Institutie van Bucanus

de christelijke leer in vragen en antwoorden


institutie:48

Verschillen

Dit geeft de verschillen weer tussen de geselecteerde revisie en de huidige revisie van de pagina.

Link naar deze vergelijking

Beide kanten vorige revisieVorige revisie
Volgende revisie
Vorige revisie
institutie:48 [06-09-2025 om 11.54 uur] Cornelis Bregmaninstitutie:48 [09-09-2025 om 10.23 uur] (huidige) Cornelis Bregman
Regel 779: Regel 779:
 Bij deze vereniging komt de derde uit de tweede voort, en de tweede uit de eerste. Bij deze vereniging komt de derde uit de tweede voort, en de tweede uit de eerste.
  
-==== 101. Wat betekent het woord “gemeenschap” in wat Paulus zegt in 1 Korintiërs 10:16? En om welke van de drie genoemde vormen van vereniging gaat het hier? ====+ ==== 101. Wat betekent het woord “gemeenschap” in wat Paulus zegt in 1 Korintiërs 10:16? En om welke van de drie genoemde vormen van vereniging gaat het hier? ====
  
 Het is niet een soort akkoordverklaring van eendracht en overeenstemming, dus een vorm van eenheid in de geest en de wil, maar een inwoning, een inlijving en vereniging van onze persoon met die van Christus.((*2 Korintiërs 6:6 *Johannes 6:56)) Het is wel zo dat het ‘delen in’ eigenlijk betrekking lijkt te moeten hebben op de tekenen, zoals de apostel dat in 1 Korintiërs 10:17 uitlegt. Chrysostomos zegt ook dat ieder van hen die eet van hetzelfde brood dat gebroken wordt en daarvan een stukje uitgereikt krijgt, deel heeft aan het ene brood. De gemeenschap met de gehele Christus moeten we ons echter door het geloof toe-eigenen. Het deelachtig zijn of het ‘delen in’ is dus een aannemen van het deel, en de gemeenschap is een genieten van het geheel. Over het ‘delen in’ wordt gesproken als het over de tekenen gaat, maar de gemeenschap heeft betrekking op de betekende zaak, dat wil zeggen op de gehele Christus. Het is niet een soort akkoordverklaring van eendracht en overeenstemming, dus een vorm van eenheid in de geest en de wil, maar een inwoning, een inlijving en vereniging van onze persoon met die van Christus.((*2 Korintiërs 6:6 *Johannes 6:56)) Het is wel zo dat het ‘delen in’ eigenlijk betrekking lijkt te moeten hebben op de tekenen, zoals de apostel dat in 1 Korintiërs 10:17 uitlegt. Chrysostomos zegt ook dat ieder van hen die eet van hetzelfde brood dat gebroken wordt en daarvan een stukje uitgereikt krijgt, deel heeft aan het ene brood. De gemeenschap met de gehele Christus moeten we ons echter door het geloof toe-eigenen. Het deelachtig zijn of het ‘delen in’ is dus een aannemen van het deel, en de gemeenschap is een genieten van het geheel. Over het ‘delen in’ wordt gesproken als het over de tekenen gaat, maar de gemeenschap heeft betrekking op de betekende zaak, dat wil zeggen op de gehele Christus.
Regel 807: Regel 807:
 De kracht van de Heilige Geest werkt uit dat de mens Christus en zijn verdiensten aanneemt. Het is als met de zenuwen die zich vanuit de hersenen vertakken tot in alle delen van het lichaam. Ze verenigen de romp, de armen, de handen en de voeten met het hoofd en met elkaar, terwijl elk van die ledematen in het geheel haar eigen functie behoudt. Zo zorgt de ene en dezelfde Geest van Christus die ons aanneemt, ervoor dat we in Hem delen. We hangen het Hoofd Christus nog veel nauwer aan dan de ledematen van een natuurlijk lichaam dat elkaar doen. We kunnen dan ook nooit van Hem gescheiden worden, zoals Paulus ons leert in 1 Korintiërs 12:12: “Want gelijk het lichaam één is en vele leden heeft, en al de leden van het lichaam, hoe vele ook, één lichaam vormen, zo ook Christus.” Christus is namelijk het Hoofd, en het verborgen lichaam van dit Hoofd is de gemeente. De kracht van de Heilige Geest werkt uit dat de mens Christus en zijn verdiensten aanneemt. Het is als met de zenuwen die zich vanuit de hersenen vertakken tot in alle delen van het lichaam. Ze verenigen de romp, de armen, de handen en de voeten met het hoofd en met elkaar, terwijl elk van die ledematen in het geheel haar eigen functie behoudt. Zo zorgt de ene en dezelfde Geest van Christus die ons aanneemt, ervoor dat we in Hem delen. We hangen het Hoofd Christus nog veel nauwer aan dan de ledematen van een natuurlijk lichaam dat elkaar doen. We kunnen dan ook nooit van Hem gescheiden worden, zoals Paulus ons leert in 1 Korintiërs 12:12: “Want gelijk het lichaam één is en vele leden heeft, en al de leden van het lichaam, hoe vele ook, één lichaam vormen, zo ook Christus.” Christus is namelijk het Hoofd, en het verborgen lichaam van dit Hoofd is de gemeente.
  
-Vanwege de grote mildheid van onze Zaligmaker wordt Christus Zelf hierdoor de onze, en wij de Zijne. Daardoor hebben Christus en de gemeente voor de rechtbank van de Vader één en dezelfde zelfstandigheid, ja, zij worden als één in Christus gehouden. Dat wil natuurlijk niet zeggen dat er een persoonlijke vereniging in één wezen tot stand komt, maar wel een verborgen vereniging in de eenheid met Christus.+Vanwege de grote mildheid van onze Zaligmaker wordt Christus zelf hierdoor de onze, en wij de zijne. Daardoor hebben Christus en de gemeente voor de rechtbank van de Vader één en dezelfde zelfstandigheid, ja, zij worden als één in Christus gehouden. Dat wil natuurlijk niet zeggen dat er een persoonlijke vereniging in één wezen tot stand komt, maar wel een verborgen vereniging in de eenheid met Christus.
  
 Dezelfde apostel Paulus zegt dat wij allen door één Geest tot één lichaam zijn gedoopt; dat wil zeggen dat wij tot één lichaam in Christus zouden opgroeien en toenemen ( 1 Korintiërs 12:13). En Ireneüs zegt: “Zoals uit droge tarwe geen deeg of brood zónder bevochtiging kan plaatsvinden, zo kunnen wij met vele gelovigen niet met Christus één worden zonder het water vanuit de hemel. Dezelfde apostel Paulus zegt dat wij allen door één Geest tot één lichaam zijn gedoopt; dat wil zeggen dat wij tot één lichaam in Christus zouden opgroeien en toenemen ( 1 Korintiërs 12:13). En Ireneüs zegt: “Zoals uit droge tarwe geen deeg of brood zónder bevochtiging kan plaatsvinden, zo kunnen wij met vele gelovigen niet met Christus één worden zonder het water vanuit de hemel.
  
-Daarom zegt Paulus in 1 Korintiërs 6:17: “Maar die zich aan de Here hecht, is één geest (met Hem).” Dit wordt de gemeenschap met de Heilige Geest genoemd. En in 1 Johannes 3:24 lezen we: “En hieraan onderkennen wij, dat Hij on ons blijft: aan de Geest, die Hij ons gegeven heeft.” Romeinen 8:9 voegt daaraan toe: “Indien iemand echter de Geest van Christus niet heeft, die behoort Hem niet toe.”+Daarom zegt Paulus in 1 Korintiërs 6:17: “Maar die zich aan de Here hecht, is één geest (met Hem).” Dit wordt de gemeenschap met de Heilige Geest genoemd. En in 1 Johannes 3:24 lezen we: “En hieraan onderkennen wij, dat Hij in ons blijft: aan de Geest, die Hij ons gegeven heeft.” Romeinen 8:9 voegt daaraan toe: “Indien iemand echter de Geest van Christus niet heeft, die behoort Hem niet toe.”
  
 Alle ledematen van het lichaam zijn door een en dezelfde ziel met het hoofd verenigd en zijn daardoor levend. Zo is het ook met de gelovigen; hoewel ze op de aarde zijn en hun Hoofd in de hemel is, worden zij toch allen daadwerkelijk door een en dezelfde Geest die uit het Hoofd voortkomt, met Christus verenigd. “En aan Hem ontleent het gehele lichaam als een welsluitend geheel en bijeengehouden door de dienst van al zijn geledingen naar de kracht, die elk lid op zijn wijze oefent, deze groei des lichaams, om zichzelf op te bouwen in de liefde” (Efeze 4:16).((*Galaten 3:5)) Alle ledematen van het lichaam zijn door een en dezelfde ziel met het hoofd verenigd en zijn daardoor levend. Zo is het ook met de gelovigen; hoewel ze op de aarde zijn en hun Hoofd in de hemel is, worden zij toch allen daadwerkelijk door een en dezelfde Geest die uit het Hoofd voortkomt, met Christus verenigd. “En aan Hem ontleent het gehele lichaam als een welsluitend geheel en bijeengehouden door de dienst van al zijn geledingen naar de kracht, die elk lid op zijn wijze oefent, deze groei des lichaams, om zichzelf op te bouwen in de liefde” (Efeze 4:16).((*Galaten 3:5))
Regel 829: Regel 829:
 ==== 107. Is deze wezenlijke vereniging met Christus wel nodig? ==== ==== 107. Is deze wezenlijke vereniging met Christus wel nodig? ====
  
-Ja, heel zeker! Deze vereniging is immers de oorzaak waardoor wij alle zegeningen in Christus hebben. Er is ook geen andere mogelijkheid om die te ontvangen. De wijnrank trekt geen sappen aan dan alleen wanneer ze aan de wijnstok groeit, en de ledematen worden niet aangestuurd vanuit het hoofd behalve wanneer ze met het hoofd verenigd zijn. Zo is het hier ook: we kunnen niet delen in de gaven van Christus dan alleen wanneer we eerst deel aan Hem hebben. De Here zegt immers: “Wie in Mij niet blijft, is buitengeworpen als de rank en is verdord.”((*Johannes 15:6)) En de apostel zegt: “Hoe zal Hij (…) ons met Hem niet alle dingen schenken?”((*Romeinen 8:32)) Dezelfde apostel Paulus getuigt ook dat door de gemeenschap van Christus met ons de gemeenschap met al zijn weldaden volgt, want hij zegt: “Maar uit Hem is het, dat gij in Christus Jezus zijt”, en daarop volgt: “die ons van God is geworden: wijsheid, rechtvaardigheid, heiliging en verlossing” (1 Korintiërs 1:30). Hier ziet u dus die gemeenschap met zijn weldaden.+Ja, heel zeker! Deze vereniging is immers de oorzaak waardoor wij alle zegeningen in Christus hebben. Er is ook geen andere mogelijkheid om die te ontvangen. De wijnrank trekt geen sappen aan dan alleen wanneer ze aan de wijnstok groeit, en de ledematen worden niet aangestuurd vanuit het hoofd behalve wanneer ze met het hoofd  verenigd zijn. Zo is het hier ook: we kunnen niet delen in de gaven van Christus dan alleen wanneer we eerst deel aan Hem hebben. De Here zegt immers: “Wie in Mij niet blijft, is buitengeworpen als de rank en is verdord.”((*Johannes 15:6)) En de apostel zegt: “Hoe zal Hij (…) ons met Hem niet alle dingen schenken?”((*Romeinen 8:32)) Dezelfde apostel Paulus getuigt ook dat door de gemeenschap van Christus met ons de gemeenschap met al zijn weldaden volgt, want hij zegt: “Maar uit Hem is het, dat gij in Christus Jezus zijt”, en daarop volgt: “die ons van God is geworden: wijsheid, rechtvaardigheid, heiliging en verlossing” (1 Korintiërs 1:30). Hier ziet u dus die gemeenschap met zijn weldaden.
  
 ==== 108. Maar al die oude kerkvaders zeggen toch met nadruk dat Christus lichamelijk, door een natuurlijke vereniging of “naar het vlees” – zoals zachte was met andere was vermengd wordt (zo Cyrillus in zijn commentaar op Johannes) dus door de gemeenschap van zijn lichaam en bloed in ons en wij in Hem zijn. Bedoelen ze met die woorden dan dat er letterlijk sprake is van gemeenschap en vereniging? ==== ==== 108. Maar al die oude kerkvaders zeggen toch met nadruk dat Christus lichamelijk, door een natuurlijke vereniging of “naar het vlees” – zoals zachte was met andere was vermengd wordt (zo Cyrillus in zijn commentaar op Johannes) dus door de gemeenschap van zijn lichaam en bloed in ons en wij in Hem zijn. Bedoelen ze met die woorden dan dat er letterlijk sprake is van gemeenschap en vereniging? ====
Regel 883: Regel 883:
 ==== 115. Het geloof grijpt zich vast aan en beeldt zich iets in wat niet aanwezig is. Daardoor wordt het lichaam van Christus toch niet werkelijk met ons verenigd, en daardoor is in het Avondmaal het geloof voor ons toch alleen maar een sterke mate van instemmen met een bepaalde voorstelling van zaken? ==== ==== 115. Het geloof grijpt zich vast aan en beeldt zich iets in wat niet aanwezig is. Daardoor wordt het lichaam van Christus toch niet werkelijk met ons verenigd, en daardoor is in het Avondmaal het geloof voor ons toch alleen maar een sterke mate van instemmen met een bepaalde voorstelling van zaken? ====
  
-Het eerste wat hier in de vraag beweerd wordt is geheel onjuist en ook zondig((*Jakobus 2:19)). Als men namelijk stelt dat het geloof alleen maar inbeelding, fantasie, een voorstelling in de gedachte of een gevoel in het hart is, dan verschilt het in niets van een inbeelding, een activiteit van het verstand, een mening en een toestemmen van iets. Het verschilt dan ook in niets van het historisch geloof dat ook veel verworpenen hebben en dat ook de duivelen niet onbekend is. Het geloof dat de evangelische beloften in Christus en daardoor Christus Zelf aanneemt en omhelst, is dan geen volle verzekering en vast vertrouwen en ook geen voor-zeker-aannemen. Het geloof is namelijk heel wat anders dan een inbeelding, een speculatie of een zinvolle gedachte. Het geloof zou dan ten slotte ook geen hemelse en bovennatuurlijke gave van God zijn naar de kracht van zijn sterkte, maar een natuurlijke gave; zijn verstand heeft de mens immers van nature. Omdat al de veronderstellingen ongerijmd zijn, is het eerst gestelde niet juist; en daarom geldt dat ook voor het vervolg.+Het eerste wat hier in de vraag beweerd wordt is geheel onjuist en ook zondig((*Jakobus 2:19)). Als men namelijk stelt dat het geloof alleen maar inbeelding, fantasie, een voorstelling in de gedachte of een gevoel in het hart is, dan verschilt het in niets van een inbeelding, een activiteit van het verstand, een mening en een toestemmen van iets. Het verschilt dan ook in niets van het historisch geloof dat ook veel verworpenen hebben en dat ook de duivelen niet onbekend is. Het geloof dat de evangelische beloften in Christus en daardoor Christus zelf aanneemt en omhelst, is dan geen volle verzekering en vast vertrouwen en ook geen voor-zeker-aannemen. Het geloof is namelijk heel wat anders dan een inbeelding, een speculatie of een zinvolle gedachte. Het geloof zou dan ten slotte ook geen hemelse en bovennatuurlijke gave van God zijn naar de kracht van zijn sterkte, maar een natuurlijke gave; zijn verstand heeft de mens immers van nature. Omdat al de veronderstellingen ongerijmd zijn, is het eerst gestelde niet juist; en daarom geldt dat ook voor het vervolg.
  
 Zoals de tijdsbepalingen het geloof niet kunnen beletten, omdat de verleden en toekomende dingen in geestelijke zin in het nu samenkomen, zo kunnen ook de plaatselijke ruimten niet beletten dat het geloof zaken die plaatselijk ver uit elkaar liggen, in geestelijke zin als tegenwoordig beschouwt en aanneemt. Het geloof is namelijk “de zekerheid der dingen, die men hoopt, en het bewijs der dingen, die men niet ziet”.((*Hebreeën 11:1 *Johannes 8:56 *Filippenzen 3:20)) En: “Haar hebben wij als een anker der ziel, dat veilig en vast is, en dat reikt tot binnen het voorhangsel, waarheen Jezus voor ons als voorloper is binnengegaan.”((*Hebreeën 6:19)) Zoals de tijdsbepalingen het geloof niet kunnen beletten, omdat de verleden en toekomende dingen in geestelijke zin in het nu samenkomen, zo kunnen ook de plaatselijke ruimten niet beletten dat het geloof zaken die plaatselijk ver uit elkaar liggen, in geestelijke zin als tegenwoordig beschouwt en aanneemt. Het geloof is namelijk “de zekerheid der dingen, die men hoopt, en het bewijs der dingen, die men niet ziet”.((*Hebreeën 11:1 *Johannes 8:56 *Filippenzen 3:20)) En: “Haar hebben wij als een anker der ziel, dat veilig en vast is, en dat reikt tot binnen het voorhangsel, waarheen Jezus voor ons als voorloper is binnengegaan.”((*Hebreeën 6:19))
Regel 889: Regel 889:
 ==== 116. Door middel van welke vergelijkingen wordt deze gemeenschap of vereniging in de Heilige Schrift uitgelegd? ==== ==== 116. Door middel van welke vergelijkingen wordt deze gemeenschap of vereniging in de Heilige Schrift uitgelegd? ====
  
-Door verschillende, maar toch wordt daardoor niet het wezen van en de manier waarop deze vereniging uitgelegd, maar gaat het meer om de vruchten die de gelovigen hieruit mogen ontvangen. Men mag daarom deze vergelijkingen niet verder doortrekken dan in overeenstemming is met de bedoeling van de Heilige Geest.+Door verschillende, maar toch wordt daardoor niet het wezen van en de manier waarop deze vereniging plaatsvindt uitgelegd, maar gaat het meer om de vruchten die de gelovigen hieruit mogen ontvangen. Men mag daarom deze vergelijkingen niet verder doortrekken dan in overeenstemming is met de bedoeling van de Heilige Geest.
  
-  - //Het// //huwelijk//; in dit beeld wordt het lichaam en het gebeente van de gemeente één met het lichaam van Christus en zijn beenderen. En dan natuurlijk niet in die zin van het huwelijk zoals dat er was tussen Eva die met Adam één was in vlees en benen, maar alleen voor zover de gemeente de bruid van Christus is. Het gaat hier dus niet zozeer in zover wij méns zijn, maar in zover wij ware christenen zijn.((*Psalm 45:10-11 *Hooglied 1:8 *2 Korintiërs 11:2 *Openbaring 21:2)) Door deze vergelijking wordt uitgelegd dat Christus zijn kerk niet alleen zijn genadegaven geeft om die te gebruiken en daarvan te genieten, maar ook zichzelf aan ons schenkt, zodat we Hem ons eigen mogen maken.+  - //Het// //huwelijk//; in dit beeld wordt het lichaam en het gebeente van de gemeente één met het lichaam van Christus en zijn beenderen. En dan natuurlijk niet in die zin van het huwelijk zoals dat er was tussen Eva die met Adam één was in vlees en benen, maar alleen voor zover de gemeente de bruid van Christus is. Het gaat hier dus niet zozeer in zover wij mens zijn, maar in zover wij ware christenen zijn.((*Psalm 45:10-11 *Hooglied 1:8 *2 Korintiërs 11:2 *Openbaring 21:2)) Door deze vergelijking wordt uitgelegd dat Christus zijn kerk niet alleen zijn genadegaven geeft om die te gebruiken en daarvan te genieten, maar ook Zichzelf aan ons schenkt, zodat we Hem ons eigen mogen maken.
   - //Hoofd en ledematen//. Deze zijn door één en dezelfde levendmakende geest met elkaar verbonden((*Efeze 1:22 *Efeze 4:17 *1 Korintiërs 6:19)), waardoor wordt aangegeven dat wij niet alleen heel nauw met Christus verenigd zijn, maar dat we ook door Hem alleen het leven, de zaligheid en al zijn genadegaven ontvangen, en dat Hij alleen het Hoofd van de gemeente is.   - //Hoofd en ledematen//. Deze zijn door één en dezelfde levendmakende geest met elkaar verbonden((*Efeze 1:22 *Efeze 4:17 *1 Korintiërs 6:19)), waardoor wordt aangegeven dat wij niet alleen heel nauw met Christus verenigd zijn, maar dat we ook door Hem alleen het leven, de zaligheid en al zijn genadegaven ontvangen, en dat Hij alleen het Hoofd van de gemeente is.
   - //Planten en bomen//. We kunnen dan denken aan de wijnstok en de ranken, aan het inenten van een takje in de stam van een boom waardoor dit takje werkelijk tot de boom behoort en daarmee ook verder groeit. Er zijn hier echter wel de volgende verschillen:   - //Planten en bomen//. We kunnen dan denken aan de wijnstok en de ranken, aan het inenten van een takje in de stam van een boom waardoor dit takje werkelijk tot de boom behoort en daarmee ook verder groeit. Er zijn hier echter wel de volgende verschillen:
     - Wij zijn van nature wilde druivenranken die beslist niet groeien aan de wijnstok waarover we spreken. Daar moeten we door genade eerst ingeënt zijn om daarna door de wijngaardenier besnoeid te worden; dan pas zullen we langzamerhand onze zuurheid verliezen en aangename zoete vruchten gaan dragen.     - Wij zijn van nature wilde druivenranken die beslist niet groeien aan de wijnstok waarover we spreken. Daar moeten we door genade eerst ingeënt zijn om daarna door de wijngaardenier besnoeid te worden; dan pas zullen we langzamerhand onze zuurheid verliezen en aangename zoete vruchten gaan dragen.
-    - Na deze geestelijke inenting moeten we veranderen in de aard en het wezen van de wijnstok waarin we geënt zijn; het mag dus niet zo zijn als bij een natuurlijk ingeënt worden gebeurt.+    - Na deze geestelijke inenting moeten we veranderen in de aard en het wezen van de wijnstok waarin we geënt zijn; het mag dus niet zo zijn zoals gebeurt bij een natuurlijk ingeënt worden.
     - We moeten ons ook niet inbeelden dat er een werkelijke uitstorting van het wezen of van de eigenschappen van Christus in ons plaatsvindt, of een samenvoeging daarvan met onze geest zoals de Postellianen en de libertinisten of vrijgeesten doen. Nee, het gaat hier om de kracht waardoor Christus ons die in Hem gerechtvaardigd zijn, door de Heilige Geest verandert en een nieuw geestelijk leven schenkt.     - We moeten ons ook niet inbeelden dat er een werkelijke uitstorting van het wezen of van de eigenschappen van Christus in ons plaatsvindt, of een samenvoeging daarvan met onze geest zoals de Postellianen en de libertinisten of vrijgeesten doen. Nee, het gaat hier om de kracht waardoor Christus ons die in Hem gerechtvaardigd zijn, door de Heilige Geest verandert en een nieuw geestelijk leven schenkt.
   - //Een fontein en een beek//. Wij zijn daarbij echter niet anders dan een stinkende poel, die door genade met rein en zuiver water van onze vuilheden gezuiverd moeten worden.   - //Een fontein en een beek//. Wij zijn daarbij echter niet anders dan een stinkende poel, die door genade met rein en zuiver water van onze vuilheden gezuiverd moeten worden.
Regel 913: Regel 913:
   - Onze verzoening met God door de Middelaar.   - Onze verzoening met God door de Middelaar.
   - De gemeenschap van Christus met ons, waardoor Hij ons als onze eeuwige Priester in zijn hart draagt, de Vader voor ons bidt, en Zich zo opstelt dat al wat men zijn broeders aandoet, het Hem wordt aangedaan – of het nu goed of kwaad is.   - De gemeenschap van Christus met ons, waardoor Hij ons als onze eeuwige Priester in zijn hart draagt, de Vader voor ons bidt, en Zich zo opstelt dat al wat men zijn broeders aandoet, het Hem wordt aangedaan – of het nu goed of kwaad is.
-  - Het deel krijgen aan al zijn genadegaven – want vrienden delen in hetzelfde bezit – en het gelijk worden aan het beeld van Christus. Onze schuld, onze erfelijke zondesmet en al onze zonden die daaruit voortkomen, zijn vanwege het evangelie-verbond op Christus gelegd. Dat is niet gebeurd door een werkelijk instorten van die zonden in Hem, maar alleen door toerekening daarvan. Onze Borg((*Hebreeën 7:22)) heeft, Zelf zonder zonde, al onze ellenden en de straffen die wij door onze zonden verdiend hebben, werkelijk Zelf op Zich genomen. Zo is ook zijn volkomen gerechtigheid voortgekomen uit zijn gehoorzaamheid, die Hij als Mens aan zijn Vader tot aan de dood op het kruis volkomen heeft bewezen. Door deze gehoorzaamheid heeft Hij voor ons als gelovigen de vergeving van al onze zonden verworven en ook het recht om het eeuwige leven te beërven. En dit heeft Hij niet door een werkelijk instorten van die weldaden in ons gedaan, maar eveneens door ze ons toe te rekenen.+  - Het deel krijgen aan al zijn genadegaven – want vrienden delen in hetzelfde bezit – en het gelijk worden aan het beeld van Christus. Onze schuld, onze erfelijke zondesmet en al onze zonden die daaruit voortkomen, zijn vanwege het evangelie-verbond op Christus gelegd. Dat is niet gebeurd door een werkelijk instorten van die zonden in Hem, maar alleen door toerekening daarvan. Onze Borg((*Hebreeën 7:22)) heeft, zelf zonder zonde, al onze ellenden en de straffen die wij door onze zonden verdiend hebben, werkelijk zelf op Zich genomen. Zo is ook zijn volkomen gerechtigheid voortgekomen uit zijn gehoorzaamheid, die Hij als Mens aan zijn Vader tot aan de dood op het kruis volkomen heeft bewezen. Door deze gehoorzaamheid heeft Hij voor ons als gelovigen de vergeving van al onze zonden verworven en ook het recht om het eeuwige leven te beërven. En dit heeft Hij niet door een werkelijk instorten van die weldaden in ons gedaan, maar eveneens door ze ons toe te rekenen.
  
-Over ons die in geestelijke zin door het geloof in Christus zijn ingeënt, giet Hij door de kracht van de Heilige Geest of door de werkelijk aanwezige kracht van de Geest in ons het levendmakende vermogen tot in het eeuwige leven. Dat wil zeggen: Hij schenkt ons de tweede vrucht van de zaligmakende kracht die onafscheidelijk met zijn vlees is verenigd. Daardoor maakt Hij ons inwendig levend, Hij vernieuwt en heiligt ons zowel wat ons verstand als onze wil en onze gevoelens betreft; en zo maakt Hij ons gelijk aan zijn menselijke natuur. Zo laat Hij het geestelijke leven en de daarmee verbonden gerechtigheid in ons persoonlijk leven beginnen – een leven dat pas op de jongste dag tot voltooiing zal komen. Tegelijk hiermee schenkt Hij ons alle genadeweldaden die voor ons nodig zijn om het eeuwige leven te verkrijgen en daarvan te genieten. We denken dan aan het ervaren van Gods liefde, de zekerheid van onze verkiezing, de gave van de rechtvaardiging en van de aanneming tot kinderen oftewel de wedergeboorte, het geloof en de goede werken en andere genadige geschenken van zijn Geest. Hij schenkt die aan ieder persoonlijk, zoals Hij dat wil((*1 Korintiërs 12:11)), totdat we in de hemel met Hem tot in eeuwigheid zullen leven, zoals we daarvan ook lezen in Johannes 15:5: “Wie in Mij blijft, gelijk Ik in hem, die draagt veel vrucht”, en in Johannes 1:16: “Uit zijn volheid hebben wij allen ontvangen zelfs genade op genade.” We hangen de Here aan en worden een geest met Hem, namelijk door de gelijkvormigheid van verstand, wil en gevoelens en door de vernieuwing van het beeld van God in ons door de Heilige Geest.((*1 Korintiërs 6:17)) We lezen ook: “[Wij] veranderen naar hetzelfde beeld van heerlijkheid tot heerlijkheid” (2 Korintiërs 3:18); en ook: “Wij weten, dat, als Hij zal geopenbaard zijn, wij Hem gelijk zullen wezen” (1 Johannes 3:2); en ten slotte: “die ons vernederd lichaam veranderen zal, zodat het aan zijn verheerlijkt lichaam gelijkvormig wordt” (Filippenzen 3:21). Hierom wordt gezegd dat Christus in ons is en in ons leeft, en anderzijds wordt gezegd dat wij in Hem zijn en leven. Daarom zegt Paulus in Galaten 2:20: “Toch leef ik, dat is, nier meer mijn ik, maar Christus leeft in mij.” Met deze woorden wordt niet te kennen gegeven dat Gods wezen in ons is of dat de eigenschappen uit de ziel of het lichaam van Christus in onze ziel invloeien zoals dwaalgeesten zich inbeelden. We bedoelen er wel mee dat de kracht van deze gemeenschap met Christus veel sterker is om ons te rechtvaardigen en heilig te maken dan de kracht van onze ziel die met ons lichaam is verenigd, om ons lichaam tot leven te wekken.+Hij giet over ons die in geestelijke zin door het geloof in Christus zijn ingeënt, door de kracht van de Heilige Geest of door de werkelijk aanwezige kracht van de Geest in ons het levendmakende vermogen tot in het eeuwige leven. Dat wil zeggen: Hij schenkt ons de tweede vrucht van de zaligmakende kracht die onafscheidelijk met zijn vlees is verenigd. Daardoor maakt Hij ons inwendig levend, Hij vernieuwt en heiligt ons zowel wat ons verstand als onze wil en onze gevoelens betreft; en zo maakt Hij ons gelijk aan zijn menselijke natuur. Zo laat Hij het geestelijke leven en de daarmee verbonden gerechtigheid in ons persoonlijk leven beginnen – een leven dat pas op de jongste dag tot voltooiing zal komen. Tegelijk hiermee schenkt Hij ons alle genadeweldaden die voor ons nodig zijn om het eeuwige leven te verkrijgen en daarvan te genieten. We denken dan aan het ervaren van Gods liefde, de zekerheid van onze verkiezing, de gave van de rechtvaardiging en van de aanneming tot kinderen oftewel de wedergeboorte, het geloof en de goede werken en andere genadige geschenken van zijn Geest. Hij schenkt die aan ieder persoonlijk, zoals Hij dat wil((*1 Korintiërs 12:11)), totdat we in de hemel met Hem tot in eeuwigheid zullen leven, zoals we daarvan ook lezen in Johannes 15:5: “Wie in Mij blijft, gelijk Ik in hem, die draagt veel vrucht”, en in Johannes 1:16: “Uit zijn volheid hebben wij allen ontvangen zelfs genade op genade.” We hangen de Here aan en worden een geest met Hem, namelijk door de gelijkvormigheid van verstand, wil en gevoelens en door de vernieuwing van het beeld van God in ons door de Heilige Geest.((*1 Korintiërs 6:17)) We lezen ook: “[Wij] veranderen naar hetzelfde beeld van heerlijkheid tot heerlijkheid” (2 Korintiërs 3:18); en ook: “Wij weten, dat, als Hij zal geopenbaard zijn, wij Hem gelijk zullen wezen” (1 Johannes 3:2); en ten slotte: “die ons vernederd lichaam veranderen zal, zodat het aan zijn verheerlijkt lichaam gelijkvormig wordt” (Filippenzen 3:21). Hierom wordt gezegd dat Christus in ons is en in ons leeft, en anderzijds wordt gezegd dat wij in Hem zijn en leven. Daarom zegt Paulus in Galaten 2:20: “Toch leef ik, dat is, niet meer mijn ik, maar Christus leeft in mij.” Met deze woorden wordt niet te kennen gegeven dat Gods wezen in ons is of dat de eigenschappen uit de ziel of het lichaam van Christus in onze ziel invloeienzoals dwaalgeesten zich inbeelden. We bedoelen er wel mee dat de kracht van deze gemeenschap met Christus veel sterker is om ons te rechtvaardigen en heilig te maken dan de kracht van onze ziel die met ons lichaam is verenigd, om ons lichaam tot leven te wekken.
  
 Ten slotte vloeit uit deze gemeenschap tussen Christus en de gelovigen de vereniging van de gelovigen met elkaar voort. Die vereniging bestaat niet uit een onderlinge samenvoeging van zielen en lichamen, maar uit de eenheid van geloof en hoop en de band van ware en heilige onderlinge liefde – en wel in die mate dat de gelovigen een van hart en ziel lijken te zijn.((*Handelingen 4:31)) Daarom wordt ze ook wel de gemeenschap der heiligen genoemd. Ten slotte vloeit uit deze gemeenschap tussen Christus en de gelovigen de vereniging van de gelovigen met elkaar voort. Die vereniging bestaat niet uit een onderlinge samenvoeging van zielen en lichamen, maar uit de eenheid van geloof en hoop en de band van ware en heilige onderlinge liefde – en wel in die mate dat de gelovigen een van hart en ziel lijken te zijn.((*Handelingen 4:31)) Daarom wordt ze ook wel de gemeenschap der heiligen genoemd.
Regel 925: Regel 925:
 ==== 119. En wat houdt het vijfde doel in? ==== ==== 119. En wat houdt het vijfde doel in? ====
  
-De bevestiging van het Nieuwe Testament tussen God en mensen, dat wil zeggen de belofte van het evangelie ten aanzien van de vergeving van de zonden. Daardoor betuigt God dat Hij allen in genade aanneemt en hun de zonden vergeeft omwille van de verdienste, het lijden en de dood van Christus, die vanuit het ware en levende geloof dit sacrament gebruiken. Dat heeft Hij immers Zelf met zijn woorden over “deze drinkbeker” bevestigd.+De bevestiging van het Nieuwe Testament tussen God en mensen, dat wil zeggen de belofte van het evangelie ten aanzien van de vergeving van de zonden. Daardoor betuigt God dat Hij allen die vanuit het ware en levende geloof dit sacrament gebruiken, in genade aanneemt en hun de zonden vergeeft omwille van de verdienste, het lijden en de dood van Christus. Dat heeft Hij immers zelf met zijn woorden over “deze drinkbeker” bevestigd.
  
 Zo is het Avondmaal een liefelijk teken van het verbond waarin Gods Zoon Zich met ons verbindt, waardoor Hij ons in zijn goedheid en genade aanneemt, en wij van onze kant met Hem een verbond maken met de verzekering dat we in Hem geloven, zijn weldaden uit genade ontvangen, en dat we liever al ons bezit kwijtraken dan Hem niet te gehoorzamen. Zo is het Avondmaal een liefelijk teken van het verbond waarin Gods Zoon Zich met ons verbindt, waardoor Hij ons in zijn goedheid en genade aanneemt, en wij van onze kant met Hem een verbond maken met de verzekering dat we in Hem geloven, zijn weldaden uit genade ontvangen, en dat we liever al ons bezit kwijtraken dan Hem niet te gehoorzamen.
Regel 931: Regel 931:
 ==== 120. Wat is het zesde doel? ==== ==== 120. Wat is het zesde doel? ====
  
-Het sacrament moet ook een pand zijn van onze opstanding. Dat geldt in de eerste plaats de geestelijke opstanding in dit leven die we daarom de eerste opstanding noemen en die betrekking heeft op de ziel.((*Romeinen 6:4,5,11 *Openbaring 20:5,6)) Wie daaraan deelheeft, over hem zal de tweede dood geen macht meer uitoefenen.((*Openbaring 20:6)) Dat geldt vervolgens ook de lichamelijke opstanding op de jongste dag, de dag waarop het lichaam zal opstaan; en dan spreken we over de tweede opstanding, die ons van de eerste dood verlost((*Openbaring 20:13)), en ook het eeuwige leven en de eeuwige zaligheid schenkt. Die mogen we dan beërven door de kracht van Christus’ opstanding uit de doden. Dan zal gelden wat in Johannes 6:54 staat: “Wie mijn vlees uit en mijn bloed drinkt, heeft eeuwig leven en Ik zal hem opwekken ten jongsten dage.”+Het sacrament moet ook een pand zijn van onze opstanding. Dat geldt in de eerste plaats de geestelijke opstanding in dit leven die we daarom de eerste opstanding noemen en die betrekking heeft op de ziel.((*Romeinen 6:4,5,11 *Openbaring 20:5,6)) Wie daaraan deelheeft, over hem zal de tweede dood geen macht meer uitoefenen.((*Openbaring 20:6)) Dat geldt vervolgens ook de lichamelijke opstanding op de jongste dag, de dag waarop het lichaam zal opstaan; en dan spreken we over de tweede opstanding, die ons van de eerste dood verlost((*Openbaring 20:13)), en ook het eeuwige leven en de eeuwige zaligheid schenkt. Die mogen we dan beërven door de kracht van Christus’ opstanding uit de doden. Dan zal gelden wat in Johannes 6:54 staat: “Wie mijn vlees eet en mijn bloed drinkt, heeft eeuwig leven en Ik zal hem opwekken ten jongsten dage.”
  
 ==== 121. Wat is het zevende doel? ==== ==== 121. Wat is het zevende doel? ====
  
-Ook moet het sacrament een pand zijn van onze geestelijke gemeenschap, waardoor wijdie delen in het sacrament, als het ware tot één lichaam door de Geest van Christus verenigd worden. Zij gaan aan een en dezelfde tafel en genieten daar hetzelfde voedsel en dezelfde drank als leden van een huisgezin en als mede-gasten. Zij zitten daar als //homospondei//, delend in hetzelfde offer, of als bondgenoten die tot eenzelfde verbond behoren, zoals men vroeger gewoon was om een verbond door een gemeenschappelijk offer te bekrachtigen. Zo komt het ook dat men de verbonden //spondas// noemde. In 1 Korintiërs 10:17 zegt Paulus dan ook: “Omdat het één brood is, zijn wij, hoe velen ook, één lichaam; wij hebben immers allen deel aan het ene brood.” We moeten daarbij wel bedenken dat in het sacrament het niet beslist nodig is dat het een brood is in het enkelvoud, en ook dienen we te beseffen dat hier sprake is van een verborgen lichaam in Christus.+Ook moet het sacrament een pand zijn van onze geestelijke gemeenschap, waardoor wij die delen in het sacrament, als het ware tot één lichaam door de Geest van Christus verenigd worden. Zij gaan aan een en dezelfde tafel en genieten daar hetzelfde voedsel en dezelfde drank als leden van een huisgezin en als mede-gasten. Zij zitten daar als //homospondei//, delend in hetzelfde offer, of als bondgenoten die tot eenzelfde verbond behoren, zoals men vroeger gewoon was om een verbond door een gemeenschappelijk offer te bekrachtigen. Zo komt het ook dat men de verbonden //spondas// noemde. In 1 Korintiërs 10:17 zegt Paulus dan ook: “Omdat het één brood is, zijn wij, hoe velen ook, één lichaam; wij hebben immers allen deel aan het ene brood.” We moeten daarbij wel bedenken dat het in het sacrament niet beslist nodig is dat het een brood is in het enkelvoud, en ook dienen we te beseffen dat hier sprake is van een verborgen lichaam in Christus.
  
 Hieruit volgt opnieuw dat onze gemeenschap met Christus niet van lichamelijke en natuurlijke aard is, omdat de gemeenschap van de kerk of gemeente niet lichamelijk is, maar zich op een verborgen en geheel geestelijke wijze manifesteert. Hieruit volgt opnieuw dat onze gemeenschap met Christus niet van lichamelijke en natuurlijke aard is, omdat de gemeenschap van de kerk of gemeente niet lichamelijk is, maar zich op een verborgen en geheel geestelijke wijze manifesteert.
Regel 941: Regel 941:
 Het brood ontstaat immers na het malen van veel graankorrels en het daarna bakken van het meel; en de wijn ontstaat door het persen van veel druiven. Zo groeien wij als vele gelovigen tezamen op in één verborgen lichaam, waarvan Christus het Hoofd is. In Romeinen 12:4-5 lezen we: “Want gelijk wij in één lichaam vele leden hebben, (…), zo zijn wij, hoewel velen, één lichaam in Christus, maar ieder afzonderlijk leden ten opzichte van elkander” – we zijn als mensen in Christus Jezus van hetzelfde lichaam. Het brood ontstaat immers na het malen van veel graankorrels en het daarna bakken van het meel; en de wijn ontstaat door het persen van veel druiven. Zo groeien wij als vele gelovigen tezamen op in één verborgen lichaam, waarvan Christus het Hoofd is. In Romeinen 12:4-5 lezen we: “Want gelijk wij in één lichaam vele leden hebben, (…), zo zijn wij, hoewel velen, één lichaam in Christus, maar ieder afzonderlijk leden ten opzichte van elkander” – we zijn als mensen in Christus Jezus van hetzelfde lichaam.
  
-Deze gemeenschap der heiligen komt voort uit de gemeenschap die wij met Christus als ons Hoofd hebben – zoals oorzaak en gevolg bij elkaar horen. Hieruit volgt vanzelfsprekend ook de overeenstemming in de wil, en daaruit komt de liefde voort, de eendracht en het één van hart en ziel zijn van hen die aan het avondmaal gaan – zoals het toegaat tussen de leden van een verborgen en geestelijk lichaam. Als deze liefde niet in zijn hart voelt, is het voor hem beter zich van het Avondmaal te onthouden.+Deze gemeenschap der heiligen komt voort uit de gemeenschap die wij met Christus als ons Hoofd hebben – zoals oorzaak en gevolg bij elkaar horen. Hieruit volgt vanzelfsprekend ook de overeenstemming in de wil, en daaruit komt de liefde voort, de eendracht en het één van hart en ziel zijn van hen die aan het Avondmaal gaan – zoals het toegaat tussen de leden van een verborgen en geestelijk lichaam. Als hij deze liefde niet in zijn hart voelt, is het voor hem beter zich van het Avondmaal te onthouden.
  
 Het Avondmaal is voor ons ook een voorschrift waaruit we kunnen leren dat we, als de nood dat eist, onze lichamen tot eer van God en tot bescherming van onze naasten moeten opofferen en ons leven daarvoor moeten overgeven. We moeten ons er ook aan gewennen om de bezittingen die God ons gegeven heeft, in liefde en met een voor allen geldende milde vrijgevigheid rijkelijk te schenken aan de armen en allen die hulp nodig hebben. Laat het een aansporing zijn om te volharden in de broederlijke liefde – een liefde die voortkomt uit het heerlijke onderpand van Gods liefde voor ons, arme zondaren. Het moet echter verre van ons zijn om dit zoals bij de wederdopers het belangrijkste doel van het Avondmaal te laten zijn. Het mag ook niet zo zijn dat deze heilige en verborgen zaken alleen een voorschrift tot navolging voor ons zijn en ons alleen enkele verborgen zaken in herinnering brengen. Het Avondmaal is voor ons ook een voorschrift waaruit we kunnen leren dat we, als de nood dat eist, onze lichamen tot eer van God en tot bescherming van onze naasten moeten opofferen en ons leven daarvoor moeten overgeven. We moeten ons er ook aan gewennen om de bezittingen die God ons gegeven heeft, in liefde en met een voor allen geldende milde vrijgevigheid rijkelijk te schenken aan de armen en allen die hulp nodig hebben. Laat het een aansporing zijn om te volharden in de broederlijke liefde – een liefde die voortkomt uit het heerlijke onderpand van Gods liefde voor ons, arme zondaren. Het moet echter verre van ons zijn om dit zoals bij de wederdopers het belangrijkste doel van het Avondmaal te laten zijn. Het mag ook niet zo zijn dat deze heilige en verborgen zaken alleen een voorschrift tot navolging voor ons zijn en ons alleen enkele verborgen zaken in herinnering brengen.
Regel 948: Regel 948:
  
   - Het sacrament moet een getuigenis zijn van onze belijdenis en van de overeenstemming met de leer en het geloof in Christus.   - Het sacrament moet een getuigenis zijn van onze belijdenis en van de overeenstemming met de leer en het geloof in Christus.
-  - Het is ook een teken dat wij niet meer behoren bij de onderdanen van de satan, en ook dat we geen heidenen zijn, geen aanhangers van de Islam, geen Joden en geen roomsen, en dat we niet behoren tot de een of andere sekte die niets te maken heeft met het ware kennen van Christus.+  - Het is ook een teken dat wij niet meer behoren bij de onderdanen van de satan, en ook dat we geen heidenen zijn, geen moslims, geen Joden en geen roomsen, en dat we niet behoren tot de een of andere sekte die niets te maken heeft met het ware kennen van Christus.
   - Het is een benadrukken van de belofte om in het geloof en de kennis van het Evangelie te zullen volharden, hoe het ook verder gaan mag.   - Het is een benadrukken van de belofte om in het geloof en de kennis van het Evangelie te zullen volharden, hoe het ook verder gaan mag.
   - Het is eveneens een geestelijke band waarmee de openbare eredienst van de gemeente wordt onderhouden.   - Het is eveneens een geestelijke band waarmee de openbare eredienst van de gemeente wordt onderhouden.
-  - Het is een hulpmiddel in de beoefening van de godzaligheid, en een aansporing om ervoor te waken niet besmet te worden met vuilheid van deze wereld, waarvan we door het bloed van Christus gereinigd zijn.+  - Het is een hulpmiddel in de beoefening van de godzaligheid, en een aansporing om ervoor te waken niet besmet te worden met de vuilheid van deze wereld, waarvan we door het bloed van Christus gereinigd zijn.
   - Het is ten slotte een troost in alle aanvechtingen.   - Het is ten slotte een troost in alle aanvechtingen.
  
 ==== 123. Ontvangen en ervaren alle gelovigen in gelijke mate de kracht en de vrucht van het Heilig Avondmaal? ==== ==== 123. Ontvangen en ervaren alle gelovigen in gelijke mate de kracht en de vrucht van het Heilig Avondmaal? ====
  
-Nee, zeker niet! Maar het is zoals Origines zegt: de kracht en de vrucht ervan zijn er in overeenstemming met de toestand, de grootte en de omstandigheden van het geloof in hen die tot het Avondmaal komen.+Nee, zeker niet! Maar het is zoals Origines zegt: de kracht en de vrucht ervan zijn in overeenstemming met de toestand, de grootte en de omstandigheden van het geloof in hen die tot het Avondmaal komen.
  
 ==== 124. Wat is de juiste manier om het Heilig Avondmaal te bedienen? ==== ==== 124. Wat is de juiste manier om het Heilig Avondmaal te bedienen? ====
Regel 962: Regel 962:
 Laat het op de volgende manier bediend worden. Laat het op de volgende manier bediend worden.
  
-  - Het moet zo bediend worden dat het op de beste manier overeenkomt met de eenvoud van de oorspronkelijke instelling, en vrij is van alle bijgeloof en uitwendige praal. Ambrosius zegt namelijk dat de sacramenten geen goud zoeken en zij die niet om goud gekocht zijn, hebben daarin ook geen behagen. Bovendien moet het bediend worden door godzalige en wettige dienaren van de gemeente. Er zijn wel mensen die denken dat het Avondmaal in vroeger tijd ook wel in de huizen bediend werd en dat het daarom niet nodig was dat er dienaren van het Woord bij betrokken waren – zoals men ook niet leest dat er in alle huizen waar men het paaslam at, priesters bij aanwezig waren. Dit komt echter niet overeen met de instelling door Christus. De dienaren moeten de dienst ernstig en eerbiedig leiden, de gebeden uitspreken, de woorden van de instelling duidelijk voorlezen en uitleggen, en de leden van de gemeente nodigen om tot de heilige tafel te naderen. Ze moeten door hun eigen voorbeeld de gemeente aanmoedigen en voorhouden om ordelijk en met een geschikt hart te komen en wat ze hun geven, met eerbied aan te nemen. Ten slotte moeten ze ertoe opwekken om niet aan de tekenen te blijven hangen, maar hun harten hoog op te heffen.+  - Het moet zo bediend worden dat het op de beste manier overeenkomt met de eenvoud van de oorspronkelijke instelling, en vrij is van alle bijgeloof en uitwendige praal. Ambrosius zegt namelijk dat de sacramenten geen goud zoeken en zij die niet om goud gekocht zijn, hebben daarin ook geen behagen. Bovendien moet het bediend worden door godzalige en wettige dienaren van de gemeente. Er zijn wel mensen die denken dat het Avondmaal in vroeger tijd ook wel in de huizen bediend werd en dat het daarom niet nodig was dat er dienaren van het Woord bij betrokken waren – zoals men ook niet leest dat in alle huizen waar men het paaslam at, priesters aanwezig waren. Dit komt echter niet overeen met de instelling door Christus. De dienaren moeten de dienst ernstig en eerbiedig leiden, de gebeden uitspreken, de woorden van de instelling duidelijk voorlezen en uitleggen, en de leden van de gemeente nodigen om tot de heilige tafel te naderen. Ze moeten door hun eigen voorbeeld de gemeente aanmoedigen en voorhouden om ordelijk en met een geschikt hart te komen en wat ze hun geven, met eerbied aan te nemen. Ten slotte moeten ze ertoe opwekken om niet aan de tekenen te blijven hangen, maar hun harten hoog op te heffen.
   - De dienaren moeten de leden van de gemeente ook voorhouden dat ze met christelijke liefde en weldadigheid de armen tegemoet treden. Daarom wordt het Avondmaal ook wel de maaltijd van de liefde genoemd, omdat het Avondmaal tot gevolg had dat men de armen een milde handreiking gaf.   - De dienaren moeten de leden van de gemeente ook voorhouden dat ze met christelijke liefde en weldadigheid de armen tegemoet treden. Daarom wordt het Avondmaal ook wel de maaltijd van de liefde genoemd, omdat het Avondmaal tot gevolg had dat men de armen een milde handreiking gaf.
   - De dienaren moeten de dood des Heren verkondigen. Het past namelijk niet om het Avondmaal zwijgend te bedienen. Nee, het is goed als men de geschiedenis leest van het lijden van Christus of iets dergelijks, of dat men psalmen zingt of over de dood des Heren een preek houdt.   - De dienaren moeten de dood des Heren verkondigen. Het past namelijk niet om het Avondmaal zwijgend te bedienen. Nee, het is goed als men de geschiedenis leest van het lijden van Christus of iets dergelijks, of dat men psalmen zingt of over de dood des Heren een preek houdt.
Regel 974: Regel 974:
 In de tijd van Justinus brachten de diakenen na de bediening van het Avondmaal des Heren wel alles wat overgebleven was naar hen die door ziekte niet in de gemeente aanwezig konden zijn. Ze brachten dat ook wel bij vreemden en bij bisschoppen die ter plaatse een tijdelijk verblijf hadden. Eusebius vertelt((In Eccl. hist. lib. 5. cap. 29)) dat de bisschop van Rome dat gewoon was, maar dan gebeurde dat zonder bijgelovigheid en met als enige doel om een teken te geven van eendracht en overeenstemming in de leer en heel de belijdenis. We moeten er echter niet op letten of men dat vroeger gedaan heeft, maar het gaat om de vraag of men daar goed aan gedaan heeft. Die manier van doen is nu [in ieder geval] veranderd in een schandelijk bijgeloof. Daardoor brengt men het sacrament nu alleen bij degenen die op sterven liggen, en dat om winstbejag. Daarbij maakt men de mensen wijs dat ze dit nodig hebben om zalig te worden. Daarom is de gewoonte om het brood en de wijn van het Avondmaal bij diegenen te brengen die er niet bij tegenwoordig waren, heel terecht in onze gemeenten afgeschaft. In de tijd van Justinus brachten de diakenen na de bediening van het Avondmaal des Heren wel alles wat overgebleven was naar hen die door ziekte niet in de gemeente aanwezig konden zijn. Ze brachten dat ook wel bij vreemden en bij bisschoppen die ter plaatse een tijdelijk verblijf hadden. Eusebius vertelt((In Eccl. hist. lib. 5. cap. 29)) dat de bisschop van Rome dat gewoon was, maar dan gebeurde dat zonder bijgelovigheid en met als enige doel om een teken te geven van eendracht en overeenstemming in de leer en heel de belijdenis. We moeten er echter niet op letten of men dat vroeger gedaan heeft, maar het gaat om de vraag of men daar goed aan gedaan heeft. Die manier van doen is nu [in ieder geval] veranderd in een schandelijk bijgeloof. Daardoor brengt men het sacrament nu alleen bij degenen die op sterven liggen, en dat om winstbejag. Daarbij maakt men de mensen wijs dat ze dit nodig hebben om zalig te worden. Daarom is de gewoonte om het brood en de wijn van het Avondmaal bij diegenen te brengen die er niet bij tegenwoordig waren, heel terecht in onze gemeenten afgeschaft.
  
-Cyprianus zegt((In brief 3, boek 2.)) ook dat we bij de bediening van dit sacrament niet anders behoren te doen dan wat Christus Zelf gedaan heeft.+Cyprianus zegt((In brief 3, boek 2.)) ook dat we bij de bediening van dit sacrament niet anders behoren te doen dan wat Christus zelf gedaan heeft.
  
 ==== 126. Wanneer en hoe vaak behoort men het Avondmaal te vieren? ==== ==== 126. Wanneer en hoe vaak behoort men het Avondmaal te vieren? ====
  
-De Here heeft ons geen bepaalde tijden voorgeschreven, zoals onder de bediening van de Wet wel een bepaalde dag in een bepaalde maand van het jaar gesteld was om het paaslam te eten. Toch maakt de zaak zelf ons wel duidelijk dat alle christenen dit niet maar één keer per jaar maar juist dikwijls behoren te doen. Het woordje “dikwijls” dat Paulus tot twee keer toe gebruikt in 1 Korintiërs 11:25, roept hen op om het lijden van Christus vele malen in hun gedachten te overdenken en daarmee hun geloof te versterken. Zo stellen ze zichzelf beschikbaar om God lof toe te zingen en zijn goedheid uit te roepen. En in de laatste plaats ook om in de onderlinge liefde toe te nemen, want die band tussen hen kunnen ze ervaren in de eenheid van het lichaam van Christus.+De Here heeft ons geen bepaalde tijden voorgeschreven, zoals onder de bediening van de Wet wel een bepaalde dag in een bepaalde maand van het jaar gesteld was om het paaslam te eten. Toch maakt de zaak zelf ons wel duidelijk dat alle christenen dit niet maar één keer per jaar maar juist dikwijls behoren te doen. Het woordje “dikwijls” dat Paulus tot twee keer toe gebruikt in 1 Korintiërs 11:25, roept hen op om het lijden van Christus vele malen in hun gedachten te overdenken en daarmee hun geloof te versterken. Zo stellen ze zichzelf beschikbaar om God lof toe te zingen en zijn goedheid uit te roepen. En in de laatste plaats ook om in onderlinge liefde toe te nemen, want die band tussen hen kunnen ze ervaren in de eenheid van het lichaam van Christus.
  
 Augustinus zegt dat hij het dagelijks gebruik van het sacrament niet kan prijzen of kan afkeuren, maar wel zegt hij: “Toch roep ik u ertoe op dat u het alle zondagen ontvangt. En als het niet dikwijls kan plaatsvinden, dan moeten de mensen toch tenminste drie maal per jaar tot het Avondmaal gaan.” Augustinus zegt dat hij het dagelijks gebruik van het sacrament niet kan prijzen of kan afkeuren, maar wel zegt hij: “Toch roep ik u ertoe op dat u het alle zondagen ontvangt. En als het niet dikwijls kan plaatsvinden, dan moeten de mensen toch tenminste drie maal per jaar tot het Avondmaal gaan.”
Regel 986: Regel 986:
 ==== 127. Hoe behoren we naar het Avondmaal des Heren te gaan? ==== ==== 127. Hoe behoren we naar het Avondmaal des Heren te gaan? ====
  
-Niet op een lichtzinnige en onwaardige manier. Zoals een medicijn voor het lichaam niet helpt als men het op een verkeerde en ook schadelijke manier gebruikt als men het niet op de juiste tijd, plaats en manier hanteertniet met de juiste hoeveelheid en niet gericht op deze bepaalde ziekte waar het bij past – zo doet ook het Avondmaal des Heren geen kracht als een heilzaam medicijn voor de ziel, als men het op een verkeerde manier gebruikt; ja, dan is het juist hinderlijk. De apostel zegt immers in 1 Korintiërs 11:27: “Wie [dus] op onwaardige wijze het brood eet of de beker des Heren drinkt, zal zich bezondigen aan het lichaam en bloed des Heren.”+Niet op een lichtzinnige en onwaardige manier. Zoals een medicijn voor het lichaam niet helpt als men het op een verkeerde en ook schadelijke manier gebruiktals men het niet op de juiste tijd, plaats en manier hanteertniet met de juiste hoeveelheid en niet gericht op deze bepaalde ziekte waar het bij past – zo doet ook het Avondmaal des Heren geen kracht als een heilzaam medicijn voor de ziel, als men het op een verkeerde manier gebruikt; ja, dan is het juist hinderlijk. De apostel zegt immers in 1 Korintiërs 11:27: “Wie [dus] op onwaardige wijze het brood eet of de beker des Heren drinkt, zal zich bezondigen aan het lichaam en bloed des Heren.”
  
 ==== 128. Hoeveel soorten mensen gaan er aan het Avondmaal? ==== ==== 128. Hoeveel soorten mensen gaan er aan het Avondmaal? ====
Regel 1008: Regel 1008:
 Nee, maar zij moeten juist weten dat dit zo belangrijke onderpand gegeven wordt, opdat het geloof aangaande de vergeving van de zonden daardoor zal worden aangewakkerd en bevestigd. Hierdoor zal de ziel die met God verzoend is, Hem ook opnieuw aanroepen en Hem met een goed geweten dienen. De ziel moet niet vertrouwen op haar eigen waardigheid, maar als de verloren zoon zijn, die tot zijn vader terugkeert en dan niet trots is op eigen verdiensten en goede werken, maar zijn schuld erkent en beweent. Zo moeten ook wij onze schandelijke zonden met schuld belijden en onze toevlucht nemen tot de barmhartigheid die ons omwille van Christus beloofd is. Van deze barmhartigheid is het Avondmaal een zegel en pand, waardoor Christus getuigt dat ons de vergeving van zonden uit genade geschonken wordt. Dat houdt in dat onze zonden niet vanwege onze waardigheid worden vergeven, maar omdat Hijzelf een offer voor ons geworden is, en wij moeten weten dat dit medicijn bereid is voor zieken, dus voor mensen die hun onmacht belijden. “Zij, die gezond zijn, hebben geen geneesheer nodig, maar zij, die ziek zijn” (Matteüs 9:12). Nee, maar zij moeten juist weten dat dit zo belangrijke onderpand gegeven wordt, opdat het geloof aangaande de vergeving van de zonden daardoor zal worden aangewakkerd en bevestigd. Hierdoor zal de ziel die met God verzoend is, Hem ook opnieuw aanroepen en Hem met een goed geweten dienen. De ziel moet niet vertrouwen op haar eigen waardigheid, maar als de verloren zoon zijn, die tot zijn vader terugkeert en dan niet trots is op eigen verdiensten en goede werken, maar zijn schuld erkent en beweent. Zo moeten ook wij onze schandelijke zonden met schuld belijden en onze toevlucht nemen tot de barmhartigheid die ons omwille van Christus beloofd is. Van deze barmhartigheid is het Avondmaal een zegel en pand, waardoor Christus getuigt dat ons de vergeving van zonden uit genade geschonken wordt. Dat houdt in dat onze zonden niet vanwege onze waardigheid worden vergeven, maar omdat Hijzelf een offer voor ons geworden is, en wij moeten weten dat dit medicijn bereid is voor zieken, dus voor mensen die hun onmacht belijden. “Zij, die gezond zijn, hebben geen geneesheer nodig, maar zij, die ziek zijn” (Matteüs 9:12).
  
-==== 131. Welke raad geeft de apostel nu aan het die aan het Avondmaal deelnemen? ====+==== 131. Welke raad geeft de apostel nu aan hen die aan het Avondmaal deelnemen? ====
  
 Dat de mens zichzelf beproeven moet, en “dan” – als hij zich namelijk beproefd heeft en ervaart dat hij door Gods genade mag gaan – “ete van het brood en drinke uit de beker”.((*1 Korintiërs 11:28)) Dat de mens zichzelf beproeven moet, en “dan” – als hij zich namelijk beproefd heeft en ervaart dat hij door Gods genade mag gaan – “ete van het brood en drinke uit de beker”.((*1 Korintiërs 11:28))
Regel 1023: Regel 1023:
 ==== 133. Wie wordt tot dit beproeven geroepen? ==== ==== 133. Wie wordt tot dit beproeven geroepen? ====
  
-Paulus zegt dat de mens zichzelf moet beproeven, want niemand kan beter en met meer zekerheid oordelen of hij in het geloof is dan hijzelf. Het is vervolgens zo dat niet de onwaardigheid van een ander maar die van onszelf ons veroordeelt. Bovendien weet ook niemand beter wat er in ons hart schuilt of hoe wij ons tegenover God staan dan wijzelf.((*1 Korintiërs 2:11)) Ten slotte wordt uit de woorden van Paulus wel duidelijk dat ieder kan weten wat hem te doen staat. Niemand mag zich inbeelden dat hier een zogenaamd ‘ingewonden’ geloof vereist wordt of dat men blijft leunen op het geloof van een ander. Nee, zegt de apostel, laat ieder zichzélf beproeven en niet zijn medemens. Niemand mag namelijk zijn naaste oordelen en evenmin denken dat de onwaardigheid van een ander hem zou kunnen verhinderen. Ieder moet namelijk voor zichzelf rekenschap geven, zegt Romeinen 14:12.+Paulus zegt dat de mens zichzelf moet beproeven, want niemand kan beter en met meer zekerheid oordelen of hij in het geloof is dan hijzelf. Het is vervolgens zo dat niet de onwaardigheid van een ander maar die van onszelf ons veroordeelt. Bovendien weet ook niemand beter wat er in ons hart schuilt of hoe wij tegenover God staan dan wijzelf.((*1 Korintiërs 2:11)) Ten slotte wordt uit de woorden van Paulus wel duidelijk dat ieder kan weten wat hem te doen staat. Niemand mag zich inbeelden dat hier een zogenaamd ‘ingewonden’ geloof vereist wordt of dat men blijft leunen op het geloof van een ander. Nee, zegt de apostel, laat ieder zichzélf beproeven en niet zijn medemens. Niemand mag namelijk zijn naaste oordelen en evenmin denken dat de onwaardigheid van een ander hem zou kunnen verhinderen. Ieder moet namelijk voor zichzelf rekenschap geven, zegt Romeinen 14:12.
  
 Dit is echter geen beletsel voor de dienaars en herders van de gemeente, die de gemeenteleden wél mogen onderzoeken hoe ze in de leer van de godzaligheid zijn gevorderd. En als het nodig is, moet hij hun ook privéonderwijs, raad en troost geven. Dit onderwijs dient er namelijk voor om het eerste – de beproeving van zichzelf – te ondersteunen. Wij allen en ieder individueel zijn verplicht ons geloof te belijden en aan de dienaars te laten horen wat onze mening is over de leer. Petrus vraagt in 1 Petrus 3:15 dan ook dat we “altijd bereid tot verantwoording [moeten zijn] aan al wie u rekenschap vraagt van de hoop, die in u is”. Dit is echter geen beletsel voor de dienaars en herders van de gemeente, die de gemeenteleden wél mogen onderzoeken hoe ze in de leer van de godzaligheid zijn gevorderd. En als het nodig is, moet hij hun ook privéonderwijs, raad en troost geven. Dit onderwijs dient er namelijk voor om het eerste – de beproeving van zichzelf – te ondersteunen. Wij allen en ieder individueel zijn verplicht ons geloof te belijden en aan de dienaars te laten horen wat onze mening is over de leer. Petrus vraagt in 1 Petrus 3:15 dan ook dat we “altijd bereid tot verantwoording [moeten zijn] aan al wie u rekenschap vraagt van de hoop, die in u is”.
Regel 1039: Regel 1039:
 ==== 136. Welke straf kunnen zij die het brood des Heren onwaardig gebruiken, tegemoet zien? ==== ==== 136. Welke straf kunnen zij die het brood des Heren onwaardig gebruiken, tegemoet zien? ====
  
-Er zijn verschillende maten en graden in onwaardigheid, en daarom is de straf of het oordeel ook niet in alle gevallen gelijk. De ernstigste mate van onwaardigheid is er als men zonder het minste greintje geloof en boetvaardigheid op de verborgenheden van het geloof af gaat – zoals de ongelovige en verworpen huichelaars en goddelozen doen. Wie zo aan de tafel des Heren gaan, zijn schuldig aan het lichaam en bloed van de Here. De oorzaak van Zijn dood wordt dan hun aangerekend; dat wil zeggen: de dood van Christus dient dan tot hun dood en niet tot hun leven. Basilius zegt: “Zij zijn even schuldig aan de dood van Christus als degenen die Hem door hun ongeloof voor wat het lichaam betreft gedood hebben.” Voor hen is het bloed van Christus immers onrein((*Hebreeën 10:29)), en heeft het even weinig waarde als het bloed van een misdadiger. Over hen wordt gezegd: “Wie niet gelooft, zal veroordeeld worden” (Marcus 16:16). Hun staat dus het oordeel te wachten om tot de eeuwige helse pijnen verdoemd te worden.+Er zijn verschillende maten en graden in onwaardigheid, en daarom is de straf of het oordeel ook niet in alle gevallen gelijk. De ernstigste mate van onwaardigheid is er als men zonder het minste greintje geloof en boetvaardigheid op de verborgenheden van het geloof af gaat – zoals de ongelovige en verworpen huichelaars en goddelozen doen. Wie zo aan de tafel des Heren gaan, zijn schuldig aan het lichaam en bloed van de Here. De oorzaak van zijn dood wordt hun dan aangerekend; dat wil zeggen: de dood van Christus dient dan tot hun dood en niet tot hun leven. Basilius zegt: “Zij zijn even schuldig aan de dood van Christus als degenen die Hem door hun ongeloof voor wat het lichaam betreft gedood hebben.” Voor hen is het bloed van Christus immers onrein((*Hebreeën 10:29)), en heeft het even weinig waarde als het bloed van een misdadiger. Over hen wordt gezegd: “Wie niet gelooft, zal veroordeeld worden” (Marcus 16:16). Hun staat dus het oordeel te wachten om tot de eeuwige helse pijnen verdoemd te worden.
  
 Een andere mate van onwaardigheid heeft betrekking op de gelovigen, namelijk op hen “die het lichaam des Heren niet onderscheiden”; dat wil zeggen: op mensen die wel niet geheel en al zonder geloof zijn, maar bij wie het toch heel zwak is. Daardoor zijn de liefde en de boetvaardigheid om te geloven, in hen ook niet erg sterk; en daardoor maken ze ook geen onderscheid tussen het verborgen brood des Heren en het gewone voedsel. Het gevolg is dat ze het oneerbiedig aannemen, en niet op de manier zoals de Here het heeft ingesteld. Paulus zegt deze mensen een oordeel aan als hij in 1 Korintiërs 11:29 zegt: “Wie eet en drinkt, eet en drinkt tot zijn eigen oordeel, als hij het lichaam niet onderscheidt.” Dat wil zeggen: zo iemand roept door zijn eten en drinken een oordeel over zich af. Een andere mate van onwaardigheid heeft betrekking op de gelovigen, namelijk op hen “die het lichaam des Heren niet onderscheiden”; dat wil zeggen: op mensen die wel niet geheel en al zonder geloof zijn, maar bij wie het toch heel zwak is. Daardoor zijn de liefde en de boetvaardigheid om te geloven, in hen ook niet erg sterk; en daardoor maken ze ook geen onderscheid tussen het verborgen brood des Heren en het gewone voedsel. Het gevolg is dat ze het oneerbiedig aannemen, en niet op de manier zoals de Here het heeft ingesteld. Paulus zegt deze mensen een oordeel aan als hij in 1 Korintiërs 11:29 zegt: “Wie eet en drinkt, eet en drinkt tot zijn eigen oordeel, als hij het lichaam niet onderscheidt.” Dat wil zeggen: zo iemand roept door zijn eten en drinken een oordeel over zich af.
Regel 1063: Regel 1063:
 In het geheel niet. Daarvoor zijn de volgende redenen: In het geheel niet. Daarvoor zijn de volgende redenen:
  
-  - Als ze het zichzelf iets aandoen door zich een oordeel te eten, is dat niet het eten van Christus, die ons gegeven is tot het leven en gerechtigheid. +  - Als ze zichzelf iets aandoen door zich een oordeel te eten, is dat niet het eten van Christus, die ons gegeven is tot het leven en gerechtigheid. 
-  - De belofte van genade zegt alleen de gelovigen toe dat zij deel hebben aan het lichaam van Christus; en de sacramenten zijn alleen voor de gelovigen werkelijk een sacrament, maar beslist niet voor ongelovigen. 2 Korintiërs 6:15 is immers duidelijk: “Welke overeenstemming is er tussen Christus en Belial, of welk deel heeft een gelovige samen met een ongelovige?” Het leven toch niets met de dood te maken? Augustinus zegt: “Men kan ook niet zeggen dat iemand het lichaam van Christus eet als hij niet in het lichaam van Christus is.” Het ongeloof van zo iemand kan Gods belofte en de instelling van het Avondmaal dus niet opheffen.+  - De belofte van genade zegt alleen de gelovigen toe dat zij deel hebben aan het lichaam van Christus; en de sacramenten zijn alleen voor de gelovigen werkelijk een sacrament, maar beslist niet voor de ongelovigen. 2 Korintiërs 6:15 is immers duidelijk: “Welke overeenstemming is er tussen Christus en Belial, of welk deel heeft een gelovige samen met een ongelovige?” Het leven heeft toch niets met de dood te maken? Augustinus zegt: “Men kan ook niet zeggen dat iemand het lichaam van Christus eet als hij niet in het lichaam van Christus is.” Het ongeloof van zo iemand kan Gods belofte en de instelling van het Avondmaal dus niet opheffen.
   - De apostel zegt dat niemand deel kan nemen aan de tafel des Heren (dus aan het voedsel dat op deze tafel wordt toebereid), én aan tafel van de duivel (dus gemeenschap onderhouden met de duivel en boze geesten).((*1 Korintiërs 10:21))   - De apostel zegt dat niemand deel kan nemen aan de tafel des Heren (dus aan het voedsel dat op deze tafel wordt toebereid), én aan tafel van de duivel (dus gemeenschap onderhouden met de duivel en boze geesten).((*1 Korintiërs 10:21))
   - De betekende zaak wordt met het hart genoten en niet met de mond; Christus wordt immers niet ontvangen door onderdelen van het lichaam, maar alleen door het geloof((*Efeze 3:17)) – en dat hebben de goddelozen niet.   - De betekende zaak wordt met het hart genoten en niet met de mond; Christus wordt immers niet ontvangen door onderdelen van het lichaam, maar alleen door het geloof((*Efeze 3:17)) – en dat hebben de goddelozen niet.
Regel 1082: Regel 1082:
 ==== 142. De dienaar van het Woord kan niet weten wie waardig of onwaardig zijn [om het Avondmaal te gebruiken]. Mag hij daarom met een goed geweten ieder wel aan het Avondmaal des Heren toelaten? ==== ==== 142. De dienaar van het Woord kan niet weten wie waardig of onwaardig zijn [om het Avondmaal te gebruiken]. Mag hij daarom met een goed geweten ieder wel aan het Avondmaal des Heren toelaten? ====
  
-De kerk oordeelt niet over de verborgen dingen en ziet dus ook niet wat er in het binnenste van het hart is, maar ze spreekt wel haar oordeel uit in overeenstemming met het richtsnoer van Gods wet. Daarom is het goed als de dienaar van het Woord God Zelf laat oordelen hoe het in het hart van ieder gesteld is. Degene die een vroom leven leidt, zonder schulden is en van wie geen openbare zonden bekend zijn, mag hij toelaten. Daartegenover is hij wel verplicht om degenen die verstrikt zijn in dwalingen en tegen de fundamenten van de leer ingaan, van de tafel te weren – en daarvan is de kerkenraad al van te voren op de hoogte. Deze plicht van de dienaar des Woords om van de tafel te weren geldt ook voor lasteraars, ketters, afgodendienaars, dronkaards, bedriegers, leeglopers, rovers, tirannen, overspelers, hoerenlopers, vloekers, vuilsprekers of andere mensen die een onbehoorlijk leven leiden dat niet met het evangelie in overeenstemming is, en ook voor hen bij wie men geen tekenen van leedwezen over de zonde en bekering kan bespeuren. Voor al deze mensen geldt: //Ga weg van hier, jullie goddelozen!//+De kerk oordeelt niet over de verborgen dingen en ziet dus ook niet wat er in het binnenste van het hart is, maar ze spreekt wel haar oordeel uit in overeenstemming met het richtsnoer van Gods wet. Daarom is het goed als de dienaar van het Woord God zelf laat oordelen hoe het in het hart van ieder gesteld is. Degene die een vroom leven leidt, zonder schulden is en van wie geen openbare zonden bekend zijn, mag hij toelaten. Daartegenover is hij wel verplicht om degenen die verstrikt zijn in dwalingen en tegen de fundamenten van de leer ingaan, van de tafel te weren – en daarvan is de kerkenraad al van te voren op de hoogte. Deze plicht van de dienaar des Woords om van de tafel te weren geldt ook voor lasteraars, ketters, afgodendienaars, dronkaards, bedriegers, leeglopers, rovers, tirannen, overspelers, hoerenlopers, vloekers, vuilsprekers of andere mensen die een onbehoorlijk leven leiden dat niet met het evangelie in overeenstemming is, en ook voor hen bij wie men geen tekenen van leedwezen over de zonde en bekering kan bespeuren. Voor al deze mensen geldt: //Ga weg van hier, jullie goddelozen!//
  
-Christus Zelf verbiedt met grote ernst om het heilige niet aan de honden te geven (Matteüs 7:6). En men mag “ook geen deel [hebben] aan de zonden van anderen” (1 Timoteüs 5:22). Daarom zegt Chrysostomos dat hij zijn lichaam veel liever uit elkaar wil laten scheuren dan willens en wetens het lichaam en bloed van de Here te geven aan een goddeloos persoon die zich niet bekeert. Paulus getuigt ook dat de leden uit de gemeente van Korinte vanwege dit misbruik ernstig geplaagd werden, en dat er vele zieken en overledenen onder hen waren (1 Korintiërs 11:30).+Christus zelf verbiedt met grote ernst om het heilige niet aan de honden te geven (Matteüs 7:6). En men mag “ook geen deel [hebben] aan de zonden van anderen” (1 Timoteüs 5:22). Daarom zegt Chrysostomos dat hij zijn lichaam veel liever uit elkaar wil laten scheuren dan willens en wetens het lichaam en bloed van de Here te geven aan een goddeloos persoon die zich niet bekeert. Paulus getuigt ook dat de leden uit de gemeente van Korinte vanwege dit misbruik ernstig geplaagd werden, en dat er vele zieken en overledenen onder hen waren (1 Korintiërs 11:30).
  
 ==== 143. Is het een middelmatige kwestie als je het Avondmaal gebruikt of als je je daarvan onthoudt? ==== ==== 143. Is het een middelmatige kwestie als je het Avondmaal gebruikt of als je je daarvan onthoudt? ====
Regel 1097: Regel 1097:
 ==== 144. Zullen we in het eeuwige leven nog sacramentele tekenen van het lichaam en bloed van Christus nodig hebben? ==== ==== 144. Zullen we in het eeuwige leven nog sacramentele tekenen van het lichaam en bloed van Christus nodig hebben? ====
  
-Nee, want we zijn dan ook lichamelijk bij Christus. De sacramenten hebben afgedaan als de lichamelijke tegenwoordigheid van Christus aan Zijn kerk is teruggegeven, en zij langs de weg van het geloof is overgegaan naar het rechtstreeks zien van Christus' aangezicht.((*Romeinen 8:24 *1 Korintiërs 13:12 *2 Korintiërs 4:18 *2 Korintiërs 5:7 *1 Johannes 3:2 Zie ook Cyprianus in zijn brief aan Pompeium.))+Nee, want we zijn dan ook lichamelijk bij Christus. De sacramenten hebben afgedaan als de lichamelijke tegenwoordigheid van Christus aan zijn kerk is teruggegeven, en zij langs de weg van het geloof is overgegaan naar het rechtstreeks zien van Christus' aangezicht.((*Romeinen 8:24 *1 Korintiërs 13:12 *2 Korintiërs 4:18 *2 Korintiërs 5:7 *1 Johannes 3:2 Zie ook Cyprianus in zijn brief aan Pompeium.))
  
 ==== 145. Welke dingen zijn in strijd met de leer van het Heilig Avondmaal? ==== ==== 145. Welke dingen zijn in strijd met de leer van het Heilig Avondmaal? ====
Regel 1117: Regel 1117:
     - Ze beweren eveneens dat dit offer ook aan anderen wordt geschonken vanwege het gedane werk.     - Ze beweren eveneens dat dit offer ook aan anderen wordt geschonken vanwege het gedane werk.
     - Ze stellen dat het offer van de mis er voor zorgt dat niet alleen levenden verlost worden van zonden, straffen en andere moeiten, maar ook verdienste hebben om de gestorvenen uit het door hen verzonnen vagevuur te verlossen.     - Ze stellen dat het offer van de mis er voor zorgt dat niet alleen levenden verlost worden van zonden, straffen en andere moeiten, maar ook verdienste hebben om de gestorvenen uit het door hen verzonnen vagevuur te verlossen.
-    - Ze verzinnen dat de mispriester Christus aan God de Vader offert, en zo stellen ze hem als een middelaar tussen Christus en de Vader. Hierdoor wordt het offer van Christus aan het kruis geheel en al tenietgedaan, zijn eeuwig priesterschap verloochend, de verdienste van zijn dood verduisterd en Christus opnieuw gekruisigd.((*Hebreeën 5:6 *Hebreeën 7:24 *Hebreeën 9:12 *Hebreeën 10:12 *Matteüs 26:28)) Ze beweren dat zoals het paaslam moest geofferd worden, zo ook Christus in de mis geofferd wordt – terwijl Hij toch voor éénmaal en altijd aan het kruis werd geofferd.((*1 Korintiërs 5:7)) De profeet Maleachi heeft in hoofdstuk 1 met woorden ontleend aan de levitische eredienst – zoals “reukwerk” en “rein spijsoffer” – die onder het Oude Testament gebruikt werden, als profeet in algemene zin gesproken over de redelijke, geestelijke en inwendige eredienst oftewel over de geestelijke offers van de gemeente onder het Nieuwe Testament die God behagen. De profeet zegt in hoofdstuk ~Maleachi 1:11: “Allerwege wordt mijn naam reukwerk gebracht en een rein spijsoffer”, maar deze woorden wenden ze aan op een manier die helemaal tegen de bedoeling van de profeet ingaan. Ze laten die woorden namelijk slaan op het – volgens hen – daadwerkelijke en voor allen zichtbare offer van het lichaam van Christus in het Avondmaal. De apostel spreekt in Hebreeën 5:1 over de levitische priesters, en spreekt dan in de tegenwoordige tijd: “Want elke hogepriester, die uit de mensen genomen wordt, treedt voor de mensen op bij God, om gaven en offers te brengen voor de zonden.” Deze woorden laten ze op een heel onverstandige en onterechte manier slaan op de dienaars van het evangelie. Ze houden het erop dat Melchizedek, de priester van de Allerhoogste en een voorafbeelding van Christus, aan God brood en wijn als een offer heeft gebracht. Vandaaruit kunnen ze beweren dat het priesterschap van Christus bestaat in het offer van brood en wijn. Melchizedek heeft dat brood en die wijn echter als een gulhartige koning geschonken met allerlei andere etenswaren om Abraham en zijn dienaren die vermoeid van hun krijgstocht terugkeerden, daarmee te dienen en te onthalen. Op deze manier heeft hij Abraham en zijn mannen veel geluk willen toewensen vanwege de behaalde overwinning. Daarbij heeft hij als een priester hen ook gezegend en tienden van Abraham ontvangen.((*Genesis 14:19,20)) De roomsen vatten het zo op dat Christus een Priester is naar de ordening van Melchizedek, maar dan vooral vanwege het dagelijkse offer dat aan God geofferd wordt in de vorm van brood en wijn. Dat is echter een misvatting, want als de apostel Christus met Melchizedek vergelijkt((*Hebreeën 7:3)) daar in het geheel niet over spreekt. Het gaat erom dat Melchizedek vér boven alle levitische priesters uitstak en ook “eeuwig” was en die ook geen priesters ná hem had. Mozes zegt van hem dat hij was “zonder vader, zonder moeder, en zonder geslachtsrekening”. Het is alsof hij snel uit de hemel was neergedaald en direct daarna weer was opgevaren, omdat er niet over voorouders en ook niet over zijn dood wordt gesproken. Bovendien heeft het offer van Jezus dat Hij eenmaal aan het kruis heeft gebracht, eeuwigdurende kracht.((*Hebreeën 7:3,24))+    - Ze verzinnen dat de mispriester Christus aan God de Vader offert, en zo stellen ze hem als een middelaar tussen Christus en de Vader. Hierdoor wordt het offer van Christus aan het kruis geheel en al tenietgedaan, zijn eeuwig priesterschap verloochend, de verdienste van zijn dood verduisterd en Christus opnieuw gekruisigd.((*Hebreeën 5:6 *Hebreeën 7:24 *Hebreeën 9:12 *Hebreeën 10:12 *Matteüs 26:28)) Ze beweren dat zoals het paaslam moest geofferd worden, zo ook Christus in de mis geofferd wordt – terwijl Hij toch voor éénmaal en altijd aan het kruis werd geofferd.((*1 Korintiërs 5:7)) De profeet Maleachi heeft in hoofdstuk 1 met woorden ontleend aan de levitische eredienst – zoals “reukwerk” en “rein spijsoffer” – die onder het Oude Testament gebruikt werden, als profeet in algemene zin gesproken over de redelijke, geestelijke en inwendige eredienst oftewel over de geestelijke offers van de gemeente onder het Nieuwe Testament die God behagen. De profeet zegt in hoofdstuk ~Maleachi 1:11: “Allerwege wordt mijn naam reukwerk gebracht en een rein spijsoffer”, maar deze woorden wenden ze aan op een manier die helemaal tegen de bedoeling van de profeet ingaan. Ze laten die woorden namelijk slaan op het – volgens hen – daadwerkelijke en voor allen zichtbare offer van het lichaam van Christus in het Avondmaal. De apostel spreekt in Hebreeën 5:1 over de levitische priesters, en spreekt dan in de tegenwoordige tijd: “Want elke hogepriester, die uit de mensen genomen wordt, treedt voor de mensen op bij God, om gaven en offers te brengen voor de zonden.” Deze woorden laten ze op een heel onverstandige en onterechte manier slaan op de dienaars van het evangelie. Ze houden het erop dat Melchizedek, de priester van de Allerhoogste en een voorafbeelding van Christus, aan God brood en wijn als een offer heeft gebracht. Vandaaruit kunnen ze beweren dat het priesterschap van Christus bestaat in het offer van brood en wijn. Melchizedek heeft dat brood en die wijn echter als een gulhartige koning geschonken met allerlei andere etenswaren om Abraham en zijn dienaren die vermoeid van hun krijgstocht terugkeerden, daarmee te dienen en te onthalen. Op deze manier heeft hij Abraham en zijn mannen veel geluk willen toewensen vanwege de behaalde overwinning. Daarbij heeft hij als een priester hen ook gezegend en tienden van Abraham ontvangen.((*Genesis 14:19,20)) De roomsen vatten het zo op dat Christus een Priester is naar de ordening van Melchizedek, maar dan vooral vanwege het dagelijkse offer dat aan God geofferd wordt in de vorm van brood en wijn. Dat is echter een misvatting, want als de apostel Christus met Melchizedek vergelijkt((*Hebreeën 7:3)), spreekt hij daar in het geheel niet over. Het gaat erom dat Melchizedek vér boven alle levitische priesters uitstak en ook “eeuwig” was en die ook geen priesters ná hem had. Mozes zegt van hem dat hij was “zonder vader, zonder moeder, en zonder geslachtsrekening”. Het is alsof hij snel uit de hemel was neergedaald en direct daarna weer was opgevaren, omdat er niet over voorouders en ook niet over zijn dood wordt gesproken. Bovendien heeft het offer van Jezus dat Hij eenmaal aan het kruis heeft gebracht, eeuwigdurende kracht.((*Hebreeën 7:3,24))
     - Bovendien onthouden ze op een godslasterlijke manier aan de leken het tweede onderdeel van het Avondmaal, namelijk de beker, hoewel het concilie van Constanz stelt dat dit ingaat tegen de instelling van Christus en de gewoonte in de vroegchristelijke kerk.     - Bovendien onthouden ze op een godslasterlijke manier aan de leken het tweede onderdeel van het Avondmaal, namelijk de beker, hoewel het concilie van Constanz stelt dat dit ingaat tegen de instelling van Christus en de gewoonte in de vroegchristelijke kerk.
     - Ze willen dat de zaken die Christus toch echt wel van elkaar heeft onderscheiden, vanwege de door hen verzonnen gelijktijdigheid en natuurlijke eenheid tot één teken zullen zijn.     - Ze willen dat de zaken die Christus toch echt wel van elkaar heeft onderscheiden, vanwege de door hen verzonnen gelijktijdigheid en natuurlijke eenheid tot één teken zullen zijn.
Regel 1129: Regel 1129:
     - Ze beweren ook dat de oorbiecht nodig is voor hen die het sacrament zullen ontvangen.     - Ze beweren ook dat de oorbiecht nodig is voor hen die het sacrament zullen ontvangen.
     - Ze bedienen de mis in een vreemde en onbekende taal.     - Ze bedienen de mis in een vreemde en onbekende taal.
-    - Bij het bedienen van de mis roepen ze ook heiligen aan, waarbij ze tegelijk ook hun verzonnen en ingebeelde verdiensten opsommen.+    - Bij het bedienen van de mis roepen ze heiligen aan, waarbij ze tegelijk ook hun verzonnen en ingebeelde verdiensten opsommen.
     - Ze houden een mis ter ere van de heiligen, zodat zij voor hen tot God zullen bidden, waardoor de gedachtenis aan Christus en Zijn voorbede verduisterd en zelfs verworpen wordt.     - Ze houden een mis ter ere van de heiligen, zodat zij voor hen tot God zullen bidden, waardoor de gedachtenis aan Christus en Zijn voorbede verduisterd en zelfs verworpen wordt.
     - Ze denken dat het gebruik van het Avondmaal beslist nodig is voor hen die op sterven liggen.     - Ze denken dat het gebruik van het Avondmaal beslist nodig is voor hen die op sterven liggen.
Regel 1156: Regel 1156:
   - De dwaling van hen die de heilige handelingen [van het sacrament] zonder enige eerbied uitvoeren alsof het om heel gewone dagelijkse dingen gaat. Ze denken dat het hun vrij staat om het Avondmaal te gebruiken of zich daarvan te onthouden. Daarom gebruiken ze het ook maar heel zelden, omdat het niet in het minste een onderdeel is van hun godsdienstige praktijk – terwijl het door God juist zo ernstig aan ons wordt opgedragen.   - De dwaling van hen die de heilige handelingen [van het sacrament] zonder enige eerbied uitvoeren alsof het om heel gewone dagelijkse dingen gaat. Ze denken dat het hun vrij staat om het Avondmaal te gebruiken of zich daarvan te onthouden. Daarom gebruiken ze het ook maar heel zelden, omdat het niet in het minste een onderdeel is van hun godsdienstige praktijk – terwijl het door God juist zo ernstig aan ons wordt opgedragen.
   - De dwaling van sommige mensen, die tegen de openlijke instelling door Christus zelf((*Lucas 22:19)) in, beweren dat het Avondmaal niet in de plaats gekomen is van het Pascha, maar van het manna [in de woestijn]. Dit manna is echter geen gewoon en blijvend sacrament geweest, en er lopen ook geen lijnen naar het Avondmaal. Er is namelijk in het manna geen teken dat wijst op de verdienste van Christus – en dat is toch het voornaamste waarover het in het Avondmaal gaat.   - De dwaling van sommige mensen, die tegen de openlijke instelling door Christus zelf((*Lucas 22:19)) in, beweren dat het Avondmaal niet in de plaats gekomen is van het Pascha, maar van het manna [in de woestijn]. Dit manna is echter geen gewoon en blijvend sacrament geweest, en er lopen ook geen lijnen naar het Avondmaal. Er is namelijk in het manna geen teken dat wijst op de verdienste van Christus – en dat is toch het voornaamste waarover het in het Avondmaal gaat.
-  - De dwaling van een zekere liberale vrijdenker, de Nederlander Jodocus Harchius Montensis, die niet wil aannemen dat het gekruisigde lichaam van Christus zelf door ons genomen en gegeten wordt. Hij gaat ervanuit dat Christus twee soorten lichaam heeft: het natuurlijke lichaam dat Hij van Maria heeft aangenomen en nu in de hemel verheerlijkt is; en een geestelijk lichaam dat we in ons denken kunnen voorstellen, en dat door Gods kracht uit ontstaan is uit het brood en de wijn, en dus ook alleen met de ziel geproefd en gegeten moet worden. Deze man beeldt zich in dat dit lichaam dat dagelijks met de mond en met geloof genomen wordt, voedsel is voor het verborgen lichaam van Christus, dus voor alle gelovigen samen. Het is in zijn visie ook mogelijk dat er kracht uitgaat van het lichaam van Christus dat op een wondere en onuitsprekelijke manier in het brood komt en het lichaam van een christen voedt. Dit gaat in tegen de duidelijke woorden van Christus, dat “gegeven wordt” en dat “wordt uitgestort”. Deze woorden maken voldoende duidelijk dat het werkelijke lichaam van Christus en zijn werkelijke bloed zelf bedoeld worden, en dat die aan de gelovigen op een geestelijke manier worden geschonken.+  - De dwaling van een zekere liberale vrijdenker, de Nederlander Jodocus Harchius Montensis, die niet wil aannemen dat het gekruisigde lichaam van Christus zelf door ons genomen en gegeten wordt. Hij gaat ervanuit dat Christus tweeërlei soort lichaam heeft: het natuurlijke lichaam dat Hij van Maria heeft aangenomen en nu in de hemel verheerlijkt is; en een geestelijk lichaam dat we in ons denken kunnen voorstellen, en dat door Gods kracht ontstaan is uit het brood en de wijn, en dus ook alleen met de ziel geproefd en gegeten moet worden. Deze man beeldt zich in dat dit lichaam dat dagelijks met de mond en met geloof genomen wordt, voedsel is voor het verborgen lichaam van Christus, dus voor alle gelovigen samen. Het is in zijn visie ook mogelijk dat er kracht uitgaat van het lichaam van Christus dat op een wondere en onuitsprekelijke manier in het brood komten het lichaam van een christen voedt. Dit gaat in tegen de duidelijke woorden van Christus, dat “gegeven wordt” en dat “wordt uitgestort”. Deze woorden maken voldoende duidelijk dat het werkelijke lichaam van Christus en zijn werkelijke bloed zelf bedoeld worden, en dat die aan de gelovigen op een geestelijke manier worden geschonken.


Paginahulpmiddelen