ‘Wie mijn vlees eet en mijn bloed drinkt, die blijft in Mij, en Ik in hem.’ Wie dus niet in Christus blijft en Christus niet in hem blijft – die eet ongetwijfeld Zijn vlees niet en drinkt Zijn bloed niet op geestelijke wijze, hoewel hij het sacrament van het lichaam en bloed van Christus op een lichamelijke en zichtbare manier met zijn tanden tot zich neemt.” | ||
+ | |||
+ | Het eten en drinken van het vlees en het bloed van Christus is dus: geloven; maar het is ook een vrucht van het geloof, namelijk onze inwendige vereniging met Christus. De vrucht daarvan is blijdschap in God en dus ook het eeuwige leven.((*Johannes 6:51-57 *1 Korintiërs 5:8)) | ||
+ | |||
+ | ==== 40. Christus wordt ons dagelijks in het Woord aangeboden om door ons in het geloof gegeten te worden, en Hij wordt ook [werkelijk] door de gelovigen gegeten (Johannes 6:35); maar waarom hebben wij dan het Avondmaal nodig? ==== | ||
+ | |||
+ | Dat is nodig, opdat wij Hem met een des te intenser gevoel zullen eten en Hem des te nauwer en krachtiger | ||
+ | |||
+ | ==== 41. Maak nu eens een fijn onderscheid tussen de manieren waarop men het lichaam van Christus eet. ==== | ||
+ | |||
+ | We spreken allereerst over het woord “sacrament”, | ||
+ | |||
+ | Vervolgens is er ook het eten door de ziel, het geestelijke eten van de betekende zaak, dat alleen door het geloof plaatsvindt – en dat vanuit het horen, lezen en overdenken van Gods Woord. Dit gebeurt altijd alleen door de gelovigen, zoals ook ten tijde van het Oude Testament door de oudvaders. In Johannes 6:53-54 lezen we: “Voorwaar, | ||
+ | |||
+ | Ten slotte is er ook het geestelijke en tegelijk sacramentele eten in het wettig gebruik van het Heilig Avondmaal des Heren door hen die daarin zowel het teken van het lichaam van Christus met hun lichamelijke mond eten als het lichaam van Christus met de mond van hun ziel – dat wil dus zeggen: met het ware geloof daaraan werkelijk deel krijgen door de kracht van de Heilige Geest. Dan eet men, zoals Augustinus ooit gezegd heeft, niet alleen het brood //des// Heren, maar ook het Brood //de// Here. | ||
+ | |||
+ | Het geestelijk eten van de ene Christus gebeurt slechts op één manier, namelijk door het geloof, hetzij Hij ter aanneming aan ons verstand wordt voorgesteld in het Woord, hetzij in de daarbijgevoegde sacramentale tekenen. Daarom kan men niet tegenspreken dat de teksten in Johannes 6 slaan op het geestelijke eten in het Avondmaal. Hoewel Christus hier niet heeft gesproken over tekenen, heeft Hij echter wel gesproken over de betekende zaak van het sacrament. Hierdoor hebben de kerkvaders in hun preken – die ze voornamelijk voor het volk hebben uitgesproken – deze teksten betrokken op het sacrament van het Heilig Avondmaal. Over het lichamelijke eten waardoor het lichaam van Christus in de mond genomen en in de maag verteerd wordt, gaat het hier helemaal niet, omdat dit niet in overeenstemming is met het geestelijke eten en met de hemelvaart van Christus.((*Johannes 6:62)) Dit lichamelijke, | ||
+ | |||
+ | Belarminus heeft het gewaagd om te bewijzen dat de woorden van Christus in Johannes 6 werkelijk slaan op het lichamelijk eten van het vlees van Christus in het Avondmaal; en hij noemt het dan een sacramenteel eten. Hij zegt namelijk dat Christus dit Zelf met een eed bevestigt, omdat Hij de woorden “Voorwaar, | ||
+ | |||
+ | Maar Augustinus leert het tegenovergestelde, | ||
+ | |||
+ | ==== 42. Wat zijn de sacramentele woorden of de belofte-woorden die de Heere aan de tekenen heeft toegevoegd? ==== | ||
+ | |||
+ | Dat zijn die woorden die de kern, het wezen van de zaak of de betekende zaak aangeven. Er zijn woorden die van het brood en andere die van de drinkbeker spreken. De woorden over het brood bevatten twee delen, waarvan de eerste is: Dit is Mijn lichaam; en het tweede: …dat voor u gegeven of gebroken wordt. | ||
+ | |||
+ | ==== 43. Wat is het onderwerp van het eerste deel van deze woorden, en wat is de bepaling die iets zegt over het onderwerp? ==== | ||
+ | |||
+ | Het onderwerp is het aanwijzende woordje “dit”, en dan niet bijvoeglijk maar zelfstandig gebruikt. Het woord ziet niet op een ongrijpbaar en abstract object of op een ondeelbaar begrip van een bepaald iets dat samen met wat daarvan gezegd wordt, een en hetzelfde is; of zoals Scotus zegt, hetzelfde zegt te zijn in die zin dat de dingen die door het onderwerp en de bepaling te kennen worden gegeven, onderling niet verschillen. Dan lijkt het erop dat wat in het brood vervat is, “mijn lichaam” is. Het woordje “dit” of “dat” slaat ook niet op datgene wat het brood geweest is. Dan lijkt men te zeggen dat wat Mozes in zijn hand hield, een stok of staf was geweest, en nu een slang is; of dat wat water was geweest bij de bruiloft in Kana, eigenlijk wijn is. | ||
+ | |||
+ | Dat aanwijzende woordje “dit” of “dat” slaat op het brood dat Christus nam, brak en aan de discipelen gaf; en niet op Zijn lichaam – zoals Paulus ook uitlegt in 1 Korintiërs 10:16: “Het brood, dat wij breken, [is] een gemeenschap met het lichaam van Christus.” | ||
+ | |||
+ | Het is dan ook niet waar wat Belarminus als zekerheid aanneemt in //Lib. 1. cap. 9 De Eucharisti//, | ||
+ | |||
+ | De bepaling, dus datgene wat van het onderwerp gezegd wordt, is: mijn lichaam – en dat slaat op het echte, gewone brood. De band waarmee die die twee delen worden verbonden, is het zelfstandig gebruikte werkwoord “is”. | ||
+ | |||
+ | ==== 44. Moet men het woord “is” wezenlijk, in zijn natuurlijke betekenis opvatten? ==== | ||
+ | |||
+ | Beslist niet! Hier bedriegt Belarminus zichzelf opnieuw, want hij is van mening dat dit woordje beslist niet in een andere betekenis kan worden opgevat dan die er in al in ligt. Hij denkt dat op geen enkele manier, niet in de gewone en ook niet in scholastiek-filosofische zin, het ene afzonderlijke ding tegelijk als het andere werkelijke, zelfstandige en wezenlijke ding aangeduid kan worden; maar alleen in oneigenlijke zin. Twee dingen die zelfstandig van elkaar onderscheiden worden, mogen hoe nauw ze ook met elkaar verbonden en verenigd zijn, niet als één aangeduid worden, zodat het ene werkelijk ook het andere is. De ziel mag dus werkelijk niet het lichaam genoemd worden of het lichaam de ziel, al zijn ze allebei in één mens verenigd en verbonden. Ten aanzien van die bijzondere vereniging van de menselijke natuur met de godheid in de Persoon van de Zoon, die zo bijzonder is dat wij daarvan geen ander voorbeeld hebben, wordt tegenover Nestorius [die de twee naturen van Christus van elkaar scheidde] God mens genoemd en de mens God, vanwege de eenheid van de Persoon, en wordt tegelijk tegenover Eutyches [die de twee naturen van Christus met elkaar vermengde] aangegeven dat het een iets anders is dan het ander. | ||
+ | |||
+ | ==== 45. In welke zin " | ||
+ | |||
+ | Niet in de gewone, werkelijke zin, maar het is een “zijn” in een verborgen, sacramentele en de betekenis aanwijzende zin. Augustinus zegt((Epist. 102.)): “Het betekende wordt genoemd met de naam van het ding dat het betekent.” Dit vanwege de analogie of overeenkomst en de onderlinge verhouding die ze zowel ten aanzien van elkaar hebben als ten aanzien van degene die ze ontvangt. | ||
+ | |||
+ | Christus wil namelijk met deze uitspraak niet zeggen wat het brood en de wijn op zichzelf zijn en wat de bestanddelen daarin zijn, maar wat ze zijn in hun betekenis en overeenkomst. Als het over de betekenis gaat, wijzen ze [respectievelijk] op het lichaam en bloed van Christus. Er wordt dus van het brood iets op sacramentele wijze gezegd. Dat houdt in dat door deze soort van betekenis de betekende zaak ons niet minder | ||
+ | |||
+ | ==== 46. Wat voor uitspraak is het dan? ==== | ||
+ | |||
+ | Niet een eigenlijke en gebruikelijke uitspraak, want de uitspraak gaat niet over hetzelfde (waarbij hetzelfde van zichzelf wordt gezegd, zoals: Dit is brood, over brood, of: dit is een lichaam, over een lichaam), aangezien brood en het lichaam van Christus van verschillende aard zijn. Evenmin wordt het bijzondere gezegd van het enkelvoudige, | ||
+ | |||
+ | Daarom is deze uitspraak figuurlijk, en dan niet slechts metaforisch of allegorisch (zoals wanneer het vlees en bloed van Christus het voedsel en de drank van de gelovigen worden genoemd), maar metonymisch. Want het is volkomen terecht dat men dit een metonymie noemt, niet van de omvattende voor het omvattende, maar van die aard waarbij de naam van het betekende aan het teken wordt gegeven. Zoals in de uitspraak: Het brood is het lichaam van Christus, waarbij de naam van het betekende – het lichaam van Christus – aan het teken, namelijk het brood, wordt toegekend. Daarom is het een metonymische uitdrukking, | ||
+ | |||
+ | Want het lichaam van Christus kan niet op regelmatige en eigenlijke wijze brood worden genoemd, aangezien het lichaam van Christus noch het geslacht, noch de soort, noch het onderscheidende kenmerk, noch het eigene, noch het bijkomstige van brood is. Hierdoor komt het dat de uitspraak over het lichaam van Christus met betrekking tot het avondmaalsbrood figuurlijk is, aangezien elke uitspraak óf eigenlijk óf figuurlijk is – een derde soort uitspraak bestaat er niet. | ||
+ | |||
+ | Het is dan ook dwaas om te beweren dat sacramentele uitspraken ongebruikelijk zijn, terwijl ze zo vaak in de Schrift voorkomen. | ||
+ | |||
+ | En werkelijk, deze figuurlijke uitspraak bevindt zich niet in elk afzonderlijk woord op zichzelf beschouwd, maar in de gehele toekenning. Want brood is op zichzelf brood in eigenlijke zin, en het lichaam is niet allegorisch, | ||
+ | |||
+ | Daarnaast moet worden opgemerkt dat dit niet alleen een figuurlijke, | ||
+ | |||
+ | ==== 47. Hoort men in de woorden van het Avondmaal het karakteristieke daarvan niet te behouden? ==== | ||
+ | |||
+ | Het begrip van woorden wordt soms wat wijder en soms wat enger genomen; en zo moet men ook in de terminologie van het Avondmaal de eigen woorden handhaven, namelijk op een sacramentele wijze. Die sacramentele woorden zijn echter heel anders dan de letterlijke manier van spreken. Ze moeten dan ook op een bekwame manier worden uitgelegd zoals het karakter van de sacramenten dat vereist. In de sacramentele woorden moet men namelijk niet zozeer letten op de letterlijke betekenis of afgaan op de klank van de woorden, maar op de bedoeling en het begrip. En dat moet weer overeenstemmen met het karakter van het sacrament dat Christus heeft ingesteld, met wat ermee gepaard gaat en met de juiste overeenkomst van het geloof. | ||
+ | |||
+ | ==== 48. Is het geen ge-eigende manier van spreken als het voorwerp én wat erover gezegd wordt, zó aan elkaar verbonden worden dat datgene wat over dat voorwerp gezegd wordt, daarin opgenomen is, of in plaats daarvan is? Zo is het toch ook in Deuteronomium 12:23 waar staat: “Het bloed is de ziel”, terwijl de ziel in het bloed is? ==== | ||
+ | |||
+ | Zeer beslist niet! Van een bepaald ding kan immers nooit gezegd worden dat het tegelijk hetzelfde is als een ander ding, ook al is het ermee verbonden en er een nauw verband tussen beide ook is. Hier kan alleen op een oneigenlijke, | ||
+ | |||
+ | Het is wel waar dat het brood het lichaam genoemd wordt, of dat iets wat in het brood is verborgen, het lichaam van de Here aanduidt, of dat in het brood het lichaam van de Here gezien wordt – men zal toch nooit beweren dat de woorden “dit is Mijn lichaam” op een letterlijke manier moeten worden opgevat. | ||
+ | |||
+ | ==== 49. Maar behoort men niet altijd de Schriftplaatsen waarin al de hoofdzaken oftewel de artikelen van het geloof en de geboden van God zijn opgenomen, heel letterlijk te nemen naar wat er staat? ==== | ||
+ | |||
+ | Nee, toch niet! Als die oneigenlijke manier van spreken in overeenstemming is met de aard van de zaak waarover het gaat, is ze niet minder trefzeker dan de meest eigenlijke manier. Zo is het ook als God met oneigenlijke, | ||
+ | |||
+ | ==== 50. Maar is het niet ongerijmd om te zeggen dat Christus bij de instelling van het Zijn Avondmaal op een oneigenlijke manier – dus als het ware met raadselachtige, | ||
+ | |||
+ | Toch niet! De zaak zelf maakt immers duidelijk dat die beeldende manier van spreken de discipelen helemaal niet raadselachtig of duister in de oren klonk en door hen niet op verschillende manieren werd opgevat. Als ze immers niet begrepen hadden dat het brood door de Here Zijn lichaam werd genoemd omdat het daarvan een teken was, zo zouden ze ongetwijfeld ontsteld zijn geweest over zoiets ongehoords als door de letterlijke betekenis wordt aangegeven. Dat dit waar is, blijkt des te meer omdat ze op ongeveer dezelfde tijd dingen die veel eenvoudiger waren, níet konden begrijpen.((*Johannes 14: | ||
+ | |||
+ | ==== 51. Wat is het tweede wat Christus over het brood zegt? ==== | ||
+ | |||
+ | “…dat voor u gegeven wordt” (Lucas 22:19). Paulus zegt dit in 1 Korintiërs 11:24: “…voor u”. Bij Matteüs en Marcus zijn deze woorden weggelaten. Het onderwerp waarop de woorden betrekking hebben, is niet het brood maar het lichaam. Dit wordt duidelijk gemaakt door het woordje “dat” en door wat over het onderwerp gezegd wordt, namelijk dat het “voor u gegeven wordt” of overgegeven wordt – namelijk in de dood – of gebroken wordt, zoals Jesaja dat uitlegt in Jesaja 53:10, dat ziek gemaakt en verbrijzeld of gekruisigd en gedood wordt. | ||
+ | |||
+ | ==== 52. Wat wordt met deze woorden te kennen gegeven? ==== | ||
+ | |||
+ | - Hieronder wordt niet het verborgen lichaam van Christus begrepen, want dat verborgen lichaam van Christus, namelijk Zijn gemeente, is niet voor ons gegeven of overgegeven of gebroken; maar wel Zijn werkelijke lichaam. | ||
+ | - Daardoor wordt te kennen gegeven dat Christus niet Zijn verheerlijkt en geestelijk lichaam gegeven heeft; het vlees van Christus is dus niet eenvoudigweg voedsel in zover het verheerlijkt is, maar het is voor ons tot levendmakend voedsel omdat het eertijds voor ons gekruisigd is.((*Johannes 6:51)) | ||
+ | - Hieruit wordt afgeleid dat het brood het lichaam van Christus genoemd wordt – en dat niet door op een letterlijke maar op een figuurlijke wijze te spreken. Het is immers in het algemeen gesproken wel wáár ten aanzien van de eigenlijke betekenis, dat wat over het onderwerp gezegd wordt, ook gezegd mag worden van het onderwerp zelf. Maar wat híer gezegd wordt over het lichaam van Christus, kan níet in letterlijke zin van het brood gezegd worden. Van het brood wordt in letterlijke zin gezegd dat het ons //gegeven// is, en niet voor ons // | ||
+ | - Hierin kunnen we ook de grote liefde vaststellen, | ||
+ | - Ten slotte wordt hier ook de vrucht van Christus’ dood aangegeven, omdat van Hem gezegd wordt dat Hij in de dood niet alleen voor de apostelen maar voor velen is overgegeven. | ||
+ | |||
+ | ==== 53. Wat zijn de woorden die de Here over de drinkbeker | ||
+ | |||
+ | Ook die vallen in twee delen uiteen; de eerste staat bij Matteüs en Marcus, met deze woorden: “Dit is het bloed van mijn verbond”; | ||
+ | |||
+ | Het onderwerp waarop het woordje “dit” betrekking heeft – //touto// (Gr.) of het onzijdig gebruikte //hoc// (Lat.), en dus niet het mannelijke //hic// (Lat.), zoals het in de oude vertaling gebruikt wordt – moet wel slaan op de wijn en niet op het bloed, want anders zou het een zinloze herhaling zijn van iets wat al eerder verteld is. Dat blijkt ook duidelijk uit Lucas 22:20, waar het woordje “deze” gevolgd wordt door “beker” (dus de wijn). Er wordt dus als het ware gezegd: Dit wat ik nu in de hand heb… en aan u geef. Wat over het onderwerp gezegd wordt, is het bloed of “het nieuwe verbond in mijn bloed”. Het verband tussen beide is het zelfstandig gebruikte “is”, dat bij Lucas verzwegen wordt. | ||
+ | |||
+ | In deze woorden mag het woord “beker” niet in letterlijke zin gelezen worden als de wijn die in de beker is, en in deze letterlijke betekenis kan dus ook niet gezegd worden dat deze beker het nieuwe verbond is. In het eerste geval wordt bedoeld wat er in beeldende zin in die beker is, en in het tweede geval wordt de betekende zaak genomen voor het teken zelf. In eigenlijke of letterlijke zin is de drinkbeker of de wijn het nieuwe verbond zelf niet, maar een pand en zegel van dat verbond of, nog beter, van het bloed van Christus, waardoor het verbond geldige kracht krijgt. Dit alles naar analogie van de besnijdenis, | ||
+ | |||
+ | Hieruit blijkt voldoende dat de woorden die gebruikt worden voor het Heilig Avondmaal vol zijn van een oneigenlijke manier van spreken, maar toch heel gebruikelijk zijn en heel gewoon, en ook heel gemakkelijk om te begrijpen. | ||
+ | |||
+ | ==== 54. Mag de uitspraak van Christus “Dit is mijn bloed” vergeleken worden met wat Mozes in Exodus 24:8 zegt over het bloed van de kalveren “Zie, het bloed van het verbond” – in die zin dat zowel in het ene als het andere geval het bloed inderdaad en wezenlijk tegenwoordig is, en dat dus wat in de handen van Mozes is, in de handen van Christus in eigenlijke zin en zonder beeldende zin van spreken getoond wordt? ==== | ||
+ | |||
+ | Heel beslist niet! Mozes besprengde het volk met het bloed van het offer, dat hij uit de vacht van het offerdier nam; dat bloed was een sacramenteel teken, en daarom is de uitdrukking van Mozes geheel in overeenstemming met de goed geformuleerde woorden “Dit is het bloed van het verbond”. Maar Christus schonk voor zijn apostelen wijn in de beker en maakte de betekende zaak op sacramentele wijze duidelijk door middel van het teken van de wijn. Daarom is in de woorden van Christus het woordje “dat”, namelijk de wijn in de beker, wat anders dan het bloed van het nieuwe verbond, dat wil zeggen de betekende zaak van het sacrament. De bedoeling hiervan wordt in woorden van Christus “Dat is mijn bloed” dus goed uitgedrukt. | ||
+ | |||
+ | ==== 55. Wat is “het nieuwe testament of verbond in het bloed van Christus”? | ||
+ | |||
+ | Het woord “testament” betekent hetzelfde als “verbond”. Dat weten zij die beseffen dat het met het Hebreeuwse woord //berith// overeenstemt; | ||
+ | |||
+ | Het woordje “in” is een Hebreeuwse manier van spreken, en dat betekent niet eenvoudigweg een verenigd worden of samenvoeging, | ||
+ | |||
+ | Dit testament of verbond houdt niet in dat men met de mond een teug van Christus’ bloed of een slokje wijn neemt, maar het is het verbond der genade; het is de verzoening of de vereniging in een verdrag tussen God en de gelovigen. Daarin belooft God ons dat Hij ons de zonden kwijtscheldt en ons de Heilige Geest, de rechtvaardiging en het eeuwige leven uit genade door het geloof schenkt omwille van het vergoten bloed van Christus aan het kruishout. En van onze kant verbinden wij ons aan God dat we deze weldaden die Hij schenkt, met een oprecht geloof in Christus zullen aannemen en door oprechte gehoorzaamheid dankbaarheid aan Hem bewijzen. Over dit verbond lezen we in Jesaja 59:21, Jeremia 31:31 en 32:40, Hebreeën 9:15 en Galaten 3:17. | ||
+ | |||
+ | ==== 56. Waarom heeft de Here niet eveneens gezegd: Dat is mijn lichaam van het nieuwe verbond, zoals Hij gezegd had dat deze drinkbeker het nieuwe verbond in mijn bloed was? ==== | ||
+ | |||
+ | Het is duidelijk dat het nieuwe verbond door het offer van de gehele Christus en door Zijn dood is bekrachtigd (Hebreeën 9:15,16), maar toch wordt de dood van iemand duidelijker gemaakt door vergoten bloed dan door over het lichaam de spreken. Daarom heeft sprak Mozes ook in de tijd van het Oude Testament gezegd: “Zie, het bloed van het verbond dat de Here met u sluit” (Exodus 24:8). Zo heeft ook Christus liever Zijn bloed het nieuwe verbond willen noemen dan Zijn lichaam, opdat de waarheid des te beter met het beeld in overeenstemming zou zijn. Maar Hij doet dat wel zó dat Hij Zijn lichaam waarvan het bloed vergoten werd, zeer beslist niet buiten de bevestiging van het verbond en de verlossing van de ziel houdt. Hier komt nog bij dat als Christus spreekt over het drinken van de wijn die Hij Zijn bloed noemt, het nieuwe verbond ter sprake brengt – terwijl het onder het oude verbond immers verboden was bloed te drinken((*Leviticus 17:10)); daarom was het niet nodig om dit ook tot uitdrukking te brengen door het teken van het brood. | ||
+ | |||
+ | ==== 57. Wat is het tweede gedeelte van Zijn woorden over het bloed? ==== | ||
+ | |||
+ | Bij Lucas is dat: “die voor u uitgegoten wordt”, en bij Matteüs en Marcus is het: “dat voor velen vergoten wordt tot vergeving van zonden”. Het onderwerp van deze woorden is het woordje “dat” – en dit woord ziet in eigenlijke zin op het bloed en niet op de wijn. Weliswaar lijkt het er bij Lucas op dat het vervolg van de woorden op de drinkbeker ziet, maar omdat de drinkbeker en evenmin de wijn voor ons niet vergoten zijn, moet het onderwerp toch wel op het bloed slaan. De woorden “dat vergoten wordt” werden uitgesproken, | ||
+ | |||
+ | Toch lijkt het erop dat de Here bij de instelling van dit sacrament met voorbedachten rade de woorden van de tegenwoordige tijd heeft gebruikt, hoewel Hij sprak over iets wat nog gebeuren moest. Dat deed Hij opdat de discipelen hierdoor onderwijs zouden ontvangen dat het bij deze tekenen gebruikelijk is dat dingen die direct hierna zullen gebeuren, met de ogen van het geloof beschouwd worden als tegenwoordige tijd. Zo is het toch ook met ons, want hoewel deze dingen nu al lang geleden gebeurd zijn, zien we door het geloof de toenmalige gebeurtenissen als het ware opnieuw voor ogen – en dan bedoelen we de hele geschiedenis van het lijden van Christus. Dan is het alsof wij met onze eigen ogen het doornagelde lichaam van Christuszien hangen aan het kruishout, terwijl het bloed uit de wonden van zijn lichaam druipt. | ||
+ | |||
+ | Christus zegt dan “dat vergoten wordt”, en dan bedoelt Hij zijn bloed aan heet kruis, en niet de wijn in de beker of in de mond. Daardoor wordt ook duidelijk gemaakt hoezeer het bloed van Christus voor ons een levendmakende drank is, en dan niet omdat het nu verheerlijkt is, maar omdat het toen voor ons vergoten is – voor ons en voor velen.((*Marcus 14:24)) Er staat echter niet: voor allen, omdat het alleen voor de uitverkorenen is vergoten; dus alleen ter wille van hen tot vergeving van hun zonden. Dat is verreweg het meest heilzame doel van Christus’ vergoten bloed. Dan hebben we het dus zozeer over het drinken van de wijn, want daarvan zegt Hij: “Doe dat tot Mijn gedachtenis.” Maar van het uitstorten van Zijn bloed zegt Hij, “dat [het] vergoten wordt tot vergeving der zonden”. | ||
+ | |||
+ | ==== 58. Waar leidt u nog meer uit af dat Christus in figuurlijke zin gesproken heeft? ==== | ||
+ | |||
+ | - Uit de aard en de manier van spreken van alle andere sacramenten die vanaf het begin van de wereld zijn ingesteld, waarbij de naam van de betekende zaak aan het teken zelf wordt toegeschreven. Zie bijvoorbeeld Genesis 17:10-13, waar de besnijdenis het verbond is, dat wil zeggen: een teken van het verbond; zie ook Exodus 12:11-27, waar het lam de voorbijgang is, als een gedachtenisteken van de Here. In het Nieuwe Testament wordt Christus de steen rots genoemd, dat is dus een teken van Christus.((*1 Korintiërs 10:4)) | ||
+ | - Uit de identieke manier waarop Paulus over hetzelfde sacrament spreekt; zie 1 Korintiërs 10:16: “Het brood, dat wij breken, [is] een gemeenschap met het lichaam van Christus”, | ||
+ | - De hemelvaart van Christus en de realiteit van Zijn menselijke natuur die Hij aangenomen heeft, laten niet toe dat het bovenstaande op een letterlijke manier kan worden begrepen. Augustinus leert dat men één tekst in de Bijbel niet zo moet uitleggen dat die uitleg met veel andere bewijsplaatsen in strijd is, maar zó dat ze met die vele andere overeenstemt. | ||
+ | - De ouden [in het Oude Testament] hadden hetzelfde voedsel en dezelfde drank niet alleen onder elkaar, maar ook met ons voor wat namelijk de betekende zaak betreft.((*1 Korintiërs 10:3,4)) Augustinus zegt daarvan: “Wat betekent dat anders dan dat ze gehad hebben wat wij nu ook hebben? Het is dus hetzelfde voedsel en dezelfde drank, maar dat geldt alleen voor degenen die het werkelijk begrepen en geloofden. Maar voor degenen die het niet begrepen, was het alleen manna en water; voor de gelovigen was het hetzelfde als wat het nu is. Toen ging het immers om Christus Die komen zou, maar nu is het Christus Die gekomen is. Bij Hem Die komen zou en bij Hem Die gekomen is, gaat het wel om verschillende woorden, maar het gaat om dezelfde Christus. | ||
+ | - Het is onmogelijk dat Christus Die reëel op die en die plaats aan de tafel zat en met Zijn discipelen at, zoals Matteüs schrijft in hoofdstuk 26:29: “Ik zal van nu aan voorzeker niet meer van deze vrucht van de wijnstok drinken” – Zichzelf daadwerkelijk lichamelijk gegeten zou hebben. | ||
+ | |||
+ | ==== 59. Heeft Christus dan ook gebruikgemaakt van de tekenen waarover het hier gaat? ==== | ||
+ | |||
+ | Hij heeft niet minder van de tekenen van het Avondmaal gebruikgemaakt dan Hij van het vlees van het paaslam gegeten heeft. Wie hierover twijfelt, laat hij in ernstig opzien tot God nadenken over het volgende: | ||
+ | - de Here Jezus heeft door het gebruik daarvan de gewone sacramenten van beide verbonden geheiligd; | ||
+ | - in de instelling van het Avondmaal is Hij ons met Zijn eigen voorbeeld voorgegaan, zodat heel de gemeente zal weten dat ze op dit voorschrift acht moet slaan. Dit laatste is wel een heel belangrijke reden waarom Hij Zich daarvan niet heeft willen onthouden. Daarom zegt Hieronymus: “Hij is zelf Gast en Maaltijd, Die eet en gegeten wordt.”((In Epist. ad Hedibiam.)) | ||
+ | |||
+ | ==== 60. Is het de kracht en de bedoeling van Christus’ woorden waarmee Hij dit sacrament heeft ingesteld, dat zo dikwijls deze over het door de priester te wijden brood en de te wijden wijn worden uitgesproken – dat dan het wezen van het brood en de wijn zó worden veranderd dat in plaats daarvan het lichaam en bloed van Christus komen, of door een wezenlijke verandering veranderd worden in het ware lichaam en bloed van Christus? Wordt daardoor het wezen van het brood het vlees [en de wijn het bloed] van Christus, terwijl de verschijningsvorm toch brood en wijn blijven? ==== | ||
+ | |||
+ | Zeer beslist niet! En wel om de volgende redenen: | ||
+ | |||
+ | - Het lijkt erg op toverij om aan enkele gemompelde woorden de kracht toe te kennen het wezen van de tekenen te kunnen veranderen. | ||
+ | - De apostelen en evangelie-schrijvers spreken met nadruk over brood en wijn, zowel voor als ná het moment van het uitspreken van de sacramentele woorden, de consecratie. Zie 1 Korintiërs 10:16,17 en 11:26-28. “Is niet het brood dat wij breken, een gemeenschap met het lichaam van Christus? | ||
+ | - “Het Koninkrijk Gods bestaat niet in eten en drinken”, zegt Romeinen 14:29; en dan wordt het lichamelijk eten en drinken bedoeld. | ||
+ | - In het uitspreken wijst het woord “dat” niet op het lichaam van Christus. Thomas [van Aquino] zegt dat de wezenlijke verandering pas plaatsvindt als de laatste lettergreep van de woorden uitgesproken zijn. Het woord wijst ook niet op niet-essentiële eigenschappen van het brood alleen, want dat is ook het lichaam van Christus niet. Het woord ziet ook niet op iets vaags en onbestemds, want er is geen ondeelbaar ding dat werkelijk iets ís en dus ook iets wat zeker is en niet iets onbestemds. Het woord ziet dus echt op iets wat zeker bestaat. | ||
+ | - Het is ook goddeloos om te denken en te zeggen dat het brood zélf in eigenlijke zin en wezenlijk het lichaam van Christus is. | ||
+ | - De Heilige Schrift leert nergens iets over deze verandering, | ||
+ | - Het wezen van iets kan niet verdwijnen als de niet-essentiële eigenschappen blijven, en die eigenschappen kunnen trouwens niet zonder het voorwerp zelf bestaan. En wat geen niet-essentiële eigenschappen van het brood zijn, kunnen dat ook niet worden. | ||
+ | - De analogie, de overeenkomst of en de onderlinge relatie tussen de tekenen en de betekende zaak houdt op als het wezen of karakter van de tekenen niet blijft. Het brood betekent immers het lichaam van Christus, omdat het ons voedt, versterkt en onderhoudt; en dat kunnen die niet-essentiële eigenschappen niet doen. | ||
+ | - Er is onder de woorden die Christus bij de instelling spreekt, geen enkel woord dat op een verandering wijst. Het woord “is” betekent niet “worden” of “veranderen”. Die twee woorden spreken elkaar tegen, en daarom mag wat hierover gezegd wordt, niet gebeuren. | ||
+ | - Het eten van het werkelijke vlees van Christus kan ook nergens in de Schrift bewezen worden. | ||
+ | - Hieruit zou ook volgen dat zowel de ongelovige als de gelovige het lichaam des Heren met zijn levendmakende Geest ontvangt; die Geest kan immers nooit van Zijn lichaam gescheiden worden. Augustinus zegt dan ook dat zij alleen die in het lichaam van Christus zijn, dat lichaam kunnen eten. | ||
+ | - Het lichaam kan er niet zijn zonder zijn fysieke existentie; het is dus niet mogelijk dat het op hetzelfde ogenblik en zonder verandering van plaats tegelijk in de hemel én op de aarde is. Dat kan alleen als men stelt dat het lichaam van Christus alomtegenwoordig is, maar dat wordt juist tegengesproken door de voorstanders van de wezenlijke verandering in het sacrament. Ook de kerkvaders ontkennen die alomtegenwoordigheid. Degenen die stellen dat het lichaam van Christus in zijn existentie werkelijk tegenwoordig is, maar niet op de gewone manier van die existentie, spreken dan ook in grote tegenstrijdigheden. | ||
+ | - Het lichaam van Christus kan niet gescheiden worden van het bloed, en evenmin de ziel van het lichaam. Over de gelijktijdigheid of de daadwerkelijke vereniging van beide in het Avondmaal leest men dan ook niets in de Schrift. | ||
+ | - Van Victor III, paus te Rome, leest men dat hij omgekomen is door het vergif dat zijn ondergeschikte geestelijke in zijn beker geschonken had. En Hendrik VII van Luxemburg, rooms keizer, werd vergiftigd door een prediker, een monnik uit Siena met het vergiftigde brood dat voor de mis bestemd was. | ||
+ | - Uit de stelling dat er een wezenlijke verandering optreedt, terwijl de niet-essentiële eigenschappen blijven bestaan zónder dat het eigenlijke voorwerp nog aanwezig is – volgen alleen maar heel ongerijmde conclusies. Als bijvoorbeeld de muizen dit brood aten, moest men zeggen dat ze alleen maar niet-essentiële dingen aten. Of als er wormen in dit brood gingen groeien, moest men zeggen dat die alleen ontstonden uit materie die niet essentieel was. Als ditzelfde brood gebroken zou worden in het sacrament, zou men het er toch ook voor moeten houden dat die niet essentiële onderdelen gebroken worden… | ||
+ | - Heel deze redenering wordt ook tegengesproken door de volgende redenering en conclusie: alles wat van buiten in de mens komt (dus alles wat met de mond gegeten wordt), gaat niet uit in het hart, maar in de buik (Marcus 7:18,19). Het lichaam van Christus en Zijn bloed gaan niet uit in de buik, maar in het hart. Daarom wordt gezegd dat Christus door het geloof in ons hart woont (Efeze 3:17). Het lichaam van Christus en Zijn bloed wordt dan ook niet met de mond maar door het geloof werkelijk gegeten en gedronken. | ||
+ | |||
+ | ==== 61. Maar verandert het brood van het Avondmaal dan niet door een wonder in het lichaam van Christus? ==== | ||
+ | |||
+ | Nee, om de volgende redenen: | ||
+ | |||
+ | - Het wordt niet door de zintuigen opgemerkt, en wonderen laten toch gewoon een verandering zien, als die heeft plaatsgevonden. Ze worden gezien, gehoord, getast en gevoeld, en maken dat de mensen zich hierover verwonderen. | ||
+ | - We leven nu niet meer in een tijd van wonderen; die blijven nu achterwege. | ||
+ | - Al vinden wonderen wel plaats met behoud van en ook boven de natuur uitgaand, toch gaan ze nooit tégen de natuur in op een manier dat ze die totaal verandert. | ||
+ | - Er is hier ook een innerlijke tegenspraak als men zegt dat een wonder, dat een buitengewoon werk van God is, plaatsvindt in het gewone sacrament in de gemeente. Wonderen zijn buitengewone werken van God, die een zekere tijd duren en ook bepaalde personen betreffen als men let op degenen die de wonderen verrichten. Maar de sacramenten zijn voor altijd [in dit leven] ingesteld en betreffen de hele gemeente. Ze vormen een onderdeel in de bediening van het Evangelie, waarin Christus op een gewone manier of op een bepaalde ordelijke wijze tewerk gaat en daarbij | ||
+ | - Wonderen nemen het wezen of de natuurlijke gesteldheid van iets niet weg; nee, ze laten die gewoon bestaan, wat ook inhoudt dat ze zichzelf niet tegenspreken. Toen de staf van Mozes in een slang veranderd was, waren de staf en de slang er niet tegelijk op eenzelfde tijdstip. Maar het ‘wonder’ van de wezenlijke verandering neemt het wezenlijke van het brood weg terwijl het beweert dat de eigenschappen van het brood er nog zijn. Dit is in strijd met de onveranderlijke, | ||
+ | - Er zijn zogenaamde wonderen, zoals dat door het bidden van Gregorius het sacrament in zijn hand in een vlezen vinger zou veranderd zijn; dat zich daar enkele keren een klein kind getoond zou hebben; en dat het sacrament na met een degen doorstoken te zijn, gebloed had; dat het in de tijd van Cyprianus veranderd werd in kolen en as (zoals hijzelf schrijft((In zijn boek over het avondmaal.))). Deze ‘wonderen’ beschouwen we als verhalen over wat er met het sacrament gebeurd is, om goddeloze en onwaardige mensen van het sacrament af te houden en te weren, óf om de waardigheid ervan aan te prijzen. Maar we zien ze niet als een poging om de bijgelovigheden en de dwalingen ten aanzien van een wezenlijke verandering in het sacrament daarmee te bevestigen. We weten immers dat ook als valse profeten veel wonderen doen, men ze niet hoort te geloven((*Matteüs 24:24)); we weten ook dat de antichrist komen zal, die veel leugenachtige tekenen en wonderen zal doen.((*2 Tessalonicenzen 2:9)) | ||
+ | |||
+ | ==== 62. Is het dan niet waar wat Christus gezegd heeft, en kan Hij dat doen niet doen? ==== | ||
+ | |||
+ | Dat is ongetwijfeld waar. Het gaat echter niet over het waarheidsgehalte van de woorden, maar over de zin en de bedoeling ervan. Het gaat om de vraag of de woorden van Christus naar de letter te kennen geven dat tegelijk met het brood en de wijn het lichaam en het bloed van Christus wezenlijk en metterdaad op aarde tegenwoordig zijn, en echt op een lichamelijke manier met de mond van het lichaam – hoewel onzichtbaar – zowel door de godzalige als door goddeloze mensen worden genuttigd. Daar zeggen we ‘nee’ tegen; en wel om de volgende redenen. | ||
+ | |||
+ | - De woorden van Christus kunnen dit gewoonweg niet verdragen; bovendien houden de fanatieke drijvers van deze leer zich niet eens aan de woorden die Christus letterlijk heeft uitgesproken, | ||
+ | - Het metterdaad aanwezig zijn van het lichaam van Christus in of met of onder het brood, is geen ondersteuning bij het eten op een geestelijke wijze. Toch is dat het doel waarvoor het sacrament is ingesteld. Het geloof is uit het Woord van God, het krijgt ook onderwijs uit deze heilige | ||
+ | - Het lichaam van Christus is geestelijk voedsel en heeft daarom betrekking op de ziel en niet op het lichaam. Het moet dan ook met geloof gegeten worden en niet met de mond. Het is voor het geloof ook niet moeilijker het lichaam te ontvangen dat in de hemel is, dan dat het [zogenaamd] in het brood of in de mond is. Het geloof ziet immers vanwege haar aard en kracht als vanzelf omhoog, en daarbij kan het niet door een tussenruimte in tijd of door een afstand in plaats gehinderd worden. | ||
+ | - Als het men aan het Avondmaal door een al te ‘hoge’ manier van spreken teveel toeschrijft, | ||
+ | - De leer van de blijvende aanwezigheid van het lichaam van Christus in het brood van het sacrament, versterkt alleen maar het dienen en aanbidden van het brood en het versterkt de vleselijke verbeelding van hen die op hun sterfbed liggen. | ||
+ | - De eigenlijke natuur van het lichaam wordt weggenomen als men van mening is dat het naar zijn wezen overal is; dat is niet aan het schepsel voorbehouden. Athanasius zegt heel terecht: “Iets wat overal is, is een in wezen met God.” En Chrysostomos zegt in //Col. Hom.// 5: “God is wiens middelpunt overal is en zijn omtrek nergens.” Tegen de natuur van het lichaam in wordt dan ook gesteld dat het niet tastbaar en niet zichtbaar is. Het kan niet nader omschreven worden en het is zonder een bepaalde gesteldheid; | ||
+ | - De aanwezigheid van het lichaam van Christus is in strijd met de opdracht dat we aan Hem moeten gedenken. | ||
+ | - Uit heel deze gedachtegang zou moeten volgen dat de discipelen het aan lijden en sterven onderworpen lichaam van Christus gegeten zouden hebben; en dat men Christus dus niet in de hemel hoeft te zoeken. | ||
+ | - Het is echter zo dat de hemelen Hem omvatten en bewaren tot de tijd “van de wederoprichting aller dingen”.((*Handelingen 3:21)) | ||
+ | - Nergens in de Schrift komt men een soortgelijke manier van spreken tegen waarbij in letterlijke en eigenlijke zin sprake is van de gelijktijdigheid van twee verschillende naturen. Er wordt bijvoorbeeld niet gezegd dat het water wijn is of de staf een slang, maar wel dat het water in wijn en de staf in een slang verandert. Steeds als in de Schrift een bepaalde zelfstandigheid – dus iets wat er is – een andere zelfstandigheid wordt genoemd, moet dat een oneigenlijk of figuurlijk spreken genoemd worden. Bijvoorbeeld: | ||
+ | - Het is nodig dat men de juiste zin en bedoeling van de woorden zoekt, als de ongerijmdheid vanuit een letterlijke interpretatie in strijd is met de hoofdzaken van het geloof of met een bepaalde plaats in de Schrift. | ||
+ | - De mensen uit Kafarnaüm beeldden zich ik weet niet wat voor vorm van lichamelijk eten van het vlees van Christus in, maar ze werden voor die manier van denken door Hem bestraft en Hij haalde die gedachte hun uit het hoofd, toen Hij zei dat Zijn woorden geest en leven waren en dat het vlees geen nut doet – als men het namelijk eet zoals de inwoners van Kafarnaüm zich inbeeldden. En dan wijst Hij hen op Zijn hemelvaart.((*Johannes 6:62,63)) | ||
+ | - Deze manier van denken doet de mening postvatten dat het lichaam van Christus aan vrome en goddeloze mensen toebehoort, maar het is een groot bezwaar om dat zo te stellen. | ||
+ | - Geen enkel sacrament kan ten volle uitgelegd worden zonder daarbij een beeldende manier van spreken te hanteren. Het is immers elk sacrament eigen dat de betekende zaak aan het teken zelf toegeschreven wordt, of dat het teken naar de betekende zaak wordt genoemd. Dat komt door de overeenkomst van het teken met de betekende zaak, maar ook omdat de betekende zaak ook werkelijk gegeven en ontvangen wordt. | ||
+ | |||
+ | ==== 63. Maar neemt Gods almacht de ongerijmdheden en moeilijkheden niet weg, die uit de verandering van het wezen en uit de nieuwe wezenlijke zelfstandigheid volgen? ==== | ||
+ | |||
+ | - Men mag geen conclusies trekken uit Gods almacht, behalve wanneer men eerst door het uitgedrukte Woord van God verzekerd wordt van Zijn geopenbaarde wil. Christus zegt namelijk tegen de sadduceeën in Matteüs 22:29: “Gij dwaalt, want gij kent de Schriften niet noch de kracht Gods.” Daarom moet men niet kijken naar wat God zeer beslist kán doen, maar naar wat Hij doen wíl. In Psalm 115:3 zegt de dichter: “Onze God is in de hemel, Hij doet al wat Hem behaagt” – en niet: alles wat Hij kan. Tertullianus zegt dan ook: “Gods kunnen is Zijn willen. Wat Hij wil, kan Hij en doet Hij.” En Augustinus merkt hierover op: “God is almachtig, niet omdat Hij alles kan doen, maar omdat alles doen kan wat Hij wil. Er is daarom niets wat Zijn wil kan weerstaan om het te doen, en niets kan Hem beletten.” In deze uitspraken gaat het niet om de absolute almacht waardoor God veel dingen kan doen die Hij echter niet wil doen en dus ook niet doet. Het gaat hier echter om de feitelijke en effectieve almacht, waardoor God alle dingen doet die Hij wil. De wil van God en Zijn feitelijke almacht strekken zich even ver uit, en daarom mogen die beide uitdrukkingen door en voor elkaar worden | ||
+ | - Men mag geen bewijs aanvoeren vanuit Gods almacht om iets te beweren wat tegen Gods Woord ingaat, | ||
+ | - Het is niet toegestaan een argument te nemen uit Gods almacht om iets te bevestigen wat zichzelf tegenspreekt. Men kan bijvoorbeeld van iets zeggen dat het er is en er niet is, of dat het er zó is en tegelijk niet zó is. Dat kan echter niet! Daarom zeggen de scholastici ook dat God niet iets zo kan doen dat dingen die dit tegenspreken tegelijk ook waar zijn. Dingen die zichzelf tegenspreken en stellen dat iets er tegelijk is en niet is, getuigen eerder van onmacht en niet van almacht. Deze onmogelijkheid is geen teken van zwakte, maar juist van onmetelijke kracht en standvastigheid. God kan bijvoorbeeld niet sterven, niet zondigen, niet liegen of bedriegen en ook niet bedrogen worden((*Titus 1:2 *Hebreeën 6:18)). Hij kan er ook niet voor zorgen dat wat gedaan is, ongedaan zou zijn; en wat geboren is, ongeboren zou zijn. En als er iets is wat beschreven of bepaald is, kan Hij dat niet ongedaan maken.\\ Als iemand dus zegt dat God simpelweg en onbegrensd alles kan doen, valt daaronder niet alleen het goede maar ook het tegendeel daarvan, namelijk het kwade – terwijl dat alleen het terrein van de duivel is, zoals Theodoretus zegt((In //Dialog//. 3.)).\\ Wat de dingen betreft waarvan gezegd wordt dat ze voor God onmogelijk zijn, zijn sommige gewoonweg niet mogelijk vanwege Gods onveranderlijke natuur, en sommige vanwege een van te voren vastgestelde bepaling vanwege de standvastige en onveranderlijke waarheid van Zijn besluit en wil. God kan wel eenvoudigweg ervoor zorgen dat wat niet is, er komt of dat wat er is, ophoudt er te zijn en dat een lichaam een geest wordt. Hij kan ook uit stenen kinderen van Abraham verwekken((*Matteüs 3:9)), en ervoor zorgen dat een kameel door het oog van een naald gaat. Daarbij laat Hij dat dier niet zijn zoals hij van nature is, maar dan maakt Hij hem zo smal als hij moet zijn om erdoor te kunnen. Zo kan God ook een rijke doen gaan in het Koninkrijk der hemelen, niet door hem zo te laten blijven, maar door hem te veranderen en te leren dat hij zijn vertrouwen alleen op God stelt.\\ Het heeft God behaagd dat Zijn Zoon na het menselijk lichaam te hebben aangenomen, daarom tot in eeuwigheid onze Broeder en ons in alles gelijk blijft. Wat betreft de natuurlijke en wezenlijke werkelijkheid van een lichaam zoals God het geschapen heeft, wil Hij niet dat tegennatuurlijke dingen de menselijke aangenomen natuur in Christus omverwerpen, | ||
+ | |||
+ | ==== 64. Is de bewering van onze tegenstanders waar dat toen Christus aan Paulus verscheen op de weg (Handelingen 9:17) en in de gevangenis bij hem stond (Handelingen 23:11), Hij met Zijn lichaam tegelijkertijd zowel in de hemel als op de aarde was? ==== | ||
+ | |||
+ | Nee, want het was alleen een hemelse verschijning of gezicht, zoals daarover in Handelingen 26:19 gesproken wordt, die niet afhing van de aanwezigheid van Christus’ lichaam op aarde. Er wordt immers niet van Christus gezegd dat Hij op aarde met hem sprak, maar vanuit de hemel. En dat deed Hij óf zonder lichamelijke stem door hem de waarheid krachtig in het hart te drukken óf door een stem uit de hemel die als een donderslag in de oren klonk. Uit Handelingen 23:11 blijkt dat het voor ieder duidelijk genoeg was dat hier sprake was van nachtelijk gezicht dat hem in wakende of slapende toestand verscheen – en dan niet voor zijn ogen maar in zijn verstand. | ||
+ | |||
+ | Vanwege enkele bijzondere en buitengewone verschijningen moet men niet afwijken van de algemene regel van het geloof, waarbij men gelooft dat Christus met Zijn lichaam in de hemel is en daar zal blijven tot aan het einde van de wereld. Toch kan men niet ontkennen dat Christus op een bepaald ogenblik is waar Hij wil, zoals het Hem in Zijn majesteit en uitnemendheid behaagt. | ||
+ | |||
+ | ==== 65. Maar verloochent men Gods almacht niet heel duidelijk, als men zegt dat Hij in Zijn absolute almacht niet kan bewerkstelligen dat een lichaam met al zijn eigenschappen op andere en verschillende manieren op veel plaatsen tegelijk kan zijn? ==== | ||
+ | |||
+ | Nee, echt niet. We verdedigen Gods almacht juist door te zeggen dat Hij dat níet kan doen. God is immers zo almachtig en alles vermogend dat Hij niet strijdt tegen de waarheid. Hij kan bijvoorbeeld op geen enkele manier maken dat een ding er op een bepaalde tijd is én niet is; en ook niet dat hetzelfde lichaam zijn eigenschappen behoudt, dus zijn eigen begrensdheid, | ||
+ | |||
+ | ==== 66. Wordt die tegenstrijdigheid dan niet weggenomen door de veelheid aan aspecten waarmee men hier te maken heeft? Men kan toch zeggen dat het lichaam van Christus werkelijk in de hemel is voor wat betreft de natuurlijke eigenschappen van een echt lichaam – plaatselijk, | ||
+ | |||
+ | Zo mag men beslist niet spreken, want deze onderscheidingen ten aanzien van het ene en het andere kunnen niet vanuit de Schrift bewezen worden. Vervolgens nemen die onderscheidingen ook de tegenstrijdigheid niet weg, want dan is het alsof iemand zegt dat het lichaam van Christus dood geweest is op de wijze van de dood, en op dezelfde wijze ook levend naar de wijze van de dood maar tegelijk eveneens levend naar de wijze van het leven. Ten slotte nemen die tegenstrijdige wijzen van zijn de tegenstrijdigheid zelf niet weg, want de ene stoot de andere omvér wanneer ze voor hetzelfde object gelden; integendeel, | ||
+ | |||
+ | Men kan dergelijke van elkaar verschillende aspecten niet als argument gebruiken, waarbij dezelfde zaak werkelijk zó is en tegelijk níet is. Dat voeren onze tegenstanders altijd als argument aan, maar dat doet hen dwalen. Men moet immers geen manier van zijn verzinnen die het wezen van die zaak wegneemt! Daarom kan het aangenomen lichaam van Christus dat fysiek en concreet bestaand is, beslist niet tegelijk werkelijk op veel plaatsen tegelijk zijn, niet fysiek en onmetelijk zijn, ook al is het echt met in onuitsprekelijke heerlijkheid gehuld. God is immers waarachtig en onveranderlijk, | ||
+ | |||
+ | ==== 67. Is het hiermee dan niet net als bij het oog? Dat heeft het vermogen om te kunnen zien ook niet in zichzelf, maar omdat het met de ziel verenigd is en in de eenheid daarmee het gezichtsvermogen ontvangt. Ook al heeft het vlees van Christus deze vermogens dan niet in zichzelf, maar het heeft die toch wel echt en waarachtig in de wonderlijke eenheid in God? ==== | ||
+ | |||
+ | Nee, want hier worden dingen met elkaar vergeleken die geheel en al van elkaar verschillen. Het oog is er namelijk vanuit zichzelf op ingesteld om het eigen natuurlijke en essentiële instrument te zijn waardoor de levende ziel haar gezichtsvermogen tot uiting laat komen, zonder welke ze dat niet kan realiseren. Het lichaam van Christus is er echter níet van nature op ingesteld om een eigen natuurlijk en essentieel instrument te zijn waardoor de goddelijke natuur haar overal tegelijk tegenwoordig-zijn en niet-zichtbaar zijn realiseert, zonder welk die natuur beslist niet overal tegenwoordig of onzichtbaar zou kunnen zijn. | ||
+ | |||
+ | Vervolgens gaat het niet om het lichaam van Christus op zichzelf of buíten de persoonlijke vereniging met God. Buiten die vereniging om is er immers helemaal geen sprake van het vlees of het lichaam van Christus; het is er nooit geweest en het zal er nooit zijn. | ||
+ | |||
+ | Bovendien ontvangt een natuur niet iets wat tegen haar zelf ingaat of van haarzelf verschilt. Welnu, daarom is het “zeer verschillend en in zichzelf geheel en al tegenstrijdig om ergens op een bepaalde plaats omschreven te worden als aanwezig, en tegelijk overal te zijn”, zegt Vergilius. Dan zou men moeten zeggen dat de menselijke natuur van Christus een begin heeft in haarzelf en niet in de vereniging van beide naturen. Dan zou ze vanwege haar eigen natuur minder zijn dan de engelen, maar in de vereniging van beide naturen gelijk aan de Vader. Dan is ze ten slotte in haar eigen natuur gestorven, maar in of vanwege of ten aanzien van de vereniging van beide naturen is ze níet gestorven. | ||
+ | |||
+ | ==== 68. Maar behoort men de menselijke rede en de grondregels van de filosofie niet aan de kant te schuiven als er iets over het lichaam van Christus gezegd wordt? ==== | ||
+ | |||
+ | Nee, want voor zover de menselijke rede of het menselijk verstand na de wedergeboorte geestelijk geworden is, geeft ze aan de schepselen een getuigenis dat wáár is en leert ze ons ten aanzien van het menselijk lichaam goede en zuivere uitgangspunten. Er staat immers geschreven: “Weest niet als een paard, als een muildier zonder verstand” (Psalm 32:9). Bovendien is God de Auteur en de Oorzaak van alle waarheid, of het nu over redelijke, zedelijke of natuurlijke dingen gaat. Ja, toen Christus na Zijn opstanding wilde bewijzen dat het écht Zijn lichaam was, gebruikte Hij de zichtbaarheid en de tastbaarheid ervan als bewijs; Hij beriep Zich dus op het gezicht en gevoel en het aanraken van de discipelen.((*Lucas 24:39)) Zo mag men uit elke aanwezigheid van brood tijdens het Avondmaal echt wel vaststellen dat het om écht brood gaat. Alle zintuigen bevestigen dit immers, en die kunnen toch niet allemaal tegelijk bedrogen worden! Of het zou moeten zijn dat ze in een waan gehouden worden, zoals de twee discipelen die dachten dat de Here een vreemdeling op reis was, en zoals Maria van Magdala, die dacht dat Hij de hovenier was.((*Lucas 24:16 *Johannes 20:15)) | ||
+ | |||
+ | ==== 69. Moet men niet stellen dat het lichaam van Christus overal is, omdat het anders gescheiden wordt van de goddelijke natuur die ook overal is en waarmee het toch persoonlijk verenigd is? Of heeft het lichaam van de Here het juist aan die vereniging te danken dat het overal is waar het Woord is? ==== | ||
+ | |||
+ | Helemaal niet! Er kunnen dingen zijn die op gelijke manier met elkaar verenigd zijn, waardoor het ene zich niet verder uitstrekt dan het andere, en het ene niet ergens kan zijn waar het andere niet is. Als het ene zich echter verder uitstrekt dan het andere, moet het grootste dáár zijn waar het kleinste is, maar dat geldt niet andersom, zoals men kan zien bij een ring met een edelsteen. Welnu, omdat de goddelijke natuur van Christus Zijn menselijke natuur vér te boven gaat, is wel Zijn godheid dáár waar Zijn menselijke natuur is, maar dat geldt niet andersom. | ||
+ | |||
+ | De persoonlijke vereniging van Christus’ goddelijke en menselijke natuur geeft ook geen gelijkmaking met of opgaan in de goddelijke natuur of een uitstorten van de goddelijke eigenschappen in de menselijke natuur, zodat die dezelfde eigenschappen heeft als de goddelijke natuur. Nee, het is zó’n vereniging dat de menselijke natuur in de Persoon van het Woord bestaat, zodat ze bij wijze van spreken daarvan een onderdeel is en niet op zichzelf bestaat of buiten het Woord om. Augustinus zegt daarom: “Hieruit volgt niet dat hetgeen in God is, overal als God is.” | ||
+ | |||
+ | Vervolgens weten we dat Christus’ godheid in haar geheel overal is; ze is dus niet ergens gedeeltelijk en ook niet in één plaats. Daarom kan het ook niet zo zijn dat de menselijke natuur die Christus aangenomen heeft, ergens is waar de goddelijke natuur níet is. Het is echter wel zo dat deze menselijke natuur – zoals Zijn nooit te verbreken waarheid dat met zich meebrengt – op haar bepaalde plaats is gesteld. | ||
+ | |||
+ | Het lichaam van de zon en haar licht zijn natuurlijk heel nauw met elkaar verbonden, maar toch komt het lichaam van de zon niet werkelijk op alle plaatsen waar het licht zich verspreidt. Op dezelfde manier zijn ook het oog en het licht met elkaar verbonden, maar het gezichtsvermogen komt tot veel plaatsen waar het oog zelf niet komt. | ||
+ | |||
+ | Ten slotte hebben de oude kerkvaders op het concilie van Chalcedonië heel terecht gezegd dat het onderscheid tussen de naturen van Christus vanwege de persoonlijke vereniging [van beide naturen] niet is weggenomen, maar dat daardoor juist veel meer de kenmerkende eigenschap van beide naturen die in die éne zelfstandige Persoon samenkomen, behouden wordt. | ||
+ | |||
+ | ==== 70. Als Christus in Johannes 3:13 zegt: “Niemand is opgevaren naar de hemel, dan die uit de hemel nedergedaald is, de Zoon des mensen” – betekent dat dan dat Zijn menselijke natuur, die op de aarde was, tegelijk ook in de hemel was? ==== | ||
+ | |||
+ | Nee, want de “Zoon des mensen” duidt hier de hele Persoon van Christus aan – Hij die Gods Zoon is. De menselijke natuur moet hier alleen opgevat worden als het deel van die Persoon dat uit de maagd Maria is aangenomen. Van deze Persoon wordt gezegd dat Hij niet alleen mens maar ook God is; het is dus heel vreemd om dit alleen op de menselijke natuur te betrekken. Dan zou men ook immers ook kunnen zeggen dat de menselijke natuur er al voor Abraham was éér ze in het lichaam van een vrouw ontvangen werd. | ||
+ | |||
+ | Het is zeer zeker zó dat de Zoon des mensen in gelijke mate in de hemel was toen Hij op aarde sprak, nadat Hij vanuit de hemel was neergedaald. Christus spreekt over hetzelfde subject, namelijk de Zoon des mensen, dat Hij uit de hemel is neergedaald – dezelfde over wie Hij ook gezegd dat Hij in de hemel was. Als er gezegd wordt dat de Zoon des mensen uit de hemel is neergedaald, | ||
+ | |||
+ | ==== 71. Is het niet verkeerd om de natuur van een verheerlijkt lichaam dat toch wel geestelijk genoemd mag worden, onder de wetten van de gewone [menselijke] natuur te plaatsen? ==== | ||
+ | |||
+ | Op geen enkele manier! De heerlijkheid heeft de werkelijkheid van het lichaam immers niet opgeheven en dat lichaam ook niet in een geest veranderd, maar wel – zoals Augustinus zegt – geheel en al aan de Geest onderworpen.((*Lucas 24:36 *Handelingen | ||
+ | |||
+ | ==== 72. Bedoelen de rechtzinnige kerkvaders het letterlijk als ze schrijven dat het brood dat de Here aan de discipelen gaf, wel niet in gedaante veranderd is maar wel in natuur en door de almacht van het Woord vlees geworden is? Denk bijvoorbeeld aan Cyprianus, die in een preek over het avondmaal zegt dat Christus zichzelf in de handen had. Of denk aan Augustinus, die ergens zegt dat het lichaam van de Here in onze mond komt, dat onze tong bebloed wordt door het bloed van Christus en dat Christus Zelf in deze handelingen gezien, getast en gebroken wordt, en dat we met onze tanden in het vlees van Christus bijten? ==== | ||
+ | |||
+ | Nee. Ons verstand en onze ervaring leren immers het tegendeel. Deze dingen kunnen niet in letterlijke zin gezegd worden, en als dat wel gebeurt, begaat men een grote godslastering zoals die van de mensen in Kafarnaüm. De manier van spreken van deze kerkvaders is dus figuurlijk; daarbij worden de begrippen van het lichaam en bloed en wat ze met zich meebrengen aan het brood en de wijn toegeschreven, | ||
+ | |||
+ | Cyprianus zegt dat de sacramenten de namen dragen van de dingen die ze betekenen. En de al genoemde Augustinus zegt eveneens: “Verwonder u er niet over dat het teken soms de naam krijgt van wat het betekent; zo wordt de steen Christus genoemd, omdat ze Hem uitbeeldt.” Daarom zeggen we ook met Cyprianus dat de gedaante, de uitwendige vorm van brood en wijn niet verandert, maar dat het wezen van het brood en de wijn veranderd wordt in het sacrament van het lichaam en bloed van de Here – wat ze tevoren niet waren. Ook Chrysostomos drukt zich zo uit: “Wat eigen is aan de tekenen, schrijft de apostel toe aan de betekende zaak, met name voor zover dat het geloof en het inzicht van de ziel betreft.” | ||
+ | |||
+ | //Wat bedoelen de oude kerkvaders als ze geheel in grote verwondering zijn over de verborgenheid van het Avondmaal, als ze dat een verborgenheid noemen waarvoor men hoort te beven; als ze daarvoor het geloof hoog nodig achten; als ze Gods macht daarin erkennen en grootmaken; als ze zeggen dat men in het lichaam van Christus niet moet letten op de natuurlijke orde; en als ze aan de tekenen enige verandering toeschrijven?// | ||
+ | |||
+ | Zij maken hiermee duidelijk dat die verandering van de bestanddelen uit genade plaatsvindt; | ||
+ | |||
+ | Theodoretus zegt dan ook: “De Heer noemt de zichtbare tekenen zijn lichaam en bloed, niet omdat het karakter daarvan verandert, maar omdat Hij genade schenkt aan wat natuurlijk is.” De natuur ontvangt dus de genade, waardoor de bestanddelen sacramenten of geestelijke substanties worden. Dat wil zeggen dat ze uitwendige middelen en werktuigen van de Heilige Geest worden om de gemeenschap met Christus in ons te versterken, te behouden en te vermeerderen. | ||
+ | |||
+ | De kerkvaders verwonderen zich over deze sacramentele, | ||
+ | |||
+ | Deze sacramentele verandering is echter niet wonderlijker of onuitsprekelijker dan een onverbroken zegel op een openbare brief. Het verschil is dat het hier gaat om een goddelijke instelling die vanwege goddelijke zaken is ingesteld, en dat [die brief] een menselijke instelling is om menselijke zaken met kracht te bevestigen. Augustinus zegt dan ook dat de sacramenten wel achtenswaardig zijn, maar niet wonderlijk alsof ze over wonderbaarlijke zaken gaan. | ||
+ | |||
+ | Vervolgens zeggen dezelfde kerkvaders dat ten aanzien van deze zaken vooral het geloof noodzakelijk is, want daardoor houden we het wáár dat het brood het lichaam des Heren is; dat wil zeggen: dat wij werkelijk door het wettig gebruik van het brood deel krijgen aan het lichaam van Christus. | ||
+ | |||
+ | Ten slotte geven de kerkvaders hiermee aan dat de onuitsprekelijke en werkelijk wonderlijke gemeenschap die we met Christus hebben, hierdoor bekrachtigd wordt – en daarvoor moeten we niet kijken naar de orde van de natuur, omdat het hier gaat om zaken die alle menselijk verstand te boven gaan. | ||
+ | |||
+ | ==== 73. Men spreekt toch gewoon over een ijzeren mes als van vuur, over een kind in de wieg en over wijn in het vat, en dergelijke; en dan heeft men het gewoon over vuur, over een kind en over wijn. Maar in Deuteronomium 12:23 staat dat het bloed de ziel is, omdat de ziel daarin is. Door die manier van spreken wordt van de toegeschreven eigenschap duidelijk gezegd dat ze aanwezig is. Moeten de woorden van Christus dan niet zo opgevat worden dat zijn lichamelijke tegenwoordigheid dáár is waar het brood is? ==== | ||
+ | |||
+ | Nee, want het vuur maakt het ijzer wel gloeiend en het dringt in heel dat ijzer ook door, maar het verandert het wezenlijke van het ijzer niet – aldus Theodoretus((In Dialog. 2, pag. 19.)). In een gloeiend zwaard behoudt het vuur wel het vermogen van de hitte, zoals het ijzeren mes dat heeft om te snijden. Damascenus((In Lib. 2. cap. 15.)) zegt: Het ijzeren mes heeft niet het vermogen van het vuur, want het is de taak van het vuur om te branden, zoals het ijzeren mes de taak heeft om te snijden. Met dit beeld hebben de oude kerkvaders de nauwe vereniging van de twee naturen van Christus willen verklaren, zonder die te vermengen en de eigenschappen van de goddelijke natuur werkelijk in de menselijke natuur te laten overvloeien. | ||
+ | |||
+ | Het ene kan niet met het andere vergeleken worden. Hierboven was sprake van natuurlijke manieren van eenwording, waarbij nieuwe hoedanigheden aan iets worden toegevoegd, of de ene zelfstandigheid met de andere samengaat. Maar hier, bij de instelling van het sacrament door Christus, is alles bovennatuurlijk.\\ | ||
+ | Bovendien is Christus in het Avondmaal er niet om het brood, maar om de mens. Christus heeft de woorden “dit is mijn lichaam” niet gesproken vanwege het brood alsof Hij dat wezenlijk had willen veranderen of zijn lichaam aan het brood had willen meedelen. Nee, Hij heeft de discipelen de belofte gedaan dat zijn lichaam met ons is, waardoor Hij ons als zijn ledematen met Hem verenigt. | ||
+ | |||
+ | ==== 74. Wat is dan de eigenlijke betekenis en bedoeling van de woorden bij het Avondmaal des Heren? ==== | ||
+ | |||
+ | Het brood dat Christus met Zijn handen brak en aan de discipelen gaf, is zoals Hij zei “mijn eigen lichaam”. Maar dat is het niet wezenlijk, maar op een verborgen manier of anders gezegd door een sacramentele belofte. Het is een geestelijke aanduiding van iets dat niet denkbeeldig is maar waarachtig en werkelijk. Paulus spreekt hierover in 1 Korintiërs 10:16: “Het brood dat wij breken, [is] een gemeenschap met het lichaam van Christus.” Dat wil zeggen: het is een zegel en krachtig onderpand, een werktuig of middel waardoor gemeenschap met het lichaam van Christus geoefend wordt. | ||
+ | |||
+ | Deze uitleg bevestigt Augustinus als hij zegt: “De Heere is er niet voor teruggeschrokken om te zeggen: 'Dit is mijn lichaam', | ||
+ | |||
+ | De woorden “Deze drinkbeker is mijn bloed” leggen we ook niet anders uit. De zin en bedoeling van Christus’ woorden is dus deze: zo dikwijls jullie, die mijn discipelen zijn en in Mij geloven, dit brood eten en deze drinkbeker drinken, zal het voor jullie een duidelijk gedenkteken en een getuigenis zijn, dat jullie met mijn lichaam dat voor jullie overgegeven is, en met mijn bloed dat voor jullie uitgestort is, werkelijk – maar dus wel op een geestelijke manier – gevoed worden tot het eeuwige leven. | ||
+ | |||
+ | ==== 75. Waarom heeft de Here de manier van spreken “Dit is mijn lichaam” en “Dit is mijn bloed” liever willen gebruiken dan te zeggen: “Dit betekent mijn lichaam en mijn bloed”? ==== | ||
+ | |||
+ | Omdat het woord “betekent” voor Hem terecht wat te weinig zeggend lijkt geweest te zijn. Hij heeft uitdrukkelijk willen duidelijk maken dat de tekenen niet voorgesteld worden om die aan te merken zoals ze op zichzelf zijn. Hij wil juist dat degene die ze ontvangt, met de ogen van het geloof de zaken die daardoor worden uitgebeeld in deze tekenen zal zien en op een geestelijke wijze zal aannemen– alsof het brood en de wijn geen tekenen waren van die zaken, maar de zaken zelf. | ||
+ | |||
+ | ==== 76. Maar als men ontkent dat het lichaam van Christus in het brood van het Avondmaal is, zegt men dan niet dat Christus Zelf in zijn Avondmaal niet werkelijk aanwezig is? ==== | ||
+ | |||
+ | Nee; we moeten echter wel zeggen dat de gehele Christus in het Avondmaal aanwezig is, maar niet het geheel van Christus. De mens Christus is werkelijk tegenwoordig: | ||
+ | |||
+ | - Met de genade en de kracht van zijn Geest; zie Matteüs 18:20: “Waar twee of drie vergaderd zijn in mijn naam, daar ben ik in hun midden.” | ||
+ | - Met zijn macht en majesteit.((*Matteüs 28: | ||
+ | - Daardoor is Hij wel met zijn lichaam van ons verwijderd, want Hij is tot boven de hemel verheven; maar toch is Hij met zijn kracht geheel tegenwoordig, | ||
+ | - Hij heft de harten van de gelovigen door de belofte van het evangelie op tot in de hemel, zodat ze daar in het hemelse heiligdom het offer dat aan het kruis is geslacht, zullen zien en daarmee door het geloof worden gevoed. | ||
+ | - Ongetwijfeld doet Christus dus werkelijk en helemaal wat Hij beloofd heeft. | ||
+ | |||
+ | ==== 77. Is het lichaam van Christus dan niet wezenlijk en werkelijk in het Avondmaal? ==== | ||
+ | |||
+ | Ja, dat wel! Het is echter niet zo dat het gehele wezen, dus zowel de stof als de vorm van het brood en de wijn in het lichaam en bloed van de Here verandert, of in het brood wordt opgesloten, of dat aanneemt, of daar concreet in bestaat – zoals een kind dat in de wieg ligt. Het is namelijk niet tegenwoordig in de uitwendige tekenen door er één mee te zijn of zonder in plaatselijke zin ruimte in te nemen. Het is ook niet op de plaats waar het brood is, en evenmin bij het lichaam van de mensen, en het wordt dus ook niet in hun mond genomen. Wat plaats betreft, is het lichaam van Christus immers in de hemel. | ||
+ | |||
+ | Het is echter wel tegenwoordig voor de ziel van de gelovigen | ||
+ | |||
+ | ==== 78. Spreekt het elkaar niet tegen als men zegt: Christus is lichamelijk in de hemel én Christus is met zijn lichaam en bloed aanwezig in het Avondmaal? ==== | ||
+ | |||
+ | Nee, toch niet. Als we het namelijk echt goed begrijpen, zien we dat die tegenwoordigheid geen betrekking heeft op de plaats van het brood, maar op de gemeenschap met de mens, die door de handelingen van het Avondmaal meegedeeld en verzegeld wordt. | ||
+ | |||
+ | ==== 79. Wordt het Avondmaal van Christus niet in waarde verminderd als men het ervoor houdt dat het lichaam van Christus net zo ver verwijderd is van de sacramentele handeling als de hemel van de aarde? ==== | ||
+ | |||
+ | Helemaal niet. Het lichaam en bloed van Christus zijn niet zomaar dingen op zichzelf; in deze sacramentele verborgenheid worden ze echter niet opgevat als een gave voor het lichaam, maar voor de geest; niet voor de uitwendige zintuigen, maar voor het geloof – om ze zo alleen met de ziel in geloof te eten en te drinken. De dingen die men hoort, komen tot ons door het gehoor; en wat men ziet, ontvangt men door het gezichtsvermogen – en zo krijgt men ook de dingen die men begrijpt door het verstand, en die men gelooft door het geloof. Deze laatste dingen zijn ook niet in gelijke mate in stoffelijke voorwerpen te vinden. Wat men door het geloof ontvangt, is immers veel zekerder dan wat men uitwendig en zintuigelijk of begripsmatig verkrijgt. Paulus geeft aan hoe het geloof een bepaald iets aanwezig kan laten zijn door het geloof, als hij in Galaten | ||
+ | |||
+ | ==== 80. Zijn de aardse en de hemelse gaven op dezelfde manier in het Avondmaal aanwezig? ==== | ||
+ | |||
+ | Nee, want Christus is in het zegel van Zijn genade niet anders tegenwoordig dan in het woord of de belofte van die genade. Christus is in het Woord, in de doop en in heel het dienstbetoon van de kerk alleen op een geestelijke manier aanwezig en niet op lichamelijke manier hier-en-nu. Hij wordt in de stem van de dienaar die spreekt, niet opgesloten en evenmin in de sacramentele tekenen of onderpanden. Paulus zegt immers in 2 Korintiërs 5:6-7 dat wij wel ‘in het lichaam ons verblijf hebben’, maar toch ‘bij de Here onze intrek nemen’, ‘want wij wandelen in het geloof, niet in aanschouwen’ – en dat doen we door de Geest (vgl. vs. 16). In Kolossenzen 3:1 lezen we hetzelfde, namelijk dat Christus hierboven is, en in 1 Tessalonicenzen 4:16, dat Christus op de dag van het oordeel zal ‘nederdalen van de hemel’. Hij zal niet dagelijks en op elk ogenblik van de dag komen, maar anders dan Hij opgevaren is – namelijk niet zichtbaar en niet nader omschreven – zal Hij op dezelfde manier terugkeren als ze Hem naar de hemel hebben zien opvaren.((*Handelingen 1:11)) Daarom ook is Christus in het Avondmaal op een geestelijke manier aanwezig – een aanwezigheid die men hemels, goddelijk en bovennatuurlijk zou mogen noemen en niet natuurlijk of lichamelijk. | ||
+ | |||
+ | ==== 81. Wat of wie is dan de betekende zaak in het Avondmaal van de Here? ==== | ||
+ | |||
+ | Dat is Christus Zelf, die zich met al zijn weldaden op een geestelijke manier aan ons aanbiedt om Hem door het geloof aan te nemen. We krijgen in het Avondmaal niet alleen deel aan de kracht, de weldaden en de gaven van Christus, maar wezenlijk ook aan het levendmakende lichaam van Christus. | ||
+ | |||
+ | ==== 82. Hoe moeten we de woorden “lichaam” en “bloed” opvatten in de woorden: “Dit is mijn lichaam, en dit is mijn bloed’? ==== | ||
+ | |||
+ | Niet als het symbool dat sommige kerkvaders het sacramentele lichaam noemen; dat wil zeggen het lichaam zoals het op sacramentele manier wordt opgevat, zoals men bijvoorbeeld zegt dat het lichaam van de Here gezien wordt, getast of gegeten, een lichaam dat op de aarde valt, geschapen is en ook weer verteert. En ook niet het verborgen lichaam zoals de gemeente genoemd wordt((*Efeze 5:30)), want dan zouden de gelovigen als het ware de gemeente eten. We willen natuurlijk niet ontkennen dat het verborgen lichaam door de tekenen van brood en wijn worden uitgebeeld – wat ook [in de Schrift] is vastgelegd en bekrachtigd((*1 Korintiërs 10:16)) – maar dan wel op de wijze van een vergelijking, | ||
+ | |||
+ | ==== 83. Ontvangen we in het Avondmaal des Heren als de betekende zaak van het sacrament alleen de verdiensten, | ||
+ | |||
+ | We ontvangen Christus Zelf met al zijn weldaden, zoals die ons zowel door toerekening als werkelijk en op een duidelijke manier geschonken worden. | ||
+ | |||
+ | - Christus is als de ene God en Mens het levendmakende brood door Wie het eeuwige leven tot ons komt((*Johannes 6:51)). Dat wordt door hen die een oprecht en waar geloof hebben op een geestelijke manier gegeten. | ||
+ | - Brood en wijn zijn niet alleen heilige tekenen van de dood en de weldaden van Christus, maar ook van zijn lichaam en bloed. | ||
+ | - Paulus bevestigt dit ook heel uitdrukkelijk((*1 Korintiërs 10:15 e.v.)); wij moeten deel hebben aan het lichaam en bloed van Christus om zijn weldaden te kunnen ontvangen. Deze weldaden en de levendmakende kracht die onze ziel ondersteunt tot het eeuwige leven, kunnen niet gescheiden worden van het lichaam en bloed van Christus waarin ze zich bevinden, en dus ook niet van Christus Zelf.((*1 Johannes 5:11)) Het is als het resultaat van iets dat door bepaalde oorzaak ontstaat, of als een inherente eigenschap die bij een bepaald voorwerp hoort. Het is zoals Cyrillus zegt: “De Geest in Christus is heel nauw met Zijn lichaam verenigd, en het lichaam met zijn Geest.” Wij kunnen dus het ene niet zonder het andere aannemen – niet in een eenvoudig woord en ook niet in de sacramenten. | ||
+ | - Hij die de belofte van het evangelie door het geloof omhelst, heeft deel aan Christus.((*Hebreeën 3:14)) | ||
+ | - De woorden van Christus maken dit zelf al heel duidelijk: “Neemt, eet, dat is mijn lichaam.” Daarom is het nodig dat het lichaam van Christus door de gelovigen genomen en gegeten wordt. | ||
+ | - De ware gemeenschap met Christus, God en mens, wordt in de doop bekrachtigd. Dan moet men het ook voor wáár houden dat dit ook in het Avondmaal gebeurt. | ||
+ | - De overeenkomst met het nemen en eten van de brood en de wijn vervalt als men Christus Zelf niet op een geestelijke manier ontvangt. Het is dan ook nodig om het brood zelf te eten, als men het effect van de voeding die in het brood is, wil ontvangen. | ||
+ | - Wij sterven in Adam, omdat we met hem in algemeen menselijke zin verenigd zijn; en zo leven wij ook in geestelijke zin uit Christus, en ontvangen het leven uit Hem vanwege deze geestelijke gemeenschap met Christus. | ||
+ | - Er zijn verschillende plaatsen in de Schrift waar gesteld wordt dat de gemeente het lichaam is van een Hoofd. Het is daarom ondenkbaar en dus ook onbestaanbaar dat het leven vanuit het Hoofd in het lichaam komt zónder met elkaar verenigd te zijn. | ||
+ | - Mensen die aan het wezen van de zaak voorbijgaan en aan de feiten blijven hangen, behoren in geen enkele tak van wetenschap geduld te worden. Nu worden de dood van Christus en zijn weldaden onder de feiten geteld; en het zou dan ook heel vreemd en ongehoord zijn om alleen over de weldaden te spreken en niet over Christus Zelf. | ||
+ | |||
+ | Als bredere verklaring zeggen we hierbij nog dat in het eenvoudige woord, in het gepredikte woord Christus door middel van de stem verkondigd en met de oren beluisterd wordt. Maar Christus Zelf, die door het gepredikte woord wordt verkondigd, wordt alleen maar met een gelovig verstand aangenomen. Het lichaam wordt in de doop wel met water besprengd, maar de gelovige ziel wordt met het bloed [van Christus] gereinigd – en dit wordt door het water duidelijk gemaakt. Zo wordt ook in het Avondmaal het lichaam wel gevoed met het brood en de wijn, maar de ziel van de gelovige wordt alleen gevoed met het vlees en bloed van de Here, zoals Tertullianus zegt. | ||
+ | |||
+ | Er is in het Avondmaal dus wel een eten met het lichaam, maar toch is het geen lichamelijk eten, maar een geestelijk eten in het geloof, omdat de vereniging met Christus geestelijk, verborgen en bovennatuurlijk is – een vereniging die plaatsvindt door het geloof en in de kracht van de Heilige Geest. Ook de tegenwoordigheid van het lichaam van Christus is dus geestelijk. Zoals ons gezichtsvermogen in één ogenblik met de zon als fysiek hemellichaam wordt ‘verenigd’, | ||
+ | |||
+ | ==== 84. Is het toegestaan om te zeggen: Het lichaam van Christus wordt met het brood gegeven? ==== | ||
+ | |||
+ | We kunnen daar niets tegenin brengen als men het woordje “met” opvat als: terwijl – dus: wanneer de gelovigen het Avondmaal gebruiken. Dan betekent dat: als een gelovige het Avondmaal gebruikt, dus het brood en de wijn van de Here eet en drinkt, krijgt hij niet alleen deel aan de aardse gaven, maar ook aan de hemelse, namelijk het lichaam en het bloed van Christus. Maar als men met dat woordje “met” ook //in// of //onder// bedoelt om daarmee te willen zeggen dat het lichaam van Christus onzichtbaar aanwezig is //in//, //met// en //onder// het brood, dan verwerpen we dat mede-aanwezig zijn heel terecht. Dan zouden we immers bedoelen dat het lichaam van Christus lichamelijk aanwezig is en niet door ruimte en plaats daarvan gescheiden. Dit laatste wordt door de woorden van Christus namelijk niet bedoeld, en als men rechtzinnig wil blijven, kan die conclusie daarom niet getrokken worden. | ||
+ | |||
+ | ==== 85. Hoe vaak is er bij het gebruiken van het Avondmaal des Heren sprake van een bepaalde samenvoeging? | ||
+ | |||
+ | Tweemaal. De eerste is die van het lichaam en bloed van Christus met het brood en de wijn – dit wordt een sacramentele vereniging genoemd, en die behoort tot de vormgeving van het sacrament. De andere is de vereniging van het lichaam en bloed van Christus met de gelovigen die – in geestelijke zin – de gemeenschap of het deelhebben aan en het genieten van het lichaam en bloed van Christus wordt genoemd. Deze wordt ons meegedeeld onder de tekenen van het Heilig Avondmaal, en geeft ook het doel van het sacrament aan. | ||
+ | |||
+ | Men moet wat dit betreft echter niet gaan verzinnen dat er een vermenging of een overstorten van het vlees van Christus in onze ziel plaatsvindt. Het is namelijk voldoende dat Christus vanuit het wezen van zijn vlees het leven in onze ziel overbrengt, oftewel zijn eigen leven in ons ziel – al betekent dat niet dat het vlees van Christus in ons wordt opgenomen. | ||
+ | |||
+ | ==== 86. Hoe zijn de tekenen in het Avondmaal des Heren verenigd met de betekende zaak? ==== | ||
+ | |||
+ | Niet op een natuurlijke manier, in die zin dat de betekende zaak op dezelfde plaats als het teken aanwezig is. Daarvoor zijn de volgende redenen: | ||
+ | |||
+ | - De woorden van de instelling kunnen deze interpretatie beslist niet ondersteunen. | ||
+ | - Het is ook duidelijk dat Christus Zelf daadwerkelijk, | ||
+ | - De sacramenten zijn niet ingesteld om een soort schuilplaatsen van de betekende zaak te zijn, maar ze zijn krachtige tekenen en zegels om te gedenken aan dingen die, zoals Augustinus zegt, op wat anders betrekking hebben en wat anders betekenen. | ||
+ | |||
+ | Krachtens Gods instelling zijn het teken en de betekende zaak één door de verhouding waarin ze tot elkaar staan, want Beda zegt: “Het brood ziet op een verborgen manier op het lichaam van Christus en de wijn op zijn bloed.” In geestelijke zin worden ze ons beide tegelijk | ||
+ | |||
+ | ==== 87. Aristoteles leert in Boek 5 , hoofdstuk 6, over de metafysica dat vier soorten dingen één zijn, namelijk het getal, de soort, het geslacht en de analogie of overeenkomst. Hoe moeten we in dit verband het brood van Christus’ lichaam zien? ==== | ||
+ | |||
+ | We moeten in dit verband niet aan getal, soort of geslacht denken, maar aan analogie of overeenkomst en een zekere gelijkheid. Terwijl het over verschillende dingen gaat, maar door een bepaalde gelijkheid kan over van elkaar verschillende dingen gezegd worden dat ze één zijn. De filosoof zegt dan ook: “De dingen die op elkaar gelijken, worden door analogie of overeenkomst één genoemd.” Daarom zijn het brood en het lichaam van Christus of het “brood des levens” door overeenkomst één, omdat ze ons beide voeden – het brood voedt ons lichaam, en het lichaam van Christus de gelovige ziel. Daarom zijn ook de wijn die de Here gebruikte en zijn bloed door een zekere gelijkheid één, omdat ze de dorst wegnemen en ons verkwikken – de wijn ons lichaam en het bloed de gelovige ziel. | ||
+ | |||
+ | ==== 88. Maar is hier geen sprake van de bovennatuurlijke eenheid waarmee Christus’ godheid en zijn mensheid in één Persoon verenigd zijn? God heeft Zich soms immers op een wondere manier geopenbaard als Hij een zichtbare gedaante aannam, of aan Mozes in een vuurvlam verscheen; en als de Heilige Geest in de gedaante van een duif op Christus neerdaalde (Matteüs 3:16), of door het blazen van Christus of door tongen als van vuur werd gegeven. ==== | ||
+ | |||
+ | Nee, dat is niet het geval. Want die vereniging in één Persoon en de sacramentele eenheid verschillen heel veel van elkaar. Bovendien zou de kwaliteit van het brood heel wat beter zijn dan die van de gelovigen, met wie het lichaam van Christus niet persoonlijk maar alleen op een verborgen manier verenigd is. | ||
+ | |||
+ | Ook is er een groot verschil tussen het lichaam van Christus dat niet op veel plaatsen tegelijk kan zijn, en de Heilige Geest die overal is. | ||
+ | |||
+ | Bovendien mag men geen conclusies trekken uit wat buiten de gewone gang van zaken en door wonderen gebeurt, zodat men niet mag beweren dat die normaal zijn in Gods gemeente, zoals bij het Avondmaal van de Here dat naar zijn bevel gehouden wordt. | ||
+ | |||
+ | Ten slotte is de duif die Johannes de Doper uit de hemel op Christus zag neerdalen, niet werkelijk God of de Heilige Geest geweest, en de Geest was daar ook niet in opgesloten. En hetzelfde kan gezegd worden over het blazen van Christus op zijn discipelen, of over de vurige tongen die op ieder van de discipelen zaten. Al deze dingen zijn alleen maar tekenen en onderpanden geweest, zowel in Christus als in de discipelen. | ||
+ | |||
+ | ==== 89. Maar is dan niet helemaal wáár dat er over dingen iets anders gezegd wordt, die op een bijzondere manier door Gods instelling toch één zijn, zoals: deze mens is God; of: de duif is de Heilige Geest? ==== | ||
+ | |||
+ | Nee, anders zou men met recht over de mens mogen zeggen: de ziel is het lichaam; en wat Christus betreft: zijn mensheid is de Godheid. Als het over een gloeiend ijzer gaat, zou men dan mogen zeggen: het ijzer is het vuur, of: het vuur is het ijzer. Dat kan niemand echter goedkeuren. De stelling is alleen waar ten aanzien van de Persoon Christus. Deze zelfde Persoon is zowel Mens als God. In het sacrament is echter geen eenheid wat de persoon betreft. Het kan dus niet zo zijn dat de uitspraak ‘deze Mens is God’ op dezelfde manier wáár is als wanneer we zeggen ‘dit brood is het lichaam van Christus’. Ook in een beeldende en sacramentele manier van spreken is het waar, zoals waar Johannes de Heilige Geest zag neerdalen als een duif, omdat de duif een téken was van de Heilige Geest; zo keuren we het ook als we zeggen dat het brood het lichaam van Christus is. | ||
+ | |||
+ | Van een fles wijn zeggen we terecht maar wel op een oneigenlijke manier: dat is wijn. Hier zijn twee zelfstandige dingen als het ware één geworden, zowel het omhulsel als de inhoud. En van een engel die in menselijke gestalte verschijnt, mag men zeggen: dat is een engel – namelijk als iemand die daar ter plekke staat. We hebben echter aangetoond dat we op deze manier niet over het lichaam van Christus in het brood mogen spreken. | ||
+ | |||
+ | ==== 90. Waarom worden de sacramentele tekenen dan meedelende tekenen genoemd? ==== | ||
+ | |||
+ | Omdat de Here, die het hemels brood en het brood van het eeuwige leven is, hierdoor Zichzelf werkelijk aan zijn kinderen geeft, zoals Hij aan zijn discipelen werkelijk de Heilige Geest gegeven heeft door middel van het blazen met zijn mond als een teken. Zo heeft Hij ook van veel mensen | ||
+ | |||
+ | ==== 91. Maar Ireneüs zegt dat het Avondmaal uit twee elementen bestaat, het hemelse en het aardse! ==== | ||
+ | |||
+ | Ja, heel goed, maar men moet niet denken dat dit dan uit twee delen bestaat en zo samen een zelfstandige eenheid vormen, zoals een mens uit ziel en lichaam bestaat, en het lichaam weer uit het hoofd en de rest van de romp. Nee, het Avondmaal is een heilige daad, een goddelijke instelling, waardoor tegelijk en op één tijd maar niet tegelijk op één plaats, verschillende dingen op een verschillende manier voorgesteld en gegeven worden. Het is dan net eender als bij de situatie dat men een onderpand van een bepaald voorwerp geeft en daarmee tegelijk als het ware het voorwerp zelf. | ||
+ | |||
+ | ==== 92. Wat is het doel waarom de Here geboden heeft zijn Avondmaal te houden? ==== | ||
+ | |||
+ | Dat heeft Hij niet gedaan om zijn lichaam zonder bloedstorting aan God de Vader te offeren voor de zonden van levenden en doden. Dat heeft Hij ook niet gedaan om zijn dood op een beeldende manier voor te stellen, maar tot de gedachtenis, | ||
+ | |||
+ | Verkondigen houdt niet in dat men door een identieke daad iets wegdringt | ||
+ | |||
+ | ==== 93. Hoe moet die gedachtenis dan zijn? ==== | ||
+ | |||
+ | Het moet niet zomaar een vluchtige herinnering zijn van iets uit het verleden en wat ons verder niets aangaat. Het moet integendeel juist een sterke herinnering zijn, waardoor een gelovige ziel bij het gebruikmaken van dit sacrament Christus en al zijn weldaden door het geloof aanneemt en zich toe-eigent. Zo gedenkt de gelovige aan het vroegere offer dat eenmaal lichamelijk heeft plaatsgevonden, | ||
+ | |||
+ | Hieruit concluderen we ook dat het Avondmaal niet is ingesteld om een daadwerkelijk en verzoenend offer voor levenden en doden te zijn. Nee, het is een plechtige en eerbiedige openbare dankzegging voor de menswording van Christus, zijn dood, zijn verlossing en voor al zijn weldaden. | ||
+ | |||
+ | ==== 94. Wat zijn de redenen waarom Christus het heeft ingesteld Zijn gedachtenis onder ons te houden? ==== | ||
+ | |||
+ | - Zijn onmetelijke liefde, die zodanig is dat zij die Hem oprecht en van harte liefhebben, verlangen dat Hij leeft in hun ziel en herinnering. Hieruit leiden wij af dat Christus nooit vergeten mag worden. | ||
+ | - De trouwe voorzienigheid van Christus, waarmee Hij ervoor zorgt dat de aan Zijn geliefden geschonken weldaad hen ook werkelijk helpt en haar doel bereikt. Want wanneer men zijn weldoeners vergeet, gaat ook de ontvangen weldaad verloren; daarom moet het vooral in gedachtenis worden gehouden. | ||
+ | |||
+ | ==== 95. Wat houdt het in als we de dood des Heren verkondigen? | ||
+ | |||
+ | Het gaat er niet alleen om de geschiedenis goed te overdenken, maar ook ernstig over het volgende na te denken: | ||
+ | |||
+ | - Gods rechtvaardigheid en toorn tegen de zonde dien men in dit offer opmerkt. | ||
+ | - Gods onmetelijke barmhartigheid jegens ons. | ||
+ | - De liefde van de Zoon voor het menselijk geslacht. | ||
+ | |||
+ | De eis van Gods rechtvaardigheid en de ernst van de zonde is zo groot dat de verzoening niet kon plaatsvinden dan alleen wanneer iemand de rechtvaardige straf op de zonde kon dragen en hij die betaald had. De toorn van God is immers zo groot dat de eeuwige Vader alleen tevredengesteld wordt door de voorbidding en de dood van Zijn Zoon. Maar ook is Zijn barmhartigheid zo ontzaglijk groot dat Hij Zijn Zoon voor ons heeft gegeven. | ||
+ | |||
+ | De liefde van de Zoon voor ons is zo groot dat Hij deze werkelijke en ontzaglijke toorn op Zich genomen heeft en dat Hij een offer voor ons is geworden, waardoor Hij ons laat delen in zijn lichaam en zijn bloed. Dat moeten we in het gebruiken van het Avondmaal verkondigen en overdenken. Dan zullen we terecht en met ontzetting beseffen hoe groot Gods toorn tegen de zonde is; dan zullen we over onze zonden ook van harte bedroefd zijn en mogen we ons opnieuw verblijden door deze ware troost. Ten slotte zullen we dan onze Here Jezus Christus met ware dankbaarheid met ons hart, onze mond en ons leven grootmaken en prijzen. | ||
+ | |||
+ | ==== 96. Moet men Christus in het brood van het Avondmaal niet aanbidden? ==== | ||
+ | |||
+ | Nee, om de volgende redenen: | ||
+ | - Omdat Hij daar niet in lichamelijke gestalte aanwezig is; | ||
+ | - Hij heeft Zich door zijn woord ook niet aan het brood gebonden, en daarom moet Hij, zoals Ambrosius zegt, in de verborgenheid aangebeden worden terwijl men het Avondmaal houdt – en dat als God en Mens. Maar dan zo dat we niet aan de tekenen blijven hangen, maar met de ogen van het geloof en met ons harten niet gericht op de plek waar het brood is, maar gericht op de hemel waar Hij aan de rechterhand van God zit.((*Kolossenzen 3:1)) Daartoe nodigde men in vroeger tijden de gemeente tijdens de bediening van het Avondmaal ook uit, als men haar opwekte om de harten opwaarts te heffen – //sursum corda//! De gemeente zocht het lichaam en bloed van de Here niet hier beneden en evenmin in, onder of met het brood dat in haar substantie aanwezig is. Nee, veel meer is het zo dat zij met de hand van het geloof in de hemel het vlees dat voor ons overgegeven en het bloed dat voor ons gestort is, aanraken en tot zich nemen. | ||
+ | |||
+ | De discipelen zijn [bij de instelling van het Avondmaal] ook niet opgestaan om bij Hem neerknielend het brood en de wijn uit zijn hand aan te nemen. In het boekje dat men aan de volgelingen van Clementus toeschrijft, | ||
+ | |||
+ | Wat het opheffen van het sacrament betreft, willen we wel erkennen dat dit de gang van zaken in de eerste christengemeente was. Het sacrament werd op de tafel, die gedekt was met een schone linnen doek, neergelegd totdat het aan de gemeente werd uitgedeeld. | ||
+ | |||
+ | Het heffen van het brood boven het hoofd van de misdienaar is de kern van deze ‘brooddienst’, | ||
+ | |||
+ | ==== 97. Behoort men het brood dat over is van het Avondmaal, niet als heilig te beschouwen; en moet het daarom niet worden opgeborgen, in optochten worden meegedragen of worden aanbeden? ==== | ||
+ | |||
+ | Op geen enkele manier! En wel om de volgende redenen: | ||
+ | |||
+ | - De sacramenten zijn alleen maar sacramenten wanneer ze heilig en wettig gebruikt worden en ze aangenomen worden met de daarbij voorgeschreven woorden: Neem, eet; neem, drink; daarna zijn het geen sacramenten meer. Het water is ook geen doopwater, behalve wanneer iemand daarmee op de voorgeschreven manier gedoopt wordt. Als iemand daarmee besprengd is in de Naam van de Vader, de Zoon en de Heilige Geest, houdt het daarna op om nog langer water van het sacrament te zijn. De sacramenten zijn daden van Godswege waarbij verschillende tekenen als een pand gebruikt worden. De gedachten mogen dan echter niet bij de tekenen blijven hangen, maar bij het doel van het sacrament om degene die het toegediend krijgt, ertoe te bewegen om anders te denken en te handelen. | ||
+ | - Gods Woord getuigt ook openlijk dat de Here het uitdrukkelijk verboden heeft iets te bewaren van het paaslam – dat een voorbeeld is van ons Avondmaal – en van het manna iets te bewaren of voor de volgende dag over te houden. Dat is gedaan om alle bijgelovigheid te voorkomen. | ||
+ | - Deze vorm van brooddienst schrijft Daniël in hoofdstuk 11:38 toe aan de antichrist. Hij zegt daar namelijk: “Maar in hun plaats zal hij de god der vestingen vereren: de god die zijn vaderen niet gekend hebben, zal hij vereren met goud en zilver en edelgesteenten en kostbaarheden”. Het lijkt hier alsof hij de mis-god bedoelt, de gebakken god, de brood-god. | ||
+ | - Christus heeft immers ook niet gezegd: “Hef op, offer, berg het op, draag het om en bid het aan”, maar: “Neemt, eet, drink tot Mijn gedachtenis.” | ||
+ | |||
+ | ==== 98. Wat is het tweede doel om het Avondmaal te houden? ==== | ||
+ | |||
+ | Dat de Here zijn onzichtbare gaven op een zichtbare manier aan vrijwel alle zintuigen bekend en duidelijk maakt; ze worden gezien, gehoord, gesmaakt en gevoeld – zodat de hele mens met lichaam en ziel ertoe bewogen wordt om met grote blijdschap deze liefelijke maaltijd te houden en te vieren. | ||
+ | |||
+ | ==== 99. Wat is het derde doel? ==== | ||
+ | |||
+ | Om een krachtig teken, zegel en getuigenis te zijn van onze gemeenschap, | ||
+ | |||
+ | ==== 100. In hoeveel opzichten is er een vereniging van onze natuur met die van Christus? ==== | ||
+ | |||
+ | In drie opzichten. | ||
+ | |||
+ | - De eerste is een vereniging in natuur. Onze natuur is die van een individueel ondeelbaar mens. Christus is als mens uit het geslacht van Abraham en in de persoon van de Zoon is Hij met de menselijke natuur tot een Persoon verenigd((*Johannes 1:14 *Hebreeën 2:14-16)) – een vereniging die persoonlijk en zelfstandig genoemd wordt. Wat dit betreft, zeggen we dat de Zoon van God uit ons vlees en onze beenderen is, omdat Hij het vlees of lichaam van onze soort heeft aangenomen. | ||
+ | - De tweede is een vereniging van onze persoon. Zolang wij in het lichaam ons verblijf hebben, zijn we ver van de Here in den vreemde (2 Korintiërs 5:6), maar toch zijn wij met de Persoon van Christus, God en mens, ja, met de beide naturen van Christus, zowel de goddelijke als de menselijke natuur, verenigd in een verborgen lichaam. Die vereniging moet ten aanzien van de zaken die verenigd worden, // | ||
+ | - De derde is een vereniging van onze personen. Voor hen die al bij de Here zijn, is dat een vereniging met de Persoon van Christus in een verheerlijkt lichaam – zij worden de verheerlijkten genoemd. | ||
+ | |||
+ | Bij deze vereniging komt de derde uit de tweede voort, en de tweede uit de eerste. | ||
+ | |||
+ | ==== 101. Wat betekent het woord “gemeenschap” in wat Paulus zegt in 1 Korintiërs 10:16? En om welke van de drie genoemde vormen van vereniging gaat het hier? ==== | ||
+ | |||
+ | Het is niet een soort akkoordverklaring van eendracht en overeenstemming, | ||
+ | |||
+ | Hoe nauw deze gemeenschap is, blijkt uit het woord ‘eenheid’ dat Christus als een verklaring gebruikt als Hij zegt: “Ik bid U, Vader, dat allen die U Mij gegeven hebt, één zijn, gelijk Gij, Vader, in Mij en Ik in U, dat ook zij in Ons één zijn” (vgl. Johannes 17:21). | ||
+ | |||
+ | Het woord “gemeenschap” heeft een andere betekenis als het gaat om de gemeenschap in de gebeden en in het breken van het brood, dan wanneer het gaat om het geven van aalmoezen en het uitdelen aan de armen, en om de overeenstemming in de leer (Galaten 2:9). | ||
+ | |||
+ | //Wat houdt het in om in gemeenschap met Christus te zijn?// | ||
+ | |||
+ | Het is niet alleen Christus belijden of het gemeenschappelijk mens-zijn ervaren, waardoor Hij één geworden is met het gehele menselijke geslacht. Deze menswording is overigens wel het fundament van de vereniging of gemeenschap waarover we nu spreken. Het is ook niet alleen een vereniging met Christus vanuit genegenheid, | ||
+ | |||
+ | ==== 102. Wie of wat wordt dan met ons tot één gemaakt? ==== | ||
+ | |||
+ | Christus, voor wat Hemzelf betreft én voor wat betreft de weldaad en genade die Hij schenkt – dat wil zeggen: de gehele Christus, zoals Hij met al zijn verdiensten in geestelijke zin met het hart beschouwd moet worden. | ||
+ | |||
+ | ==== 103. Hoe vindt die vereniging plaats – door een daadwerkelijk en lichamelijk (hoewel onzichtbaar) neerdalen van het lichaam van Christus in ons, door een fysieke aanraking één worden met ons vlees, door een plaatselijk hoewel onruimtelijk met de mond genieten, door een wezenlijke vereniging van het vlees van Christus met ons vlees, doordat zijn lichaam in ons lichaam of ziel ingaat of door een lichamelijk samengaan? ==== | ||
+ | |||
+ | Nee, zeker niet! De werkelijkheid van Christus’ vlees en zijn hemelvaart kunnen dat niet verdragen. Bovendien zou er dan een schrikbarend wanstaltig lichaam moeten groeien uit zoveel wezens van verschillende lichamen. Nee, deze eenheid wordt door een band gesmeed die geheel en al geestelijk en bovennatuurlijk is, maar die tegelijk op een geheel goddelijke en hemelse manier werkelijk en wáár is. | ||
+ | |||
+ | Als men namelijk ziet op de dingen die verenigd worden, is die vereniging // | ||
+ | |||
+ | Het kennen en onder woorden brengen van de formele oorzaak van iets én de verborgenheid ervan zijn zaken die elkaar tegenspreken. “Want nu zien wij nog door een spiegel, in raadselen, doch straks van aangezicht tot aangezicht. Nu ken ik onvolkomen, maar dan zal ik ten volle kennen, zoals ik zelf gekend ben”; en “wij wandelen in geloof, niet in aanschouwen” – zo lezen we in 1 Korintiërs 13:12-13 en 2 Korintiërs 5:7. Het is voldoende dat we in deze verborgenheid de werkende oorzaak met het doel ervan en de tweede oorzaken weten. Want van alle handelingen weten wij pas iets af als we de werkende oorzaak weten, zegt Aristoteles in zijn derde boek over de fysica. | ||
+ | |||
+ | ==== 104. Wat is de belangrijkste oorzaak of middel van deze gemeenschap tussen ons en Christus? ==== | ||
+ | |||
+ | De kracht van de Heilige Geest werkt uit dat de mens Christus en zijn verdiensten aanneemt. Het is als met de zenuwen die zich vanuit de hersenen vertakken tot in alle delen van het lichaam. Ze verenigen de romp, de armen, de handen en de voeten met het hoofd en met elkaar, terwijl elk van die ledematen in het geheel haar eigen functie behoudt. Zo zorgt de ene en dezelfde Geest van Christus die ons aanneemt, ervoor dat we in Hem delen. We hangen het Hoofd Christus nog veel nauwer aan dan de ledematen van een natuurlijk lichaam dat elkaar doen. We kunnen dan ook nooit van Hem gescheiden worden, zoals Paulus ons leert in 1 Korintiërs 12:12: “Want gelijk het lichaam één is en vele leden heeft, en al de leden van het lichaam, hoe vele ook, één lichaam vormen, zo ook Christus.” Christus is namelijk het Hoofd, en het verborgen lichaam van dit Hoofd is de gemeente. | ||
+ | |||
+ | Vanwege de grote mildheid van onze Zaligmaker wordt Christus Zelf hierdoor de onze, en wij de Zijne. Daardoor hebben Christus en de gemeente voor de rechtbank van de Vader één en dezelfde zelfstandigheid, | ||
+ | |||
+ | Dezelfde apostel Paulus zegt dat wij allen door één Geest tot één lichaam zijn gedoopt; dat wil zeggen dat wij tot één lichaam in Christus zouden opgroeien en toenemen ( 1 Korintiërs 12:13). En Ireneüs zegt: “Zoals uit droge tarwe geen deeg of brood zónder bevochtiging kan plaatsvinden, | ||
+ | |||
+ | Daarom zegt Paulus in 1 Korintiërs 6:17: “Maar die zich aan de Here hecht, is één geest (met Hem).” Dit wordt de gemeenschap met de Heilige Geest genoemd. En in 1 Johannes 3:24 lezen we: “En hieraan onderkennen wij, dat Hij on ons blijft: aan de Geest, die Hij ons gegeven heeft.” Romeinen 8:9 voegt daaraan toe: “Indien iemand echter de Geest van Christus niet heeft, die behoort Hem niet toe.” | ||
- | ==== 11. Maar is het heilig Avondmaal niet een dubbel sacrament, nadien (??? | + | Alle ledematen van het lichaam zijn door een en dezelfde ziel met het hoofd verenigd en zijn daardoor levend. Zo is het ook met de gelovigen; hoewel ze op de aarde zijn en hun Hoofd in de hemel is, worden zij toch allen daadwerkelijk door een en dezelfde Geest die uit het Hoofd voortkomt, met Christus verenigd. “En aan Hem ontleent |
- | Nee, want elk teken is in zichzelf geen sacrament maar zijn beide tekenen die bij elkaar horen: omdat het ook onder ons maar één maaltijd is en niet een dubbele of uitgebreide maaltijd waar velerlei gerechten en drank opgediend worden. Want die twee tekenen geven ons te verstaan, dat die ene daad van Christus | + | ==== 105. Waardoor worden we ook met het lichaam |
- | ==== 12. Waarom heeft Christus | + | Dat gebeurt niet op een natuurlijke en lichamelijke manier, zoals we wel met het vlees van Adam verbonden zijn; maar door een niet natuurlijk en geestelijk ‘werktuig’, |
- | Omdat Hij door de onderscheiden tekenen Zijn bloedige dood en het overgeven van Zijn lichaam en het uitstorten van Zijn bloed, voor onze zonden, als voor ogen zou stellen | + | Deze vereniging vindt vanuit Christus gezien plaats |
- | 2. Gelijk (als Augustinus zegt in zijn 26e tractaat over Johannes): | + | Zij die zeggen dat het geloof |
- | Derhalve laten degenen nauwelijks een half volkomen genoegdoening | + | ==== 106. Wat zijn de uitwendige werktuigen |
- | ==== 13. Zondigen dan diegenen die het de drinkbeker | + | Het Evangelie en de sacramenten. Daarom wordt ze een “deelhebben aan de prediking van het evangelie” genoemd((*Filippenzen 1:5)), omdat we door de verkondiging |
- | Jazeker: 1. Want zij wijken af van de instelling van Christus | + | ==== 107. Is deze wezenlijke vereniging met Christus |
- | 2. Want het is ongeoorloofd van het testament | + | Ja, heel zeker! Deze vereniging is immers de oorzaak waardoor wij alle zegeningen in Christus hebben. Er is ook geen andere mogelijkheid om die te ontvangen. De wijnrank trekt geen sappen aan dan alleen wanneer ze aan de wijnstok groeit, en de ledematen worden niet aangestuurd vanuit |
- | 3. Overmits de gelovigen meer vrucht scheppen uit beide tekenen, dan uit één: en de twee tekenen geven de zaak beter te kennen en bewegen ook meer het hart, want anders zou Christus het tweede teken t' | + | ==== 108. Maar al die oude kerkvaders zeggen toch met nadruk dat Christus lichamelijk, door een natuurlijke vereniging of “naar |
- | 4. Hiervan zegt Hieronymus, Dat het met ons nu niet is gelijk | + | Nee, dat doen ze niet, want diezelfde kerkvaders stellen dat Christus met zijn vlees in de hemel is en nergens anders; zie daarvoor Cyrillus in Boek 11, hoofdstuk 21 en 22. Bovendien is de wijze waarop onze vereniging met Christus wordt gerealiseerd, geestelijk van aard en niet lichamelijk. Deze kerkvaders denken hier aan datgene waarmee men zich verenigd weet, namelijk |
- | 5. Omdat het de conciliën niet geoorloofd is iets tegen het woord van God te besluiten. | + | ==== 109. Hoe hebben |
- | 6. Want alhoewel wij niet altijd gehouden zijn te doen hetgeen ons bevolen | + | Zij gaan niet delen in Gods natuur of wezen, want Hij kan daarin niet mede gedeeld worden. Maar ze ontvangen wel bepaalde eigenschappen en uitnemende heerlijke gaven die de Heilige Geest hun schenkt. Die gaven noemt Petrus |
- | 7. Want aangezien wij nu zo vrij zijn van de menigte | + | ==== 110. Wordt alleen onze ziel zonder het lichaam met de ziel van Christus verenigd of ook ons lichaam met het lichaam van Christus? ==== |
- | 8. Omdat het paaslam, het manna en de offers geen schaduwen | + | Ja, de hele persoon van elke gelovige wordt met ziel en lichaam werkelijk met Christus |
- | 9. Omdat het een bijgeloof geweest is het brood van het Nachtmaal te bewaren, dat ook beter bewaard kon worden dan de wijn. | + | - De gehele persoon Adam was innig verenigd met de gehele persoon Eva. |
+ | - Niet alleen de ziel of alleen | ||
+ | - Onze lichamen zijn ledematen van Christus. | ||
+ | - De gehele Persoon van Gods Zoon heeft de gehele mens, dus heel de menselijke natuur en niet alleen de ziel of alleen | ||
+ | - De gehele Christus met zijn Godheid en mensheid, dat wil zeggen met zijn ziel en zijn lichaam, is ons Hoofd en onze Zaligmaker. Maar hier geldt deze vereniging eerst onze ziel, en pas daarna het lichaam. | ||
- | 10. Want onze tegenstanders staan(???) zelfs ons toe dat het brood eertijds in de hand gegeven werd van degenen die aan de tefel gingen en de drinkbeker van de diakenen degene placht aan de mond gezet te worden die n de gemeente daar uit wilden drinken: en op sacramentsdag, zzo zij het noemen, zingen ze aldus: Dedit fragilibus corporis ferculum: Dedit & tristibus salutis poculum, dicens, Accipite quod trado vasculum: omnes ex eo bibite. Dat is hij gaf de zwakken zijn lichaam, hij gaf de droevigen de heilzame beker zeggende: Neemt dat ik u geef in mijn naam: en de drinkbeker drinkt allen tezamen daaruit. | + | ==== 111. Waarmee wordt onze ziel en vervolgens |
- | 11. Omdat de godzalige consciëntien niet behoren beroofd te worden | + | Eerst worden |
- | 12. Omdat de oorzaak niet weg genomen | + | - De Schrift stelt Christus eerst als Mens en daarna als God voor, en daardoor kennen we Hem en nemen we Hem eerder als Mens aan dan als God.((*Genesis 3:15 *Deuteronomium 18:15)) In Jesaja 7:14 wordt eerst gezegd: “Zie, |
+ | - We worden alleen met God verenigd door een Middelaar, en zo worden we ook met de godheid van Christus alleen verenigd door zijn vlees of zijn lichaam waarin Hij zijn belangrijkste middelaarswerk heeft volbracht. Onze verlossing heeft immers in zijn vlees plaatsgevonden; | ||
- | 13. Omdat Paulus schrijft aan de gehele kerk van Korinte, ja, aan al degenen die de naam van Jezus Christus | + | Daarom moeten we in de praktijk |
- | 14. Omdat diegenen dwalen die menen dat de gemeenschap | + | ==== 112. Het doel van onze vereniging met het lichaam van Christus is dat wij, daardoor levend gemaakt, voor eeuwig zullen leven. Hoe maakt het lichaam |
- | 15. Omdat het Sacrament van het Avondmaal nu kort eerst verlemt(??? | + | Niet door een in potentie aanwezige genade zoals de scholastieke theologen daarover spreken, maar alleen door de genade van een persoonlijke vereniging met Hem. Dus niet door een bepaalde in beginsel aanwezige kracht in het vlees, alsof er in het lichaam van Christus daadwerkelijk een levendmakende kracht zou zijn uitgestort of daarmee op zichzelf al was begiftigd, of dat zijn lichaam dat leven in zichzelf |
- | 16. Want wanneer daar gesproken wordt van het breken van het brood, zo wordt daarbij verstaan door ene Synecdochen(??? | + | Maar ook het volgende moet gezegd worden: |
- | ==== 14. Zijn de ongemakken, die Gerson (???) verhaalt als: 1. dat de wijn door een ongeluk licht kan morsen, 2. zonder perikel niet kan omgedragen | + | - Wat de vereniging betreft, geldt dat we hier spreken over het eigen vlees of lichaam van het Woord dat alles levend maakt, zoals de Synode van Efeze uitspreekt. Het Woord is de fontein van het leven en ís in zichzelf het leven; dat woont in Hem en werkt krachtig, en daarmee woont Hij persoonlijk in zijn kinderen. Zijn vlees of lichaam is zo nauw met dat wezenlijke leven verenigd, dat zijn twee naturen één zelfstandigheid vormen, zodat gezegd |
+ | - De verdienste van zijn gehoorzaamheid waardoor Christus Zichzelf in zijn vlees voor ons aan het kruis offerde, heeft voor alle gelovigen het eeuwige leven verworven; zie Johannes | ||
+ | - Voor wat onze vereniging met Christus betreft, geldt dat wij niet tot God, de Fontein van het leven, en tot het eeuwige leven kunnen komen dan alleen door het lichaam van Christus. Dat wil zeggen | ||
- | Nee, 1. Want Christus, de apostelen | + | ==== 113. Is deze vereniging werkelijkheid of bestaat ze alleen in ons verstand |
- | 2. Omdat het ook kan gebeuren dat het brood op de aarde valt en schimmelig wordt als men het lang bewaard, echter wordt het daarom niet uitgesloten. het is waar, men moet wel toezien dat men de verborgenheden en sacramenten niet roekeloos bediend of behandelt: maar zo het gebeurde dat er onvoorziens een kruimeltje brood of een druppel wijn op de aarde viel, zo mag dat niet meer voor een sacrament gehouden worden. | + | Wat betreft |
- | 3. Omdat het bewaren van de tekenen | + | - Over Christus en zijn gemeente is gezegd: “Die twee zullen tot één vlees zijn” (Efeze 5:31). Man en vrouw zijn werkelijk en wezenlijk één vlees voor wat de band van het huwelijk betreft waardoor ze naar Gods instelling aan elkaar verbonden en verenigd zijn, ook als de man op de markt en de vrouw in haar huis is. |
+ | - Christus is het Hoofd en het fundament | ||
+ | - Het is zoals Christus in Johannes 15:5 zegt: “Ik ben de wijnstok, gij zijt de ranken.” De ranken worden werkelijk in de wijnstok geënt, zoals ook gebeurt met in een olijfboom geënte takken. | ||
+ | - Christus’ vlees is werkelijk voedsel, en het is als brood dat werkelijk met ons lichaam verenigd wordt, omdat het voor het lichaam bestemd voedsel is voor hen die het met hun mond eten. Zo wordt nu ook Christus’ vlees werkelijk en wezenlijk met ons verenigd als wij het eten, maar dat gebeurt op een geestelijke manier om dat het geestelijk voedsel | ||
- | 4. Omdat het bijgeloof is de leken (die Paulus | + | ==== 114. Hoe kan het lichaam van Christus dat in de hemel is en van daar niet zal wederkomen vóór |
- | 5. Omdat het besluit niet goed is wat men maakt uit die particuliere en bijzondere dingen: want als er enige zijn die van de wijn walgen, | + | Door de werking |
- | 6. Omdat men de vrouwen de drinkbeker niet had behoren | + | ==== 115. Het geloof grijpt zich vast aan en beeldt zich iets in wat niet aanwezig is. Daardoor wordt het lichaam van Christus toch niet werkelijk met ons verenigd, en daardoor is in het Avondmaal het geloof voor ons toch alleen maar een sterke mate van instemmen met een bepaalde voorstelling van zaken? ==== |
- | 7. Omdat de christenen niet zo gevoelig behoren te zijn: en zonder enigen | + | Het eerste wat hier in de vraag beweerd wordt is geheel onjuist en ook zondig((*Jakobus 2:19)). Als men namelijk stelt dat het geloof alleen maar inbeelding, fantasie, een voorstelling in de gedachte of een gevoel in het hart is, dan verschilt het in niets van een inbeelding, een activiteit van het verstand, een mening |
- | 8. Omdat ook in de gichtzieken(??? | + | Zoals de tijdsbepalingen het geloof niet kunnen beletten, omdat de verleden en toekomende dingen in geestelijke zin in het nu samenkomen, zo kunnen |
- | 9.Gods gebod moet men ook niet teniet doen, opdat de inzetting | + | ==== 116. Door middel |
- | 10. Omdat de waardigheid | + | Door verschillende, |
- | 11. Omdat Christus, | + | - //Het// // |
+ | - //Hoofd en ledematen// | ||
+ | - //Planten en bomen//. We kunnen dan denken aan de wijnstok en de ranken, aan het inenten van een takje in de stam van een boom waardoor dit takje werkelijk tot de boom behoort en daarmee | ||
+ | - Wij zijn van nature wilde druivenranken | ||
+ | - Na deze geestelijke inenting moeten we veranderen in de aard en het wezen van de wijnstok waarin we geënt zijn; het mag dus niet zo zijn als bij een natuurlijk ingeënt worden gebeurt. | ||
+ | - We moeten | ||
+ | - //Een fontein en een beek//. Wij zijn daarbij echter niet anders dan een stinkende poel, die door genade met rein en zuiver water van onze vuilheden gezuiverd moeten worden. | ||
+ | - //Het wonen in een huis//. Dat huis is zonder handen gebouwd met levende stenen, en gefundeerd op de levende, kostbare en onderste hoeksteen((*Efeze 2:20-21 *1 Korintiërs | ||
+ | - //Voedsel en drank//, oftewel //eten en drinken// | ||
+ | - Lichamelijk eten en drinken kunnen het leven niet geven, maar ze dienen alleen tot onderhoud van het lichamelijke leven naar het God behaagt. Maar het voedsel en de drank waarover | ||
+ | - Het natuurlijke eten en drinken wordt op een natuurlijke manier door het lichaam verwerkt en verteerd om zo één met het lichaam | ||
+ | - Het natuurlijke eten en drinken komen alleen dit leven een korte tijd ten goede, terwijl het ook – tenzij men er matig en met onderscheid mee omgaat – hinderlijk kan zijn en soms ook tot de dood kan leiden. Maar zij die het geestelijke voedsel en de geestelijke drank eten en drinken, ontvangen de onsterfelijkheid, | ||
+ | - Als Christus zijn vlees vergelijkt met voedsel en zijn bloed met drank, en het geestelijke genieten daarvan vergelijkt met eten en drinken, dan wil Hij daarmee niet zeggen dat zijn vlees en bloed in onze ziel of in ons lichaam komt of dat de eigenschappen van zijn ziel of zijn lichaam aan ons worden overgedragen. Nee, Hij bedoelt daarmee dat de vrede in het geweten en het heilige, geestelijke en hemelse leven in ons wordt gewerkt door de gave van de Geest der heiliging. | ||
- | ==== 15. Waarom heeft Christus brood genomen | + | De manier van spreken is in al die vergelijkingen oneigenlijk, |
- | Om te kennen te geven de verborgenheid | + | ==== 117. Wat is het doel en de vrucht |
- | ==== 16. Welk brood heeft Christus gebruikt, ongezuurd of gezuurd? ==== | + | Dat zijn er verschillende. |
- | Zuiver en algemeen brood, maar ongezuurd vanwege | + | - Onze verzoening met God door de Middelaar. |
+ | - De gemeenschap | ||
+ | | ||
- | ==== 17. Waarom heeft Hij het brood ingesteld | + | Over ons die in geestelijke zin door het geloof in Christus zijn ingeënt, giet Hij door de kracht van de Heilige Geest of door de werkelijk aanwezige kracht van de Geest in ons het levendmakende vermogen tot in het eeuwige leven. Dat wil zeggen: Hij schenkt ons de tweede vrucht van de zaligmakende kracht die onafscheidelijk met zijn vlees is verenigd. Daardoor maakt Hij ons inwendig levend, Hij vernieuwt en heiligt ons zowel wat ons verstand |
- | Om de analogie of overeenkomst, of gelijkheid | + | Ten slotte vloeit uit deze gemeenschap tussen Christus en de gelovigen de vereniging van de gelovigen met elkaar voort. Die vereniging bestaat niet uit een onderlinge samenvoeging van zielen en lichamen, maar uit de eenheid |
- | - Gelijk het tarwegraan lichamelijk brood wordt: zo wordt het lichaam van Christus geestelijk brood. | + | ==== 118. Wat houdt dat vierde doel in? ==== |
- | - Gelijk het brood door de hitte van het vuur in de oven gebakken wordt: zo is het lichaam van Christus gebakken door de hitte van het kruis en tot een spijs des levens bereid. | + | |
- | - Gelijk het lichamelijk leven door brood onderhouden wordt: zo wordt de ziel gevoed tot het geestelijk en eeuwig leven door Jezus Christus, het Brood des levens. | + | |
- | - Gelijk het hart van de mensen door brood gesterkt wordt: | + | |
- | - Gelijk het brood de lichamelijke honger verdrijft: zo verzadigt ook de verdienste van het lichaam van Christus de honger van de ziel. | + | |
- | - Gelijk het brood de hongerigen nut doet, en niet degenen die vol en zat zijn: zo baad ook de kracht en de verdienste van het lichaam van Christus alleen degenen die hongeren naar de gerechtigheid: | + | |
- | - Gelijk het brood dat onder velen uitgedeeld wordt een teken is van eendracht, zo is ook het lichaam van Christus dat voor velen geofferd is, een pand van de goedwilligheid van Christus en van de onderlinge liefde onder ons. | + | |
- | - Gelijk een brood uit veel korrels gebakken wordt:zo zijn wij alle, die eens broods deelachtig zijn een verborgen geestelijk lichaam van Christus: één brood zeg ik, niet in getal maar in het algemeen verstaan van het Sacrament en tot een einde genomen zijnde overmits dat het tot één en hetzelfde doel genomen wordt. *1Korintiërs 10:17. | + | |
- | ==== 18. Waarom | + | Als wij het sacrament gebruiken zoals Hij het heeft ingesteld, moet het een getuigenis zijn van ons in geestelijke zin gevoed worden door Christus. We worden op een geestelijke manier gevoed |
- | Omdat Hij niet gezien heeft op de koleus(???) en de uiterlijke vorm en gedaante waardoor | + | ==== 119. En wat houdt het vijfde doel in? ==== |
- | ==== 19. Hoedanige wijn heeft Christus | + | De bevestiging van het Nieuwe Testament tussen God en mensen, dat wil zeggen de belofte van het evangelie ten aanzien van de vergeving van de zonden. Daardoor betuigt God dat Hij allen in genade aanneemt en hun de zonden vergeeft omwille van de verdienste, het lijden en de dood van Christus, die vanuit het ware en levende geloof dit sacrament gebruiken. Dat heeft Hij immers Zelf met zijn woorden over “deze drinkbeker” bevestigd. |
- | Geen wijn die met water gemengd | + | Zo is het Avondmaal een liefelijk teken van het verbond waarin Gods Zoon Zich met ons verbindt, waardoor Hij ons in zijn goedheid en genade aanneemt, en wij van onze kant met Hem een verbond maken met de verzekering |
- | Maar deze bewijsredenen kunnen dat zeggen niet genoeg beweren: want dat uitstorten van water en bloed zoals Augustinus zegt betekende de twee sacramenten: | + | ==== 120. Wat is het zesde doel? ==== |
- | Deze woorden | + | Het sacrament moet ook een pand zijn van onze opstanding. Dat geldt in de eerste plaats |
- | ==== 20. Waarom heeft Hij de wijn ingesteld tot een sacrament van Zijn bloed? ==== | + | ==== 121. Wat is het zevende doel? ==== |
- | Desgelijks om de gelijkenis | + | Ook moet het sacrament een pand zijn van onze geestelijke gemeenschap, |
- | - Gelijk de wijn voortkomend uit de wijnstok een lieflijke drank is: zo is het bloed van Christus | + | Hieruit volgt opnieuw |
- | - Gelijk de wijn de dorst van het lichaam verslaat: zo lest ook de verdienste van het bloed van Christus de dorst van de zielen. | + | |
- | - Gelijk de wijn het hart van de mensen verheugd ((*Psalmen 104:15)): zo verblijden ook de beloften van Christus de ziel. | + | |
- | - Gelijk de wijn het lichaam verwarmt en ons vaardiger en bekwamer maakt om onze dingen te doen: zo ontsteekt het bloed van Christus, door het geloof aangenomen, de ziel tot alle goede bewegingen en maakt ons door de kracht | + | |
- | - Gelijk de wijn de kou verdrijft: zo verjaagt het bloed van Christus de koude van de liefde. | + | |
- | - Gelijk de wijn ons onbeschroomder en vrijmoediger maakt: zo maakt ons ook het bloed van Christus, door het geloof aangenomen, vrijmoedig, onbeschroomd en gerust voor God, en in de belijdenis standvastig zodat er geheel niets is dat we behoeven te vrezen. | + | |
- | - Gelijk de wijn ons de mond ontsluit en welsprekend maakt: zo maakt ons ook het bloed van Christus, door het geloof aangenomen, welsprekend in de belijdenis en in de verkondiging | + | |
- | - Gelijk de wijn de bleekheid van het aangezicht verdrijft en het aangezicht van de mensen doet blinken als olie: zo verandert het bloed van Christus de bleke kleur van de ziel, die ze schept uit de vrees van de dood, in een lieflijke rode verf: dat is, het maakt de gewetens gerust en versiert ons voor God, dat wij met een schoon, blozend gezicht dat is rechtvaardig | + | |
- | ==== 21. Maar wanneer ze in sommige landen zodanig | + | Het brood ontstaat immers na het malen van veel graankorrels en het daarna bakken van het meel; en de wijn ontstaat door het persen van veel druiven. Zo groeien wij als vele gelovigen tezamen op in één verborgen lichaam, waarvan Christus het Hoofd is. In Romeinen 12:4-5 lezen we: “Want gelijk |
- | Met dat aardse en lichamelijke voedsel | + | Deze gemeenschap der heiligen komt voort uit de gemeenschap |
- | ==== 22. Wat hebben wij nu met de twee tekenen | + | Het Avondmaal is voor ons ook een voorschrift waaruit we kunnen leren dat we, als de nood dat eist, onze lichamen tot eer van God en tot bescherming van onze naasten moeten opofferen en ons leven daarvoor moeten overgeven. We moeten ons er ook aan gewennen om de bezittingen die God ons gegeven heeft, in liefde en met een voor allen geldende milde vrijgevigheid rijkelijk te schenken aan de armen en allen die hulp nodig hebben. Laat het een aansporing zijn om te volharden |
- | - Omdat dezelfde concomitantie ook plaats heeft bij de mis-dienaren die nochtans willen dat ze het gehele sacrament zullen gebruiken als ze de mis doen. | + | ==== 122. Wat is het achtste doel? ==== |
- | - Omdat Christus Jezus, die de eeuwige wijsheid van de Vader is en Zijn kerk niet beveelt dingen die onnodig zijn, deze twee tekenen ingesteld heeft en met voorbedachte raad allen bevolen heeft de drinkbeker te gebruiken, zeggende:" | + | |
- | - Omdat men de delen in de uiterlijke ceremonie niet van de ander behoord te scheuren of scheiden, omdat ze in de betekenende zaak verenigd zijn. | + | |
- | - Omdat Christus niet in de tekenen van het sacrament wordt gesloten: want Hij is in het Avondmaal niet om het brood maar om de mens. | + | |
- | - Omdat het lichaam en bloed van Christus ons in deze daad niet wordt voorgeschilderd, | + | |
- | ==== 23. Maar zo iemand vandaag woonde op de plaats waar de leken de drinkbeker geweigerd | + | - Het sacrament moet een getuigenis zijn van onze belijdenis en van de overeenstemming met de leer en het geloof in Christus. |
+ | - Het is ook een teken dat wij niet meer behoren bij de onderdanen van de satan, en ook dat we geen heidenen zijn, geen aanhangers van de Islam, geen Joden en geen roomsen, en dat we niet behoren tot de een of andere sekte die niets te maken heeft met het ware kennen van Christus. | ||
+ | - Het is een benadrukken van de belofte om in het geloof en de kennis van het Evangelie te zullen volharden, hoe het ook verder gaan mag. | ||
+ | - Het is eveneens een geestelijke band waarmee de openbare eredienst van de gemeente | ||
+ | - Het is een hulpmiddel in de beoefening van de godzaligheid, en een aansporing om ervoor te waken niet besmet te worden met vuilheid | ||
+ | - Het is ten slotte een troost in alle aanvechtingen. | ||
- | Het is het allerbeste dat hij zich daarvan onthoud, zo hij tevoren uit het evangelie geleerd heeft dat het strijd tegen het woord van God: want het is een zware zonde, Christus instelling tegen zijn geweten te overtreden. Daarom zegt Ambrosius zeer wel: Hij is de Heere niet waardig, die het sacrament anders houd, dan het van hem ingesteld is: want hij mag niet ijverig genoemd worden, die anders daarvan gevoelt, dan het de insteller bevolen heeft. | + | ==== 123. Ontvangen en ervaren alle gelovigen in gelijke mate de kracht en de vrucht |
- | ==== 24. Wat heeft Christus gedaan toen Hij het brood genomen had? ==== | + | Nee, zeker niet! Maar het is zoals Origines zegt: de kracht en de vrucht ervan zijn er in overeenstemming met de toestand, de grootte en de omstandigheden van het geloof in hen die tot het Avondmaal komen. |
- | Hij heeft de twee soorten van tekenen ingesteld, dat de uiterlijke daden om het Avondmaal te bedienen, of de ceremoniën van het uitreiken van het Avondmaal des Heeren, waardoor Hij alleen de dienaren een voorbeeld gegeven heeft. | + | ==== 124. Wat is de juiste manier |
- | ==== 25. Welke zijn de ceremoniën? | + | Laat het op de volgende manier bediend worden. |
- | Hij heeft de Vader gedankt: die Hij de genade | + | - Het moet zo bediend worden dat het op de beste manier overeenkomt met de eenvoud |
+ | - De dienaren moeten de leden van de gemeente ook voorhouden dat ze met christelijke liefde en weldadigheid de armen tegemoet treden. Daarom wordt het Avondmaal ook wel de maaltijd | ||
+ | - De dienaren moeten de dood des Heren verkondigen. Het pas namelijk | ||
+ | - De heilige gemeenschap [die aan de tafel is beoefend], moet men besluiten met het zingen van een lofzang of een openbare dankzegging, zoals de discipelen dat met Christus samen deden.((*Matteüs 26:30)) Dat betekent dus dat men God de Vader looft en prijst, zoals Justinus zegt dat het in zijn tijd gebeurde.((In zijn tweede apologie.)) | ||
+ | - Ten slotte moet dit alles gebeuren in onze eigen moedertaal, zodat de leden van de gemeente | ||
- | Want al is het zaak, dat het woord: zegenen, genomen wordt: | + | ==== 125. Waar moet men het Avondmaal bedienen? ==== |
- | - Van God, die of in het algemeen alle schepselen zegent, *Genesis 1:28, of in het bijzonder | + | In de openbare samenkomst van de gemeente, en niet voor ieder afzonderlijk |
- | - Van de mensen tegenover God, als gezegend | + | |
- | En Gregorius zegt dat de apostelen het gebed des Heeren alleen gebruikt hebben tot de consecratie of heiliging, ??? Dat het Avondmaal door het gebed geschied, ???, Door de aanroeping | + | In de tijd van Justinus brachten |
- | ==== 26. Wat heeft Christus na de zegen gedaan? ==== | + | Cyprianus zegt((In brief 3, boek 2.)) ook dat we bij de bediening van dit sacrament niet anders behoren te doen dan wat Christus Zelf gedaan |
- | Het brood dat Hij genomen had, heeft Hij gebroken: niet alleen om het te beter uit te delen, maar ook om ons zijn dood voor ogen te stellen en af te schilderen. | + | ==== 126. Wanneer en hoe vaak behoort men het Avondmaal |
- | ==== 27. Is het breken | + | De Here heeft ons geen bepaalde tijden voorgeschreven, |
- | Nee, maar een wezenlijke en sacramentele ceremonie, die tot het einde of oogmerk en overzulks tot de vorm en gestalte | + | Augustinus zegt dat hij het dagelijks gebruik |
- | Niet dat Zijn lichaam inderdaad gebroken zou zijn geweest: want er moest geen been aan Hem gebroken worden, gelijk het paaslam suier(???) afbeeldde ((*Johannes 19:3 (???),36 *Exodus 12:46)) Maar omdat het toen geweldig gemarteld is, de zijde geopend, handen en voeten doornageld en eindelijk | + | Het voorbeeld van Christus schrijft ons ook niet voor het Avondmaal |
- | Dat ook de ceremonie van breken in de tijd van Paulus in de gemeente in zwang was, blijkt klaar uit de woorden als hij zegt: Het brood dat wij breken *1 Korintiërs 10:16. En de kerk heeft deze gewoonte lang onderhouden. Maar de wijze van hostiën, dat is auwels of dunne ronde koekjes | + | ==== 127. Hoe behoren we naar het Avondmaal des Heren te gaan? ==== |
- | ==== 28. Wat heeft de Heere gedaan | + | Niet op een lichtzinnige en onwaardige manier. Zoals een medicijn voor het lichaam niet helpt als men het op een verkeerde en ook schadelijke manier gebruikt als men het niet op de juiste tijd, plaats en manier hanteert, niet met de juiste hoeveelheid en niet gericht op deze bepaalde ziekte waar het bij past – zo doet ook het Avondmaal des Heren geen kracht als een heilzaam medicijn voor de ziel, als men het op een verkeerde manier gebruikt; ja, dan is het juist hinderlijk. De apostel zegt immers in 1 Korintiërs 11:27: “Wie [dus] op onwaardige wijze het brood eet of de beker des Heren drinkt, zal zich bezondigen aan het lichaam en bloed des Heren.” |
- | Hij heeft het Zijn discipelen gegeven of het in de hand gelegd en uitgedeeld, en daarmee geleerd dat de gelovigen in de uitdeling van dat brood en die wijn, dezelfde Christus door het geloof moeten aanmerken, alsof ze Hem zagen met Zijn eigen hand, Zichzelf met het eeuwige leven, henlieden meedeeld, om gebruikt en genuttigd te worden, dat Hij ook inderdaad door de inwendige kracht van Zijn Heilige Geest doet. | + | ==== 128. Hoeveel soorten mensen gaan er aan het Avondmaal? ==== |
- | ==== 29. Welke woorden heeft Christus bij Zijn handeling gevoegd? ==== | + | Twee soorten: er zijn er die het waardig gebruiken, en er zijn er ook die dat onwaardig doen. |
- | Drieërlei woorden: | + | ==== 129. Wie zijn degenen |
- | ==== 30. Wat beveelt Hij de zijnen | + | Het is een verschil of het gaat over waardig of onwaardig zijn – en waardig of onwaardig aan de tafel des Heren gaan. De apostel spreekt nergens zó dat sommigen het waardig zijn en anderen niet, maar hij spreekt over hen die waardig of onwaardig eten. Zij die waardig het brood eten en uit de drinkbeker drinken, zijn mensen die niet zonder gebreken of zonden zijn. Die zijn er niet, want vanuit onszelf zijn we allen zo’n grote zegen onwaardig, en ook niet in staat om zulke uiterst betekenisvolle geloofsgeheimen |
- | Ten eerste leert Hij in de bediening van het Avondmaal wat de dienaren zelf of de uitdelers van het Avondmaal schuldig | + | Dat zijn deze mensen: |
- | En voor het eerst beveelt Hij zijn discipelen of dienaren, als ze de dienst zullen doen, het brood en de wijn te nemen: God de Vader te danken, het brood te breken en uit te delen. Want Hij zegt in *Lukas 22:19 en *1 Korintiërs 11:24 en 25. Doet dat tot Mijn gedachtenis. Zo moet men het woord 'dat' niet duiden op het lichaam of de beker, maar op hetgeen | + | - Zij die hun onwaardigheid belijden en daarover bedroefd |
+ | - Zij die van harte hongeren en dorsten naar Gods genade, en hun toevlucht nemen tot de enige haven van zaligheid, dat is: tot Gods barmhartigheid omwille van Christus, onze Middelaar. Zij scheppen moed door hun vertrouwen hierop, en door een krachtige toe-eigening zijn ze ervan verzekerd dat ze om Christus’ wil door God in genade worden aangenomen en dat hun de genadeweldaden worden geschonken die het Evangelie belooft | ||
+ | - Zij die zich voorgenomen hebben hun leven te verbeteren en zich beijveren om tot een nieuwe gehoorzaamheid te komen. Dat zijn mensen die niets liever doen dan heel hun verstand, al hun bezigheden | ||
+ | - Zij die zich in hun gedachten bezig houden met en mediteren over de zending van Gods Zoon, zijn lijden en heel de weldaad van onze verlossing; en God daarvoor danken. | ||
+ | - Zij die voor zichzelf het besluit genomen hebben op het fundament van Christus’ naam te sterven. Het geloof | ||
- | Men moet ook niet zien op de betekenis van het latijnse woord ' | + | ==== 130. Maar moeten |
- | Ten andere worden deze woorden ' | + | Nee, maar zij moeten juist weten dat dit zo belangrijke onderpand gegeven wordt, opdat het geloof aangaande de vergeving |
- | ==== 31. Maar heeft Christus in het laatste | + | ==== 131. Welke raad geeft de apostel nu aan het die aan het Avondmaal |
- | Hij heeft wel zo met woorden als met werken, | + | Dat de mens zichzelf beproeven moet, en “dan” – als hij zich namelijk beproefd |
- | - Omdat Hij door ëën offer eenmaal geschied, | + | ==== 132. Wat moet men beproeven? ==== |
- | - Omdat de vrucht van dit enige offer ons toegeëigend word, zowel uitwendig door het woord en door het wettig gebruik van de Sacramenten, | + | |
- | - Omdat de afbeelding of toe-eigening van een ding, het ding zelf niet is: Want de dingen die van de ander verschillen, | + | |
- | - Christus heeft ook geen offer in het Avondmaal geofferd, noch de dienaren bevolen te offeren waardoor de zonden gereinigd en vergeven zouden worden. | + | |
- | - Daar is ook niets dat macht heeft de zonden te verzoenen dan de enige offerande van het kruis. | + | |
- | - Zonder bloedstorting geschied geen vergeving van zonden. *Hebreeën 9:22. En er wordt nergens in de schrift gezegd dat Christus aan God opgeofferd wordt, dan ten aanzien van Zijn dood: Want *Hebreeën 9:25, Niet opdat Hij zichzelf dikwijls zou offeren, anders had Hij dikwijls moeten lijden. | + | |
- | - Men leest ook nergens in de schrift dat Christus aan God opgeofferd moet worden: opdat Zijn offer ons werd toegeëigend, | + | |
- | - Hij wordt wel enigzins door de verkondiging van het evangelie gekruisigd ((*Galaten 3:1)) en geofferd ((*Romeinen 15:16)), maar op schriftuurlijke en geestelijke wijze: niet Gode maar ons, opdat wij Hem van ganser harte, door het geloof aangenomen hebbende, omhelzen. | + | |
- | - Omdat de apostel nadat de enige Hoogepriester verschenen is, geen melding maakt van enige onder-priesters in het Nieuwe Testament, die eigenlijk zo genoemd worden die of in de plaats van Christus of in de plaats van de oude priesters zouden komen.((*Hebreeën 7:24)). | + | |
- | - Omdat het enige en volkomen offer van Christus alle uitwendige offers teniet gedaan heeft. ((*Daniël 2:27)).??? | + | |
- | - Omdat er geen dadelijk, uiterlijk en verzoenend offer is, tenzij dat ze met bloed geschiedde: geschied dan het uitstorten van het bloed in het Avondmaal op sacramentele wijze, zo geschied het dan niet in de daad zelf. | + | |
- | - Omdat de plaats *Maleachi 1:11.niet wordt verstaan van de uitelijke offers, maar op allechorische wijze, of door gelijkenis (ziende op de wetische ceremoniën welker woorden de profeet daar gebruikt, als ook in *Jesaja2:2 *Jesaja 61:6 *Jesaja 56:7 *Jesaja 66:20.) van de geestelijke offerande dat is van de geestelijk godsdienst die voornamelijk in de tijden van Christus in de gemente begon toen de heidenende evangelie prediking aan namen. Van welke gesproken word in *Hebreeën 13:15. | + | |
- | - Hetgeen *Daniël 12:11 zegt: Dat men in de laatste dagen, als Antiochus woedde, het dagelijks offer brengen zal, dat moet men verstaan alsof van het dagelijks offer onder de wet, dat in de tijd van Antichus voor een tijd ophield, en naderhand in de verwoesting van Jeruzalem geheel weggenomen is, als Chrysostomus dat uitlegd in zijn 9. Oratie tegen de joden: of door gelijkenis van de dienst van God die in Zijn woord beschreven staat en geweerd zal worden als de antichrist in de wereld regeert zoals Hieronymus zegt over Daniël 12. | + | |
- | - Alhoewel Melchizedek een voorbeeld van Christus geweest is, zo is hij dat niet geweest vanwege het uiterlijke offer, daar geen melding van gemaakt wordt. *Genesis 14: | + | |
- | Zo geschied er ook in het Avondmaal des Heeren een heilig offer, dat is, als wij het lichaam en bloed des Heeren gesmaakt hebben, danken wij God voor de geestelijke spijs en voor die grote overwinning waardoor Christus de zonden en de dood voor ons overwonnen heeft en ons Zijn overwinning deelachtig gemaakt, maar deze dankzegging verdient noch voor hen noch voor anderen de vergeving der zonden: Veel minder volgt hieruit | + | Dat leert Paulus |
- | Eindelijk, | + | De goede beproeving en het ware onderzoeken van zichzelf bestaan dan ook hierin |
+ | - of hij van harte bedroefd is over de zonde die hij gedaan heeft; | ||
+ | - of hij van harte in Christus gelooft, Die een Verzoener is van de zonde; | ||
+ | - of hij een ernstig voornemen heeft om de zonden, de haat en nijd, de verkeerde hartstochten en begeerten en zo meer, ver van zich weg te houden | ||
- | - Vanwege de zegening van de tekenen. | + | ==== 133. Wie wordt tot dit beproeven geroepen? ==== |
- | - Omdat men in deze verborgenheid de gedachtenis houdt van die enige offerande, die voor ons aan het kruis geschied is, en hier onder het beeld van het sacrament afgeschilderd | + | |
- | - Omdat het is een dankoffer, of een offer van dankzegging, | + | |
- | - Omdat wij onszelf aan God daarin geheel opofferen en toewijden, *Romeinen 12:1. | + | |
- | - Omdat het eertijds de manier was dat de gelovigen als het Heilig Avondmaal gehouden werd, hun giften brachten en mild meedeelden | + | |
- | ==== 32. Maar dewijl men altijd in de Christelijke kerk drieërlei offer, als de sacramenten gebruikt werden, onderhouden heeft: | + | Paulus zegt dat de mens zichzelf moet beproeven, want niemand kan beter en met meer zekerheid oordelen of hij in het geloof is dan hijzelf. Het is vervolgens zo dat niet de onwaardigheid van een ander maar die van onszelf ons veroordeelt. Bovendien weet ook niemand beter wat er in ons hart schuilt of hoe wij ons tegenover |
- | Ja, daar is geen van beiden, zo men het goed verstaat, afgeschaft, maar veel meer in zijn juiste verhouding gesteld. Want al is het, dat de gaven nu zo niet worden gegeven als eertijds, toen ze die besteedde om algemene maaltijden | + | Dit is echter |
- | Zo blijft dan de opoffering van het offer die zonder bloed geschied, bij ons in haar geheel. Is het dat men aanziet of de zegening van de tekenen zelf, dat is, het verhaal en verklaring van de instelling | + | ==== 134. Volgt uit het woord “zichzelf” niet dat ieder de kwestie maar voor zichzelf moet beoordelen en dat aan niemand die tot de tafel des Heren wil komen, het sacrament geweigerd mag worden? ==== |
- | ==== 33. Wat is nemen? ==== | + | Nee, want niet alle mensen zijn ertoe in staat zichzelf te beproeven, en bovendien weet men niet van allen of zij tot de gemeente behoren of niet. Bovendien |
- | - De evangelisten gebruiken het woord: labein, of lambanein, nemen: hetwelk eigenlijk betekend: met de hand nemen. Daarom wordt alles waar men iets mee grijpt of vat als een hecht, oor of handvat, bij de Grieken ' | + | ==== 135. Wie gaan er dan onwaardig |
- | - Het schijnt ook niet geloofwaardig en kan ook uit de historie van de inzetting van des Heeren Avondmaal noch uit de manier die Christus met Zijn discipelen in het zitten | + | |
- | - Ja dat meer is, de wijze van spijs en drank met de mond te nemen en niet met de hand, past de ouden en bejaarden niet, die het goed van het kwaad kunnen onderscheiden ((*Hebreeën 5:14)) (zodanige degenen al tezamen zoveel het mogelijk is, behoren te wezen welke belast wordt zich te beproeven eer ze aan de Tafel des Heeren gaan) maar de schreeuwende kindertjes die nog in de wieg liggen en niet weten wat rechts of links is. *Jona 4:11 | + | |
- | - Daarboven blijkt het hieruit dat het woord ' | + | |
- | - Het gebruik in de oude kerken getuigd van dezelfde klaarheid: waarvan wij een voorbeeld hebben in de woorden van Ambrosius tot de keizer Theodosius Magnus, als hij zegt:" | + | |
- | ==== 34. Wat wordt erdoor te kennen gegeven, als men het brood en de wijn in de hand neemt? ==== | + | Niet zij die in de gewone zin van het woord zondaren zijn of zij die zwak zijn in het geloof, want het Avondmaal is voornamelijk ingesteld omwille van de zwakgelovigen. De hoofdman heeft heel terecht gezegd: “Here, ik ben niet waard, dat Gij onder mijn dak komt” (Matteüs 8:8). |
- | Dat Christus met Zijn weldaden, die tot onze zaligheid nodig zijn, zo waarachtig geestelijker wijze door het werktuig van het geloof, in ons verzegeld wordt, als wij de tekenen waarachtig | + | Maar zij gaan onwaardig aan, die niet weten wat het Avondmaal inhoudt en in wie in het geheel geen vreze Gods, boetvaardigheid of geloof |
- | ==== 35.Wat betekent | + | ==== 136. Welke straf kunnen zij die het brood des Heren onwaardig gebruiken, tegemoet zien? ==== |
- | Dat Jezus Christus, die wij door het geloof vanwege Gods kracht, naar luid van het verbond | + | Er zijn verschillende maten en graden in onwaardigheid, en daarom is de straf of het oordeel ook niet in alle gevallen gelijk. De ernstigste mate van onwaardigheid is er als men zonder |
- | ==== 36. Worden | + | Een andere mate van onwaardigheid heeft betrekking op de gelovigen, namelijk op hen “die het lichaam des Heren niet onderscheiden”; |
- | - Nee, Want gelijk er twee personen zijn, die in het Avondmaal bedienen, de Leeraar doende hetgeen dat uiterlijk | + | Dat oordeel |
- | - En het ganse werk van des Heeren Avondmaal uit twee delen bestaat, het één aards, lichamelijk, | + | |
- | - En de mens heeft twee delen, lichaam en ziel: zo zijn er ook twee verscheiden manieren | + | |
- | Van dit tweeërlei eten zegt Augustinus: Die inwendig eet, en niet uitwendig, die met het hart eet en niet die met de tanden eet. En Lombardus, gelijk twee dingen in dat sacrament zijn, zo zijn er ook twee wijzen van eten: de één sacramentarisch, | + | ==== 137. Met wie moet men dan het Avondmaal des Heren delen? ==== |
- | Want gelijk | + | Met al de gelovige leden van de gemeente die zichzelf kunnen beproeven |
- | ==== 37. Nademaal Christus vlees lichamelijk | + | Het sacrament is dus niet bedoeld voor de ongelovigen, |
- | Christus vlees is wel lichamelijk in zoveel | + | ==== 138. Mag men godzalige en rechtschapen mensen van het Avondmaal des Heren afhouden, omdat ze militair zijn of bij de rechtbank als advocaat werkzaam zijn? ==== |
- | Maar het is geestelijk, niet ten aanzien van haar wezen, maar vanwege | + | Nee, want de rechtbank |
- | ==== 38. Aangezien de woorden: neemt en eet, spreken van het lichamelijk doen en met de mond eten: En dat Christus daarna | + | ==== 139. Wat betekent |
- | Het volgt niet. Want nademaal het Heilig Avondmaal (zoals gezegd | + | // |
- | ==== 39. Wat is het lichaam | + | ==== 140. Maar degenen die in de hoogste graad onwaardig zijn, dus de goddelozen – eten en drinken zij het vlees en bloed van Christus |
- | Het is niet alleen de belofte van God te geloven die getuigd (gelijk Christus zelf uitlegt) *Johannes 6:35, waar de Heere te kennen geeft dat geloven, drinken is en door het geloof tot Christus te komen, eten is. Dat Christus vlees voor ons gekruisigd is en Zijn bloed voor ons vergoten is tot vergeving van de zonden: maar geestelijker wijze ook gespijst te worden met het ware lichaam van Christus, zijnde als de spijs van onze zielen en door hetzelfde geestelijke leven en de kracht te verkrijgen: gelijk Christus zegt: (Die zal niet hongeren noch dorsten tot in der eeuwigheid). En overzulks Christus door het geloof omhelzen en aannemen, niet die Zich van verre vertoont, maar die Zichzelf zo met ons verenigd dat Hij het hoofd is en wij de leden. Daarom zegt Augustinus in zijn tweede verhandeling over de woorden van de apostel: 'Dat eten is: verzadigd te worden dat drinken, wat is het anders dan leven?" | + | In het geheel |
- | Zo is dan het eten van het vlees en het drinken | + | - Als ze het zichzelf iets aandoen door zich een oordeel te eten, is dat niet het eten van Christus, die ons gegeven is tot het leven en gerechtigheid. |
+ | - De belofte | ||
+ | - De apostel zegt dat niemand deel kan nemen aan de tafel des Heren (dus aan het voedsel dat op deze tafel wordt toebereid), én aan tafel van de duivel (dus gemeenschap onderhouden | ||
+ | - De betekende zaak wordt met het hart genoten en niet met de mond; Christus | ||
+ | - God geeft het heilige niet aan de honden; | ||
+ | - Het gegeven lichaam en bloed van Christus weet niet van verschíllende effecten en gevolgen, en de kracht | ||
+ | - Als het lichaam van Christus gegeten wordt, werkt dat het leven in zijn kinderen; maar als het veracht, verstoten en verworpen wordt, werkt dat de dood en het eeuwige oordeel – en dat vanwege het missen en het niet-genieten van het lichaam van Christus. | ||
+ | - Christus kan zijn taak als rechter uitvoeren, ook al eten de ongelovigen zijn lichaam níet met de mond. Ja, ze eten het brood van de Here wel, maar zij eten niet de Here van het brood. De bekende uitspraak van Augustinus maakt dit duidelijk: “Als je het vleselijk opvat, houdt het op geestelijk te zijn; maar dan is het niet voor jou." En ook: “De goede ontvangt het sacrament met daarbij de betekende zaak ervan. Maar de boze ontvangt wel het sacrament, maar niet de betekende zaak.” Nog een uitspraak van hem((In zijn 25e traktaat over Johannes.)): “Wie het niet met Christus eens is, eet zijn vlees niet en drinkt evenmin zijn bloed, ook al ontvangt hij dagelijks het sacrament tot zijn eigen oordeel.” | ||
- | ==== 40. Aangezien | + | Verschillende kerkvaders en vooral Augustinus zeggen dat het lichaam van Christus |
- | Opdat wij door dit sacrament, als door een daad die ons wat beter bekend is, of door een zichtbaar woord, | + | Ten slotte is de uitvlucht van onze tegenstanders al heel belachelijk, als ze zeggen |
- | ==== 41. Maakt dan eens een zuiver onderscheid tussen de wijze hoe men het lichaam van Christus eet? ==== | + | ==== 141. Maar kan iemand die het lichaam |
- | Voor zoveel het woord ' | + | Ja, beslist wel, omdat hij de heilige tekenen misbruikt, |
- | Het andere naar de zielen | + | ==== 142. De dienaar van het Woord kan niet weten wie waardig |
- | < | + | De kerk oordeelt niet over de verborgen dingen en ziet dus ook niet wat er in het binnenste van het hart is, maar ze spreekt wel haar oordeel uit in overeenstemming met het richtsnoer |
- | En:" < | + | Christus Zelf verbiedt het grote ernst om het heilige niet aan de honden te geven (Matteüs 7:6). En men mag “ook geen deel [hebben] aan de zonden van anderen” (1 Timoteüs 5:22). Daarom |
- | Het derde is tenslotte geestelijk en sacramentarisch tegelijk: in het wettig gebruik van het Avondmaal | + | ==== 143. Is het een middelmatige kwestie als je het Avondmaal |
- | Alhoewel het geestelijk eten van een en dezelfde Christus één is en niet tweeërlei, te weten: door het geloof, hetzij Hij ons verstand om van ons aangenomen te worden, voorgesteld wordt of eenvoudig in het Woord: of daarbij voegend de tekenen van het sacrament. Derhalve kan men de woorden uit ((* Johannes 6)) betreffend het geestelijk eten van het Avondmaal, | + | Nee, dat is het niet. Integendeel, zij die de tafel des Heren verachten, zondigen heel erg, en wel om de volgende redenen: |
- | Maar het vleselijk eten met de mond, waardoor het lichaam | + | - Zij verachten niet een menselijk maar een goddelijk gebod: “Doe dat”. |
+ | - Ze verachten de gedachtenis aan de dood van Christus, | ||
+ | - Ze laten na om gemeenschap te hebben | ||
+ | - Ze laten door hun daden merken | ||
- | Dat Bellarminus het waagd te betwijfelen dat de woorden van Christus | + | ==== 144. Zullen we in het eeuwige leven nog sacramentele tekenen |
- | ... | + | Nee, want we zijn dan ook lichamelijk bij Christus. De sacramenten hebben afgedaan als de lichamelijke tegenwoordigheid van Christus aan Zijn kerk is teruggegeven, |
+ | ==== 145. Welke dingen zijn in strijd met de leer van het Heilig Avondmaal? ==== | ||
+ | - De dwaling van hen die alleen water drinken, en onder het voorwendsel van matigheid geen wijn drinken uit de beker des Heren maar water. | ||
+ | - De dwaling van de roomsgezinden die het Avondmaal des Heren verschrikkelijk ontheiligd hebben en ook niet met de naam die het draagt tevreden zijn. | ||
+ | - Ze hebben het woord “mis” ontleend aan de afgodendienst van de heidense godin Isis. | ||
+ | - Ze hebben het verzinsel verspreid dat Jakobus, de broeder van de Here, de mis heeft bediend zoals ze het nu nog doen. | ||
+ | - Ze pronken de mis op als een opgepoetste publieke vrouw om des te meer liefhebbers te verleiden met goud, zilver en kostbare edelstenen. | ||
+ | - Ze gebruiken daarvoor op een afgodische manier juist ongezuurd brood. | ||
+ | - Ze vermengen de wijn met water, omdat ze dat nodig vinden. | ||
+ | - Ze wijzigen de woorden van het Avondmaal in Efezische woorden, | ||
+ | - Ze prevelen de woorden van het sacrament stilletjes voor henzelf en slaan een kruis over de elementen van het sacrament, terwijl ze met de rug naar de kerkgangers staan met het doel dat de mensen het des te meer zullen vereren. | ||
+ | - Ze baseren hun mening over de consecratie alleen op deze vijf woorden: “Want dit is mijn lichaam” en ‘Dit is mijn bloed”. | ||
+ | - Ze beweren dat de uitwendige tekenen van brood en wijn verdwijnen en veranderen in het wezenlijke lichaam en bloed van Christus (transsubstantiatie); | ||
+ | - Ze hebben het breken van het brood afgeschaft door hun ronde broodgodjes waar het crucifixteken op afgedrukt is om het bijgeloof in het hart van de mensen mee te voeden. Ze hebben alleen nog een flauw overblijfsel van het breken behouden als de priester de mis bedient. | ||
+ | - Ze beweren dat de mispriesters de ‘schepper’ zijn van onze Schepper. Daardoor is de mening ontstaan die men in hun boeken kan lezen: “Het brood wordt vlees, en het element wordt God.” Nog zo iets: “Die mij geschapen heeft, vergunt mij dat ik Hem schep.” En ook: “Die mij geschapen heeft zonder mij, wordt nu geschapen door mij.” Zo stellen ze zich boven de maagd Maria, want zij heeft Christus maar één keer ontvangen en gebaard, maar deze lieden kunnen Hem ‘scheppen’ zoveel als ze willen. | ||
+ | - Ze veranderen het sacrament van het Avondmaal, dat ze de mis noemen, voor hun eigen bestwil in een werkelijk niet-bloedig offer dat verzoening biedt voor levenden en voor doden, als men althans voor hen een mis houdt. | ||
+ | - Ze beweren eveneens dat dit offer ook aan anderen wordt geschonken vanwege het gedane werk. | ||
+ | - Ze stellen dat het offer van de mis er voor zorgt dat niet alleen levenden verlost worden van zonden, straffen en andere moeiten, maar ook verdienste hebben om de gestorvenen uit het door hen verzonnen vagevuur te verlossen. | ||
+ | - Ze verzinnen dat de mispriester Christus aan de God de Vader offert, en zo stellen ze hem als een middelaar tussen Christus en de Vader. Hierdoor wordt het offer van Christus aan het kruis geheel en al tenietgedaan, | ||
+ | - Bovendien onthouden ze op een godslasterlijke manier aan de leken het tweede onderdeel van het Avondmaal, namelijk de beker, hoewel het concilie van Constanz stelt dat dit ingaat tegen de instelling van Christus en de gewoonte in de vroegchristelijke kerk. | ||
+ | - Ze willen dat de zaken die Christus toch echt wel van elkaar heeft onderscheiden, | ||
+ | - Ze heffen het brood dat ze op een magische manier hebben gewijd, omhoog, draaien het om en om, en aanbidden het als God, waarna ze deze god direct opeten; en daarbij denken ze niet aan de woorden die zelfs door een heiden als Cicero gezegd zijn: “Denkt u dat er iemand zo dwaas is, die denkt dat wat hij eet, god is?” | ||
+ | - Ze gaan er geheel ten onrechte van uit dat het lichaam van Christus en het onze heel anders is, als ze beweren dat het lichaam van Christus direct weer in de hemel wordt opgenomen, zodra wij onze tanden zetten in de ouwel. | ||
+ | - Ze laten de gemeenschap van velen achterwege en stellen daarvoor in de plaats het eten door één persoon die daar in een hoek van de kerk zijn eigen maaltijd aan het gebruiken is. Ze beweren daarom het goed is dat ook wanneer er helemaal geen gemeenteleden zijn en zelfs niemand van de geestelijken aanwezig is, toch de mis gehouden wordt. Ze zeggen ook dat er elke dag in een kerk of kapel veel missen op veel plaatsen gelijktijdig moeten worden gehouden om Christus daar op hun manier te offeren; en dan deelt de priester aan niemand het brood dan alleen aan zichzelf. Dan is het alsof iemand zichzelf doopt en zegt dat dit goed is voor anderen die niet gedoopt worden! | ||
+ | - Ze bieden de mis als het ware te koop aan op zoals een openlijke hoer in een bordeel dat doet. | ||
+ | - Ze doen dat in kleding die aan het toneel herinnert, met gebaren als die van een goochelaar, met uitroepen, gemompel, gefluister, gezucht en gezang en dergelijke fratsen alsof ze Bacchus eren – zonder te prediken of de dood des Heren te verkondigen, | ||
+ | - Ze denken dat ze door het horen en vooral door het zien van de mis tegenover God gewapend zijn en daardoor als met een tegengif bevrijd worden van elke nood en elk gevaar. | ||
+ | - Ze beweren ook dat men aan de gewone leken in de gemeente het sacrament maar één keer per jaar hoeft uit te delen. | ||
+ | - Ze beweren ook dat de oorbiecht nodig is voor hen die het sacrament zullen ontvangen. | ||
+ | - Ze bedienen de mis in een vreemde en onbekende taal. | ||
+ | - Bij het bedienen van de mis roepen ze ook heiligen aan, waarbij ze tegelijk ook hun verzonnen en ingebeelde verdiensten opsommen. | ||
+ | - Ze houden een mis ter ere van de heiligen, zodat zij voor hen tot God zullen bidden, waardoor de gedachtenis aan Christus en Zijn voorbede verduisterd en zelfs verworpen wordt. | ||
+ | - Ze denken dat het gebruik van het Avondmaal beslist nodig is voor hen die op sterven liggen. | ||
+ | - Ze gebruiken het gewijde brood om branden te blussen en het onweer te doen ophouden. | ||
+ | - Ze sluiten dat vol bijgeloof op in kastjes of kelkvormige vaten waarin de hostie bewaard wordt. | ||
+ | - Ze steken er ter ere kaarsen voor aan. | ||
+ | - Bij gelegenheden dat ze daar genoegen in hebben, dragen ze de hostie in een processie met zich mee – zoals de Perzen dat vroeger met vuur deden – om door de mensen aanbeden te worden. | ||
+ | - De dwaling van hen die de consubstantiatie of mede-aanwezigheid van twee substanties verdedigen; deze dwaling kan naar letter en geest in het licht van de ware leer niet worden toegelaten. | ||
+ | - Zij willen de sacramentele manier van spreken letterlijk en niet in beeldende, figuurlijke zin uitleggen. | ||
+ | - Zij beweren dat het lichaam van Christus lichamelijk, | ||
+ | - Dat komt dan ook in de mond van mensen die God niet kennen. | ||
+ | - Maar Berengarius herriep dat weer, toen paus Nicolaus dat omschreef als heel goed kennen en daarbij beleed dat niet alleen het sacrament maar ook het werkelijke lichaam en bloed van onze Here Jezus Christus als een tastbare substantie in de handen van de priesters genomen en gebroken wordt en door de gelovigen met de tanden wordt vermalen. | ||
+ | - Zij leren dus ook dat het lichaam van Christus werkelijk op heel veel plaatsen op aarde, ja zelfs overal tegenwoordig is. | ||
+ | - Ze beweren dus dat het lichaam van Christus op veel verschillende manieren kan bestaan. | ||
+ | - Ze zijn van mening dat de gemeenschap plaatsvindt door een onderlinge en daadwerkelijke aanraking van verschillende substanties. | ||
+ | - Ze willen daarbij niet toestemmen dat het vlees en bloed van Christus alleen op een geestelijke manier aanwezig is. | ||
+ | - Ze houden het opheffen van het brood door de roomsen voor iets van middelmatige orde. | ||
+ | - Ze vermengen op een heel verkeerde manier twee manieren van eten, het ene waarbij concreet het brood gegeten wordt, en het andere waarbij het lichaam van Christus op een geestelijke manier wordt gegeten. | ||
+ | - De dwaling van hen die het breken van het brood tijdens het Avondmaal achterwege laten en in plaats daarvan aan iedere avondmaalganger een heel klein broodje of een rond dun koekje uitdelen. Zij houden zich dus niet langer aan de opdracht om de tekenen van het brood in de hand te geven en het met de hand daaruit te nemen. | ||
+ | - De dwaling van hen die nooit of maar zelden spreken over de sacramentele verandering van het brood en de wijn. Zij zijn van mening dat men alleen de verdienste van de gehoorzaamheid van Christus voor de betekende zaak in het Avondmaal des Heren moet houden, en denken dat in het Avondmaal alleen de gedachtenis aan de dood van Christus en zijn weldaden is ingesteld. Zij gaan er dus niet van uit dat wij door de gemeenschap in Christus ingelijfd worden. | ||
+ | - De dwaling van nog weer anderen: | ||
+ | - Zij ontkennen dat Christus in het Avondmaal tegenwoordig is. | ||
+ | - Ze houden de tekenen voor gewone elementen die ons hart niet krachtig aanspreken. | ||
+ | - Ze houden de sacramentele tekenen voor een gewone, normale uitbeelding die niet meer doen dan ons aansporen om zich de dood van Christus te herinneren en daaraan te denken. | ||
+ | - Ze houden deze heilige verborgen zaken dus alleen voor uiterlijke kenmerken waardoor de christenen zich van andere, niet-christelijke mensen onderscheiden. | ||
+ | - De dwaling van hen die de heilige handelingen [van het sacrament] zonder enige eerbied uitvoeren alsof het om heel gewone dagelijkse dingen gaat. Ze denken dat het hun vrij staat om het Avondmaal te gebruiken of zich daarvan te onthouden. Daarom gebruiken ze het ook maar heel zelden, omdat het niet in het minste een onderdeel is van hun godsdienstige praktijk – terwijl het door God juist zo ernstig aan ons wordt opgedragen. | ||
+ | - De dwaling van sommige mensen, die tegen de openlijke instelling door Christus zelf((*Lucas 22:19)) in, beweren dat het Avondmaal niet in de plaats gekomen is van het Pascha, maar van het manna [in de woestijn]. Dit manna is echter geen gewoon en blijvend sacrament geweest, en er lopen ook geen lijnen naar het Avondmaal. Er is namelijk in het manna geen teken dat wijst op de verdienste van Christus – en dat is toch het voornaamste waarover het in het Avondmaal gaat. | ||
+ | - De dwaling van een zekere liberale vrijdenker, de Nederlander Jodocus Harchius Montensis, die niet wil aannemen dat het gekruisigde lichaam van Christus zelf door ons genomen en gegeten wordt. Hij gaat ervanuit dat Christus twee soorten lichaam heeft: het natuurlijke lichaam dat Hij van Maria heeft aangenomen en nu in de hemel verheerlijkt is; en een geestelijk lichaam dat we in ons denken kunnen voorstellen, |