Dit geeft de verschillen weer tussen de geselecteerde revisie en de huidige revisie van de pagina.
Beide kanten vorige revisieVorige revisieVolgende revisie | Vorige revisie | ||
institutie:36 [25-04-2020 om 09.27 uur] – ds. J.H. Zwart | institutie:36 [16-09-2020 om 15.28 uur] (huidige) – ds. J.H. Zwart | ||
---|---|---|---|
Regel 1: | Regel 1: | ||
- | ====== | + | ====== De voorbestemming ====== |
==== 1. Welke woorden zijn van belang als we aan dit hoofdstuk beginnen? ==== | ==== 1. Welke woorden zijn van belang als we aan dit hoofdstuk beginnen? ==== | ||
Regel 249: | Regel 249: | ||
Dat is God. Zoals Hij ons heeft uitverkoren naar het welbehagen van Zijn wil, zo heeft Hij ook de verworpenen verstoten naar Zijn rechtvaardige wil en raadsbesluit, | Dat is God. Zoals Hij ons heeft uitverkoren naar het welbehagen van Zijn wil, zo heeft Hij ook de verworpenen verstoten naar Zijn rechtvaardige wil en raadsbesluit, | ||
+ | |||
+ | ==== 36. Zijn vooraf geziene zonden zoals ongeloof dan geen oorzaken van het besluit dat iemand verworpen wordt? ==== | ||
+ | |||
+ | Nee, want als de zonden oorzaak waren van de verwerping, was niemand uitverkoren, | ||
+ | |||
+ | * “Wie niet gelooft, is reeds veroordeeld” (Johannes 3:18). | ||
+ | * De Heilige Geest zal overtuigen “van zonde, omdat zij in Mij niet geloven” (Johannes 16:9). | ||
+ | * “Wie niet gelooft, zal veroordeeld worden” (Marcus 16:16). | ||
+ | |||
+ | ==== 37. Maar beschuldigen we God niet van onrechtvaardigheid, | ||
+ | |||
+ | Op geen enkele manier, want: | ||
+ | |||
+ | - Als men spreekt van deze hoogste wil van God, die de oorzaak van alle dingen bepaalt, mag men niet zeggen dat eerst iets rechtvaardig moet zijn voordat God het zou willen. Nee, het tegendeel is waar: eerst moet God iets willen voordat het rechtvaardig kan zijn. Gods wil is immers het uiteindelijke richtsnoer van de rechtvaardigheid. Alles wat Hij wil, moet voor rechtvaardig gehouden worden // | ||
+ | - We kennen Gods besluit of Zijn verborgen en onfeilbare wil om sommigen te verwerpen. We weten ook van de verdorvenheid van het menselijk geslacht, die de ware en eerste oorzaak is van de verdoemenis van de verworpenen. En tussen die beide komt dan de wil van de eerste mens, die wel goed geschapen is, maar zich vrijwillig geschonden en verdorven heeft. Zo heeft die mens een weg bereid voor Gods rechtvaardig oordeel om díegenen te verderven aan wie Hij Zijn barmhartigheid niet wil bewijzen. | ||
+ | - Niemand wordt verdoemd dan degenen die de Heere verworpen heeft. Maar hoewel dat zo is, moet bovendien gezegd worden dat er toch niemand verdoemd wordt dan wie de oorzaak van de verdoemenis in zichzelf blijkt om te dragen. Dat dit besluit van God rechtvaardig is, omdat zij zelf oorzaak zijn van hun verdoemenis, | ||
+ | - De verworpenen worden niet vanwege hun verwerping verdoemd, maar vanwege hun goddeloosheid en ongeloof. Dat betekent dat de oorzaak van het verloren gaan van mensen niet het besluit van God is, maar hun aangeboren verdorvenheid en de gevolgen daarvan. Het behaagt God om alleen degenen die van Hem zijn en die tot de zaligheid zijn uitverkoren, | ||
+ | |||
+ | ==== 38. Wat zijn de algemene middeloorzaken voor de verwerping? ==== | ||
+ | |||
+ | Dat zijn dezelfde als die waarover we hierboven al hebben gesproken: | ||
+ | |||
+ | - De schepping in een staat van rechtheid en gerechtigheid. God heeft immers de mens niet als een zondig schepsel geschapen. Anders zou Hij de Auteur van de zonde zijn, en die gedachte moeten we ver van ons werpen. | ||
+ | - De val van de mens in de zonde, waardoor hij vanuit zichzelf met zijn vrije wil van God is afgeweken. Door dat afwijken heeft hij God vertoornd. | ||
+ | - De verdorvenheid van de mens. De mensen hebben immers zichzelf verdorven, en daardoor hebben ze het verderf door hun eigen schuld op de hals gehaald.((*Spreuken 5:22 *Prediker 7:29)) | ||
+ | |||
+ | ==== 39. Wat zijn de bijzondere middeloorzaken waardoor Gods besluit van de verwerping van mensen wordt uitgevoerd? ==== | ||
+ | |||
+ | - Het ontelbare aantal daadwerkelijke zonden. | ||
+ | - Het ongeloof, of het verwijderd raken en afgescheiden worden van Christus. | ||
+ | - Het verlaten worden, het niet geroepen worden, een krachteloze roeping door de verkondiging van het Woord van God, of een innerlijk niet accepteren van de roeping. Het Evangelie is niet aan alle mensen in het bijzonder gepredikt, en ook niet in elke tijdsperiode. Ook nu wordt het niet overal ter wereld verkondigd. Het is ook niet allen gegeven om te geloven (Matteüs 11:25). Maar in ditzelfde hoofdstuk worden allen aangesproken die vermoeid en belast zijn; dat zijn zij die zuchten onder de last van de zonden. Dat gebeurt alleen in het leven van hen die belijden een zondaar te zijn en daarom hun toevlucht tot Christus nemen. | ||
+ | - De halsstarrigheid of de verharding en het verblind zijn in de zonden. | ||
+ | - Hieruit komt het voortdurend afwijken en verachten van God voort, en dientengevolge ook het doorgaan van de ene zonde in de andere. | ||
+ | - Ten slotte volgt hierop hun rechtvaardige verdoemenis. “Gij zijt rechtvaardig, | ||
+ | |||
+ | ==== 40. Maar valt de uitvoering van de verwerping of de voorbeschikking van deze kwade middeloorzaken niet onder het besluit van God, zoals het geloof en de andere oorzaken van de zaligheid onder het besluit van de verkiezing vallen? ==== | ||
+ | |||
+ | Ja en nee, omdat over het besluit van God op twee manieren gesproken wordt: letterlijk op het woord afgaand, en gerelateerd aan iets anders. Als God gewoon iets wil of iets als goed erkent, wordt dat een besluit genoemd. Daarvan is Hijzelf te zijner tijd in eigenlijke zin daadwerkelijk de werkende oorzaak. Daarom noemen we het ook een krachtig werkend besluit. We kunnen denken aan het besluit tot zaligheid van de uitverkorenen en tot het gebruik van de middeloorzaken die tot zaligheid leiden, zoals de schepping, de effectieve roeping, het geloof, de rechtvaardiging en de heiliging. Daarom spreekt God in Hosea 13:9 over Zichzelf als “uw helper”. Vervolgens is God de Auteur en oorzaak van het ‘wezen’ van alle daden, werken en eigenschappen, | ||
+ | |||
+ | ==== 41. Wat is het doel van de verwerping? ==== | ||
+ | |||
+ | Ten aanzien van de verworpenen is het hun rechtvaardige verdoemenis, | ||
+ | |||
+ | ==== 42. Hoe moeten de predikanten en ieder voor zichzelf met de leer van de predestinatie omgaan en op zichzelf toepassen? ==== | ||
+ | |||
+ | - Men moet goed oppassen dat men niet doorslaat van het ene uiterste naar het andere. Men kan namelijk te weinig nadruk leggen op het besluit tot de zaligheid of de verdoemenis, | ||
+ | - Zoals God van Zijn hoogste en eeuwige besluit via de trap van de middeloorzaken (die vrucht zijn van dat besluit) tot ons neerdaalt en zo Zijn heerlijkheid en barmhartigheid openbaart – laten we zo langs diezelfde trap en in dezelfde volgorde((Een moeilijk te hertalen passage: ‘behoudende de orden der vruchten ende effecten’.)) opklimmen tot de zekerheid van onze verkiezing. Dan zullen we merken dat deze onwrikbaar gegrond is in de onvergelijkbare((eenighste)) barmhartigheid van God. | ||
+ | |||
+ | ==== 43. Wat moet de volgorde in de toepassing zijn? ==== | ||
+ | |||
+ | Men moet van onderen af beginnen. Dat betekent dat ieder die wil weten of hij uitverkoren is, niet van boven af, dus bij Gods verborgen besluit, moet beginnen – buiten Christus om en zonder de stem van het Evangelie te horen die in de gemeente klinkt. Anders kan het gebeuren dat hij het overstelpende licht van God niet kan verdragen. Nee, hij moet heel anders beginnen, van onderen af. Dat betekent dat hij bij de vruchten moet beginnen, namelijk de [algemene] roeping door Christus en het luisteren daarnaar. Paulus zegt in Romeinen 8:30: “Die Hij tevoren bestemd heeft, dezen heeft Hij ook geroepen”. Laat hij daarna voorzichtig naderen tot de eerste oorzaak van de zaligheid. Op deze manier heeft hij een vast en betrouwbaar ankerpunt((middel)) gevonden tegen alle hevige stormen, en mag hij weten dat hij rust heeft als in een veilige haven. Laat hij ijverig zichzelf onderzoeken((ondertasten)) of hij Gods Woord graag hoort en daardoor geneigd is om God en zijn naaste lief te hebben – dat is namelijk een vrucht van wedergeboorte en heiliging. Laat hij vervolgens komen tot het geloof en zich afvragen of hij gevoelt door het geloof in Christus te zijn, anders gezegd: of hij in Christus gelooft. Vanuit het geloof moet hij komen tot de rechtvaardiging, | ||
+ | |||
+ | ==== 44. Maar als iemand deze vruchten van het geloof, van de Geest en van de wedergeboorte nog niet in zich gevoelt, of als hij ze nog maar als heel zwak en teer ervaart, moet hij daarom van zichzelf denken dat hij tot het getal van de verworpenen behoort en zal hij dan aan zijn zaligheid wanhopen? ==== | ||
+ | |||
+ | Helemaal niet! Hij moet veel meer zijn toevlucht zoeken in Gods Woord en Zijn wil die Hij daarin geopenbaard heeft. Door zo te gehoorzamen, | ||
+ | |||
+ | ==== 45. Is er een bepaald getal, zowel van de uitverkorenen als van de verworpenen? | ||
+ | |||
+ | Bij God wel, maar bij ons niet. “Ik weet wie Ik heb uitgekozen” (Johannes 13:18). “De Here kent de zijnen” (2 Timoteüs 2:19), en dus ook degenen die niet van Hem zijn. | ||
+ | |||
+ | ==== 46. Zijn er weinig mensen die behouden worden (Lucas 13:23), of: is het getal van de uitverkorenen groter dan dat van de verworpenen? | ||
+ | |||
+ | Er zijn er weinig die de weg ten leven vinden, | ||
+ | |||
+ | ==== 47. Kunnen degenen die wedergeboren zijn, door het geloof wel iets met zekerheid zeggen over hun eigen verkiezing, en mogen ze daarover in de Heere roemen? ==== | ||
+ | |||
+ | Zij kunnen en mogen en moeten dat zeker doen, want: | ||
+ | |||
+ | - Zij mogen roemen dat ze behoren tot het uitverkoren volk van de Heere Christus zijn, en dat ze Zijn eigendom zijn.((*Jesaja 44:5)) | ||
+ | - Zij die tevoren gekend en uitverkoren zijn, zijn ook geroepen, gerechtvaardigd en geheiligd – en daarom kunnen ze niet van Gods liefde gescheiden worden.((*Romeinen 8:29-39)) | ||
+ | - God versterkt ons en alle gelovigen, Hij getuigt dat het waar is((falst)) en verzegelt ons door de Heilige Geest. | ||
+ | - De Zoon werpt niemand uit van degenen die Hem toebehoren, | ||
+ | - Wij moeten met een vast en stellig vertrouwen geloven in God de Vader, in Jezus Christus en in de Heilige Geest; en ook dat er een heilige, algemene christelijke Kerk is, de gemeenschap der heiligen, de vergeving van onze zonden door Christus vanwege Zijn verdiensten, | ||
+ | - Gods besluit kan niet verhinderd en tenietgedaan worden. Hierdoor is er de troost waarvan 1 Johannes 3:14 spreekt: “Wij weten, dat wij overgegaan zijn uit de dood in het leven.” En 1 Johannes 3:21: “Als ons hart ons niet veroordeelt, | ||
+ | |||
+ | ==== 48. Kunnen de uitverkorenen ook verloren gaan? ==== | ||
+ | |||
+ | Nee, zij kunnen nooit tot het einde toe verleid worden, | ||
+ | |||
+ | - Ze zijn de gezegenden van de Vader, voor wie het Koninkrijk bereid is van de grondlegging der wereld af.((*Matteüs 25:34)) | ||
+ | - Het is de wil van de Vader dat van alles wat Hij de Zoon gegeven heeft, niets verloren laat gaan.((*Johannes 6:39)) | ||
+ | - De Zoon heeft hen bewaard.((*Johannes 17:12)) | ||
+ | - Ze worden in de kracht Gods bewaard door het geloof.((*1 Petrus 1:5)) | ||
+ | - Aan hen wordt het geloof gegeven én de volharding tot het einde toe.((*Handelingen 13:48 *Filippenzen 1:6)) | ||
+ | - Ten slotte: Gods voornemen is onveranderlijk.((*2 Timoteüs 2:19)) | ||
+ | |||
+ | ==== 49. Toch lijkt het erop dat sommigen uit het boek des levens kunnen worden geschrapt, want er staat in Exodus 32:32: “Delg mij dan uit het boek dat Gij geschreven hebt.” En in Psalm 69:29 staat: “Laten zij uit het boek des levens worden uitgedelgd.” ==== | ||
+ | |||
+ | Het misverstand ontstaat doordat deze figuurlijke manier van spreken letterlijk wordt opgevat. Want wat Mozes hier zegt, is deels met overdrijving en in vervoering gesproken, omdat hij in zijn hart zo begaan was met het volk en hij hun zaligheid wilde bevorderen, en deels ook voorwaardelijk: | ||
+ | |||
+ | ==== 50. Maar volgt uit de leer van de voorbeschikking niet dat het onbelangrijk is hoe iemand leeft, aangezien de uitverkorenen toch niet meer uit hun staat vallen, wat ze ook doen, en de niet-uitverkorenen toch nooit zalig kunnen worden? ==== | ||
+ | |||
+ | Beslist niet, want: | ||
+ | |||
+ | - Als God roept, roept Hij zó dat Hij tegelijkertijd de uitverkorenen door de Geest van wedergeboorte tot bekering brengt en hun het ware geloof en de volharding geeft. Daarbij gaat Hij de verworpenen op zo’n wijze voorbij dat ze zelf ook niet anders willen. | ||
+ | - Het past helemaal niet bij de uitverkorenen om het besluit van hun verkiezing te misbruiken door een sterk verlangen naar de zonde. Ze kunnen alleen op hun uitverkiezing roemen, als ze een godvrezend leven leiden; anders is het tevergeefs. Want zoals God ons heeft uitverkoren tot het eeuwige leven, zo heeft Hij ons ook bereid om goede werken te doen (vgl. Efeziërs 2:10) – “opdat wij heilig en onberispelijk zouden zijn voor zijn aangezicht” (Efeziërs 1:4). Het komt nooit in de gedachten van de verworpenen op om godzalig te leven. En als het al eens gebeurt, ziet men later niets meer terug van een ijver om vroom en godvrezend te leven, behalve wanneer er toch sprake is van uitverkiezing. Dan blijkt dat ze niet tot het getal van de verworpenen, | ||
+ | |||
+ | ==== 51. Wat is het nut en de vrucht van deze leer van uitverkiezing? | ||
+ | |||
+ | - Deze leer dient allereerst: | ||
+ | - tot versterking van het geloof in God. Niemand kent God namelijk echt als men Hem niet kent als wijs, alwetend, almachtig en onveranderlijk in Zijn besluiten over de dingen die door Hem geschapen zijn. | ||
+ | - tot de zekerheid van en een vast vertrouwen op onze zaligheid. Die hangt immers niet van ons af of van de een of andere wisselende omstandigheid, | ||
+ | - tot vertroosting, | ||
+ | - Deze leer versterkt tegen de verzoeking van de satan en al zijn vurige pijlen, want ze houdt voor zeker waar dat geen enkel schepsel ons kan scheiden van de liefde Gods (Romeinen 8:38,39). Ze versterkt ook tegen alle verdrukking, | ||
+ | - Deze leer is ook tot onderwijs, en wel: | ||
+ | - om Gods bijzondere goedheid en genade tegenover ons te leren kennen. Hij is zo goed geweest om ons, onwaardige schepsels, uit het midden van een verloren geslacht te verkiezen en te bestemmen tot de heerlijkheid van de hemel (Romeinen 2:7). | ||
+ | - om verootmoediging in ons te wekken, zodat we een godzalig en nauwgezet leven gaan leiden. | ||
+ | - om dankbaar te leren zijn, zodat we alleen aan God de eer toeschrijven van onze zaligheid. Dan gaan we Zijn oneindige goedheid en genade met ons hart, onze mond en onze daden loven en prijzen, want Hij heeft ons – in onszelf verloren mensen – uit enkel genade in Zijn Zoon, Christus Jezus, willen zalig maken.((*Efeziërs 1:3,5,9)) | ||
+ | - om ons in te spannen onze roeping en verkiezing door goede werken te bevestigen (2 Petrus 1:10). Die rechtvaardigheid doet, is gerechtvaardigd. En wie gerechtvaardigd is, is ook geroepen, omdat er alleen rechtvaardigheid is door het geloof. En het geloof is uit het gehoor. Daardoor mogen we zeggen dat hij die geroepen is, ook naar Gods voornemen is uitverkoren. Bovendien heeft Hij ons in Christus ertoe bestemd om voor God heilig en onberispelijk te zijn (Efeze 1:4). Hierom wordt ook gezegd dat de voorwerpen die tot een eervolle bestemming geheiligd zijn en bruikbaar voor iedere goede taak – dat wil zeggen: de uitverkorenen – zichzelf reinigen.((*2 Timoteüs 2:21)) | ||
+ | |||
+ | ==== 52. Welke dingen zijn in strijd met deze leer? ==== | ||
+ | |||
+ | - De dwaling van de pelagianen en de semi-pelagianen, | ||
+ | - De leer van Thomas van Aquino, die wel zei dat er een vastgesteld aantal uitverkorenen is, maar niet een bepaald aantal verworpenen. | ||
+ | - De leer van sommige luthersen, die stellen: | ||
+ | - dat de val van Adam heeft plaatsgevonden zónder Gods verkiezend besluit; | ||
+ | - dat er geen besluit van God in het geding is als God eenvoudigweg vrome mensen wil zalig maken of verworpenen wil verstoten; | ||
+ | - dat Gods iemands verwerping helemaal niet wil;((Deze dwaling gaat in tegen: \\ *1 Samuël 2:25 *Romeinen 9:18 Daarom straft Hij ook degenen van wie Hij wil dat zij verloren zullen gaan.)) | ||
+ | - dat ook de verworpenen bekeerd en zalig gemaakt kunnen worden, en dat Christus ook voor hen gestorven is;((Deze dwaling gaat in tegen: \\ *Jeremia 6:30 *Jeremia 13:23 *Johannes 12:39,40 *Johannes 17:9,12,19 *Romeinen 9:22 *Lucas 22:20 *Matteüs 26:28 *Efeziërs 5:25 *Hebreeën 10:26 *1 Petrus 2:7,8)) | ||
+ | - dat het eenvoudigweg Gods voornemen en ook Zijn wil is dat alle mensen zalig worden, en dat de algemene beloften zonder enig voorbehoud gelden.((Dit gaat in tegen die teksten uit de Schrift die de vrucht van die beloften beperken tot alleen de uitverkorenen, | ||
+ | - De dwaling van de roomsen, die stellen dat het vooruitgeziene geloof, of de goede werken, of het vooraf weten van al de verdiensten de werkende oorzaak zijn geweest van de verkiezing. Ook stellen ze dat de uitverkorenen niet zeker kunnen zijn van hun verkiezing tot het leven óf niet, behalve wanneer het door een heel bijzonder voorrecht wordt geopenbaard. Ten slotte houden ze het erop dat de uitverkorenen aan hun verkiezing moeten twijfelen. | ||
+ | - De dwaling van hen die wel de verkiezing plaatsen onder Gods eeuwig besluit, maar niet de verwerping. Dit is een dwaling, omdat twee tegenovergestelde zaken toch wel in zekere zin gelijksoortig moeten zijn. | ||
+ | - De dwaling van hen die niet willen dat er over de voorbestemming in de gemeente gesproken wordt. Dit gaat in tegen de uitspraak van Theodoretus: | ||
+ | - De dwaling van hen die geen onderscheid maken tussen de verwerping en de verdoemenis. Zij denken dat God mensen alleen verworpen heeft omdat Hij dit heeft voorgenomen en hen daarom ook verdoemt. Maar de zonden zijn een oorzaak van hun verdoemenis. | ||
+ | - De dwaling van allerlei liberale denkers die fantaseren dat christenen zalig kunnen worden zonder tussenkomst van middeloorzaken. | ||
+ | - De dwaling van goddeloze mensen die van deze leer op een schandelijke manier misbruik maken om zich vrij uit te leven in de zonden. | ||